Nabij Leven
Tot nu toe draaide de reis van de veganist naar de Super Vegan vooral om overleven. Hoe eet je? Hoe beweeg je? Hoe pak je rust, hoe denk je, hoe blijf je overeind in een wereld waarin bijna iedereen anders leeft dan jij? Die focus was noodzakelijk: zonder overleven geen leven. Maar wat maakt de veganist super als de focus, net als bij de rest van de mensheid, op overleven blijft liggen? Dat brengt ons tot de vraag: wat betekent het eigenlijk om te leven? Om werkelijk te leven.
Wie daarnaar zoekt in de wetenschap, komt opvallend vaak op dezelfde antwoorden uit. Niet bij welvaart, maar bij welzijn. Niet bij meer bezit, maar bij meer verbinding. Het langstlopende onderzoek naar geluk… de Harvard Study of Adult Development…volgde mensen hun hele leven en kwam steeds terug bij één conclusie: goede relaties maken ons het gelukkigst, en houden ons zelfs gezonder. Vriendschap, nabijheid, zorg voor elkaar.
Psychologen en sociologen vullen dat beeld aan. Geluk wordt niet gevonden in consumptie, maar in betekenisvolle ervaringen. Mensen voelen zich het meest levend wanneer ze deel uitmaken van een groter geheel… een gemeenschap, een natuur die terugpraat, een werk of activiteit waarin ze opgaan. Daarbij tellen drie dingen steeds terug:
Verbondenheid – met anderen, mens en dier.
Autonomie – leven naar je eigen waarden in plaats van naar de eisen van systemen.
Betekenis – het gevoel dat wat je doet ertoe doet, dat je bijdraagt aan iets voorbij jezelf.
Echt gelukkig worden we dus niet van de marathon richting meer geld, meer gemak, meer status. Geluk schuilt in nabijheid, in zorg, in verantwoordelijkheid. In ritme en rust, in de vrijheid om te leven naar je eigen maat. Kortom: in precies datgene wat de Super Vegan probeert terug te winnen in een wereld die ons heeft wijsgemaakt dat het leven begint vanaf je 67e al genoeg is.
Leven in nabijheid. Zorg voor jezelf en voor anderen. Verantwoordelijkheid nemen. Het zijn thema’s waar ik eigenlijk bar weinig mensen over hoor. Zeker niet van de mensen die aan het roer staan. Politici praten vooral over problemen en lapmiddelen, reparaties van een systeem dat allang kraakt. Maar een echt verhaal, een visie op hoe het leven ook kan… die ontbreekt.
Kijk naar onze maatschappij, en je ziet een groep die de laatste jaren met vuur en woede naar Den Haag keek: de boeren. Man… wat waren ze boos. En wie als stedeling de moeite neemt om zich in hun schoenen te verplaatsen, begrijpt misschien waarom. Want die drie dingen die een mens gelukkig maken… verbondenheid, autonomie, betekenis…waren ooit vanzelfsprekend aanwezig op het boerenerf. Rij een rondje over het platteland en je ziet het: de ruimte, de vrijheid, de autonomie. En de betekenis die lag in het voeden van de gemeenschap. En verbinding… noaberschap.
Noaberschap…een woord dat zijn wortels heeft in de Twentse en Achterhoekse dorpen. Het betekende niet meer en niet minder dan dat je voor elkaar klaarstond: burenhulp, saamhorigheid, wederkerigheid. Op het boerenerf was het vanzelfsprekend: samen hooien, samen oogsten, samen zorgen wanneer er ziekte of tegenslag was. Noaberschap was de lijm van het platteland, een manier van leven waarin je wist dat je niet alleen stond. Logisch dus dat de BBB die voor de Randstedeling onbekende term een paar jaar geleden weer uit de krochten van het verleden heeft opgediept.
Alleen zit er een fundamenteel probleem in dat noaberschap: die onderlinge verbondenheid strekt zich enkel uit tot de menselijke soort, en wordt gebouwd op de ruggen van dieren. Op hun exploitatie, om precies te zijn.
En dat is toch iets waar ze telkens weer in slagen op het platteland… of beter gezegd: de CEO’s, agroreuzen en politici die beweren de boeren te vertegenwoordigen. Het romantiseren van wat we in de maatschappij zijn kwijtgeraakt. Het verkopen van het beeld dat de boer ons voedsel geeft, dat koeien blij zijn en hun melk graag afstaan, dat dit de natuurlijke orde is, de manier van leven zoals het bedoeld zou zijn. Maar achter dat verhaal schuilt de harde waarheid: de werkelijke betekenis van noaberschap op het platteland is leven in nabijheid van exploitatie, en in nabijheid van de dood. Niet van het leven.
En toch…met het idee van noaberschap zelf is eigenlijk niets mis. Integendeel. Het is een prachtig concept: omkijken naar elkaar, in nabijheid leven, verantwoordelijkheid nemen voor de mensen om je heen. Het probleem is niet het woord, maar de context waarin het misbruikt wordt.
De veganist wacht dan ook nog een andere taak. Dat concept van noaberschap toeeigenen en veranderen. Noem het culturele toe-eigening als je wilt, maar noaberschap verdient een bredere en eerlijkere invulling. Niet beperkt tot de mens, maar opengetrokken naar al het leven waarmee we onze omgeving delen. Nabij leven noem ik dat. Een levenshouding waarin we niet alleen zorg dragen voor de buurman, maar ook voor de duiven op het balkon, de meesjes in de tuin, de muis in de voorraadkast, de zwerfkat op straat, de vlinder, de bij. Voor alles en iedereen die in onze nabijheid leeft.
Als we echte verandering willen, moeten we dat geromantiseerde beeld van het boerenerf radicaal op zijn kop zetten en laten zien hoe het wél kan. Niet alleen in het belang van dieren, maar ook in dat van onszelf. Want ja, boeren zorgen voor voedsel…maar niet voor voedsel waar mens en dier werkelijk mee gediend zijn. De wereld van morgen moet een veganistische zijn. Een wereld waarin dieren op het erf rondlopen, niet om uitgebuit te worden, maar om te bestaan. Waar geen gif meer over de velden wordt gespoten, maar natuurlijke middelen de bodem voeden. Waar de oogst niet enkel voor de mens is, maar gedeeld wordt met de dieren waarmee we in nabijheid leven. De wereld waar we naartoe moeten, is het spiegelbeeld van de huidige. Laat dát ons doel zijn. Maar zoals altijd begint die andere wereld bij het individu: bij de mens die andere keuzes maakt, die zich losmaakt van wat de massa de norm noemt. Het begint bij de veganist die niet alleen stopt met exploiteren, maar die ook werkelijk begint met nabij leven.