De Ontwaakte Geest
“Je kunt pas werkelijk helder denken… als je eerst helder leert leven.”
Als je goed eet, helder slaapt, beweegt zoals je bedoeld bent om te bewegen… dan gebeurt er iets onverwachts. Je lichaam komt tot rust. Je energie keert terug. Je emoties kalmeren. En dan… ontdek je iets geks. Dat dingen opvallen die je eerder nooit zag. Dat er ineens ruimte ontstaat… om na te denken, te voelen, te lezen, te twijfelen. Je merkt het als je in de supermarkt loopt. Als je door de natuur wandelt. Als je een gesprek voert. Het is alsof er iets wordt uitgezet…de automatische piloot… en iets anders wordt aangezet: bewustzijn.
Wie radicaal goed voor zichzelf leert zorgen, raakt vanzelf iets kwijt: verdoving. Geen opgejaagd gevoel meer. Geen constante prikkelhonger. Geen instant gratificatie van dopamine en thuisbezorgd. En zonder die afleiding komt er iets terug wat we nooit echt kwijt waren… maar allang niet meer serieus namen: de geest. Het bewustzijn. De blik naar binnen én naar buiten. En met die blik komt het ontwaken.
Niet het spirituele soort waarin je denkt dat alles één is. Maar het aardse soort. Het activistische soort. Het filosofische soort. Het soort dat zegt: “Wacht even… is dit het?” Het soort dat begint met een simpele observatie…een bord vol vlees in de kantine… en eindigt bij een complete herziening van alles wat je ooit vanzelfsprekend vond. Het soort dat jou ooit veganist maakte… maar dat sindsdien nog verder is gegaan.
Want wie veganist is, is al begonnen met ontwaken. Jij doet niet meer mee aan het doden van dieren voor gemak, voor smaak, voor gewoontes. Je hebt ingezien dat er iets fundamenteel mis is met hoe wij met dieren omgaan. Je koos voor een ethischer, eerlijker, menselijker pad. Maar juist daarin schuilt het risico: denken dat het pad daar eindigt.
Veganisme is de poort. De rabbit hole begint daar pas. En als je eenmaal naar beneden tuimelt, dan ontdek je wat Alice al lang wist: niets is wat het lijkt. Van gezondheid tot geschiedenis. Van taal tot tijdsbesteding. Hoe dieper je kijkt, hoe meer lagen je afpelt. En hoe meer je beseft: ik ben niet de uitzondering in een verkeerd systeem… ik bén het systeem. En dus ook het verzet daartegen.
De Ontwaakte Geest is het tweede domein van de Super Vegan. Niet omdat jij zo verlicht moet zijn, maar omdat je eindelijk helder genoeg bent om te gaan verdiepen. Je weet inmiddels wat je lichaam nodig heeft. Je weet wat goed voelt, wat goed doet, wat klopt. En vanuit die basis, die herwonnen autonomie, ontstaat ruimte voor meer.
Voor scherpe aandacht. Voor vragen zonder makkelijke antwoorden. Voor het soort lezen dat de wereld op zijn kop zet. Voor het soort gesprekken die je adem benemen. Voor een ander mensbeeld. Voor intersoortelijke nieuwsgierigheid. Voor het kijken naar dieren zonder projectie, maar ook zonder afstand. Voor een andere relatie met taal, met systemen, met waarheid.
De Ontwaakte Geest is het domein waarin alles samenkomt: bewustzijn, intellect, aandacht, gevoel. Het is de veganist die niet langer alleen afwijst, maar werkelijk begrijpt. Die geen slogans nodig heeft, omdat hij verhalen kent. Die niet vlucht voor complexiteit, maar die omarmt. Omdat daar de waarheid woont…en de mogelijkheid tot echte verandering.
Als de geest ontwaakt, verschuift je kompas. Je kunt niet meer leven zoals je deed. Niet meer denken zoals je dacht. Niet meer praten zoals je praatte. Je wilt weten. Snappen. Doorgronden. Niet als “hobby”, maar als verantwoordelijkheid. Want alleen wie werkelijk begrijpt, kan werkelijk verzetten. Alleen wie werkelijk kijkt, kan werkelijk zien. En wie werkelijk ziet… kan niet anders dan blijven veranderen.
De Vierde Blik van de Super Vegan
Waar de veganist let op wat hij eet, let de Super Vegan op wat hem wordt gevoerd.
De veganist weet dat de bio-industrie niet deugt. Hij heeft durven kijken en wat hij zag, kon hij niet meer ont-zien: stalbeelden, gasbedwelming, kalfjes die bij hun moeder worden weggehaald. Hij zag het lijden, het bloed, het systeem… en besloot er niet meer aan mee te doen. Maar de bio-industrie is geen fout in het systeem. Het is het systeem.
De uitbuiting van lichamen, arbeid en aarde is geen uitzondering, maar regel. Het dier, de mens, de grond…alles wordt gebruikt. Alles moet renderen. Wie niet nuttig is, wordt vervangen. Wie niet meedoet, ligt eruit. Slachthuizen gevuld met arbeidsmigranten. Lonen op minimum. Monden op maximum. Een wereld gebouwd op controle, comfort, snelheid en winst.
Ook de veganist leeft in die wereld. Ook hij betaalt belasting. Scrollt. Rent. Slikt. Werkt. Consumeert. Al eet hij geen vlees meer, hij ís nog steeds deel van het vleesetend systeem. Daarom is het niet genoeg om alleen te stoppen met het consumeren van dieren. Ook voor al het ander in deze maatschappij moet je leren kijken naar wat je normaal vindt. Naar het ritme van je werkdag. Naar de apps op je startscherm. Naar hoe je praat over tijd, geld, eten…het leven.Je moet kijken naar wat je aandacht opeet…en wie je zou kunnen zijn als je dat terugwint.
De veganist doorziet het vlees. De Super Vegan doorziet de wereld. Hij weet: aandacht is je eerste daad van verzet. Wat je ziet, bepaalt wat je voelt. Wat je voelt, bepaalt wat je doet.
Dus begint hij zijn dag niet met deadlines, maar met stilte. Niet omdat hij blind is voor de drukte, maar omdat hij haar heeft leren doorzien. Ook de file, het vergaderschema, het loonstrookje zijn geen neutrale feiten. Het zijn vormen van aandachtspolitiek. Ze kapen je tijd, je energie, je denken. Ze zetten de toon van je dag…en de grens van je verbeelding.
De Super Vegan plant geen leven om systemen heen, maar leert systemen lezen. Hij leeft met de seizoenen. Maakt van routines rituelen. Maakt ruimte. Voor adem. Voor aandacht. Voor echt kijken…naar dieren, naar structuren, naar zichzelf. Hij neemt taal terug. Geen ‘vee’. Geen ‘diervriendelijk’. Geen ‘product’. Hij herkent de framing in beleid, het sarcasme in spot, de propaganda in reclame. En hij weigert nog mee te praten.
Wie aandachtig leeft, leeft trager. Maar ook dieper. Aandacht is geen luxe. Geen meditatie-app. Het is een moreel fundament. Een mentale grondstof. Zonder aandacht geen waarneming. Zonder waarneming geen keuze. Zonder keuze geen verzet. En dus begint het bij wat je ziet. Maar het blijft daar niet. Want zodra je beter leert zien, komt de vraag: wat zie je eigenlijk?
De Onzichtbare Kooi
Als het goed is heb je inmiddels je notificaties uitgezet. Heb je een timer op je telefoon, sta je vroeger op, eet je anders, beweeg je vaker. Je begint je dagen niet langer met scrollen maar met ademhalen. En ergens voelt dat als ontwaken. Alsof je vrijer bent geworden. Je merkt hoe prikkels je overspoelden, hoe je eerder vooral reageerde in plaats van leefde. Dit is het domein van de radicale zelfzorg…de eerste afpelling van het systeem. Maar daarmee ben je er nog niet. Want hoe stil je het aan de oppervlakte ook maakt… de diepte blijft rumoerig.
Je kunt je telefoon wegleggen. Maar niet de blauwe envelop. Niet de VvE-vergadering, de kwartaalrapportage, de belastingbrief, de zorgverzekering. Niet de plicht om je dagen te verkopen in ruil voor bestaanszekerheid. Je aandacht is niet alleen gekaapt door technologie, maar ook door structuren waarin je móét functioneren. En zelfs als je ze doorziet, ben je nog steeds afhankelijk van hun regels. Want de grootste truc van het systeem is niet dat het jou iets opdringt…het is dat je denkt dat jij het niet bént. Je denkt dat je vrij bent omdat je mag stemmen, mag kopen, mag posten. Maar je mag vooral meedoen. En wie niet meedoet, valt erbuiten. Geen geld. Geen zorg. Geen huis.
Je bent een loonslaaf in een droomwereld. Je denkt dat je kiest, maar je volgt scripts die je niet zelf hebt geschreven. Je dagen zijn uitgelijnd langs Excel-tabellen, je waardigheid meet je af aan prestaties, en rust is pas legitiem als je hem hebt ‘verdiend’. Zelfs je verzet… een plantaardige burger, een bewuste keuze…wordt opgenomen in het systeem. Verkocht als lifestyle. Geoptimaliseerd voor Instagram.
Laatst keek ik de Black Mirror-aflevering Fifteen Million Merits opnieuw. Ergens in de nabije toekomst trappen mensen eindeloos op hometrainers om virtuele munten te verdienen. Ze leven in een gesimuleerde wereld vol avatars, algoritmes en verplichte reclamepauzes. Maar er is een uitweg: een talentenshow. Wie daar indruk maakt, mag eruit. Dát is de droom.
De hoofdpersoon probeert zich aan het systeem te onttrekken. Niet door te vluchten, maar door het frontaal aan te vallen. Hij spaart zijn munten, koopt een plekje op het podium, en houdt een vlammende tirade. Schreeuwt de waarheid. Zet een mes op zijn eigen keel. Letterlijk. Alles om iedereen wakker te schudden. Wat doet het systeem? Het klapt en het koopt hem.
Zijn woede, zijn opstand, zijn eerlijkheid worden verpakt in een show. Een eigen hok. Vaste uitzendtijd. De glasscherf wordt een decorstuk. De rebellie wordt onderdeel van het verdienmodel. De boodschap? Mooi. Maar wel even in de juiste vorm gieten.
En dat is precies hoe het werkt. Ook… en misschien wel juist… voor ons, veganisten. Kijk die aflevering en je ziet: schreeuwen tegen het systeem is niet genoeg. Natuurlijk, het kan iets in beweging zetten. Soms wek je iemand. Soms plant je een zaadje. Maar het systeem vangt je opstand op, slokt hem op, maakt er een campagne van. Het zet je boosheid in een format, met een logo erop en een uitzendschema ernaast.
Dus nee, het antwoord is niet: bozer worden. Of harder roepen. Het antwoord is: slimmer worden. Slimmer dan het systeem. En dat begint niet daarbuiten, maar bij jezelf. Zet de bril af. Stap van de fiets. Kijk waar je zit. Vraag jezelf af: hoe werkt dit systeem precies? Hoe gebruikt het míj? En: hoe kan ik het systeem gebruiken…om het van binnenuit te veranderen?
De veganist weet dat de bio-industrie niet deugt. Hij weet wat er gebeurt in die stallen. Maar ziet hij ook dat die stallen slechts een symptoom zijn? Een uitwas van iets groters? Een systeem dat dieren reduceert tot producten… en mensen tot slaven? Dat zelfs jouw verzet inpakt, verkoopt, inzet voor zijn eigen voortbestaan?
Veganisme heeft mij wakker geschud uit een staat van apathie. Maar om echt wakker te worden… om het hele systeem te doorzien… had ik iets anders nodig. Stilte. Ruimte. Tijd. Aandacht. En die moest ik mezelf geven. Want dat doet het systeem niet voor je.
De teruggekaapte geest
Je onttrekken aan het systeem vraagt veel bewustzijn… en bewustzijn vraagt aandacht. Tijdens de coronaperiode werkte ik voornamelijk thuis. Niet alleen omdat dat toen even de norm was, maar ook omdat ik in die jaren vooral als interimmanager werkte. Korte klussen, meestal een half jaar, zelden langer dan negen maanden. En juist dát, die tijdelijke aard van mijn werk, bleek goud waard. Als interimmer maak je deel uit van het systeem, maar je bent het niet… echt. Je zit er tijdelijk in, kijkt mee, draait mee, maar niemand verwacht dat je je volledig identificeert met je rol. Niemand kijkt raar op als je de vrijdagmiddagborrel overslaat. Je hoeft niet mee te roddelen, niet te pleasen, geen strategische ‘moves’ te maken om hogerop te komen (alsof dat ooit ergens toe leidde). Je bent er even… en dan ben je weer weg.
In die vier jaar heb ik misschien wel méér geleerd dan in de tien jaar ervoor. Niet over systemen alleen, maar over de mensen die erin vastzitten. Hoe weinig er eigenlijk nodig is om je werk goed te doen. Hoeveel van wat we ‘werkdruk’ noemen, voortkomt uit sociale ruis, management-bingo, irrelevante KPI’s, slechte processen en… vooral…een doorgedraaid beeld van wat het betekent om een ‘goede werknemer’ te zijn. Ik had afstand. En die afstand gaf ruimte. Letterlijk en figuurlijk. Omdat ik mezelf niet hoefde te bewijzen, kon ik efficiënter zijn. Omdat ik niet opgeslokt werd door koffieautomaatpolitiek, kon ik beter luisteren. En omdat mijn identiteit niet afhing van het werk dat ik deed, bleef ik mezelf zien.
Ik zag hoe collega’s zich kapot liepen, niet omdat het werk zwaar was, maar omdat ze dachten dat zij het werk waren. Vraag iemand zichzelf voor te stellen en je krijgt: naam, leeftijd, beroep. En dan komen de ‘hobby’s’. Wandelen, lezen, tuinieren…alsof dat iets is wat je na het leven doet. Maar wat als het leven juist daar begint? Wat als werk niet bovenaan de piramide hoort, maar ergens onderaan? Wat als de tijd die je besteedt aan wandelen met je hond, groenten uit je tuin trekken, of ademhalen in stilte niet de hobby is, maar het leven?
Langzaam kantelde mijn perspectief. Ik leerde beter kijken…naar mensen, naar dieren, naar systemen, naar mezelf. En wat ik zag, was een wereld vol omgekeerde prioriteiten. Een samenleving waarin alles wat betekenis geeft als ‘vrijetijdsbesteding’ wordt gezien, en alles wat energie vreet als ‘belangrijk’. Waarin het systeem zich niet aanpast aan het leven, maar het leven zich onderwerpt aan het systeem.
En nog steeds, iedere dag, zie ik nieuwe dingen. Kleine verschuivingen in mijn blik die grote gevolgen hebben voor hoe ik de wereld ervaar. Eind vorig jaar, terwijl ik werkte aan een stuk over varkens, viel er weer een kwartje: taal. Hoe wij spreken over dieren bepaalt hoe wij ze behandelen. Alsof er een filter van woorden over het geweld ligt. We noemen een stalen kooi een kraambox. Een stroomstoot een veekrikker. Een gevangen kip een vrije uitloper. We praten niet over wie we eten, maar over vleesvarkens, melkkoeien, filet americain. Dat zijn geen beschrijvingen, dat zijn maskers. Zo verdoezelen we het misbruik. Zodat we het kunnen blijven doen zonder het echt onder ogen te zien. Dat inzicht leidde tot het essay Taal aan het Spit, waarin ik onderzocht hoe taal wordt ingezet om ernstig misbruik te verzachten, te verhullen, te normaliseren. Sindsdien zie ik die mechanismen overal. In hoe mensen over hun werk praten. Over anderen. Over zichzelf. Zelfs onze woorden zijn niet van ons. Zelfs onze taal is gekaapt.
De oproep is niet om je volledig te onttrekken. Dat is praktisch onmogelijk (tenzij je je aansluit bij een soevereine staat in een bos bij Lelystad, maar zelfs daar sturen ze je uiteindelijk gewoon een blauwe envelop). De oproep is: pak je aandacht terug. Zie de bullshit voor wat het is…bullshit. Begin bij jezelf. Richt niet je leven in rond de verwachtingen van het systeem, maar richt een basis in waar het systeem zich maar aan jou moet aanpassen.
Laat ze zich maar afvragen waarom jij ineens rustiger lijkt, helderder denkt, en geen zes koppen koffie meer nodig hebt om te functioneren. Laat ze zich maar ongemakkelijk voelen bij je weigering om op te gaan in het collectieve geklaag, in de standaard, in de tredmolen. Want wie zijn leven inricht rond zichzelf…met aandacht, met zorg, met aanwezigheid… is niet alleen productiever. Hij is vrijer. En gevaarlijker.
De Vijfde Bron van de Super Vegan
Waar de veganist zoekt naar informatie, zoekt de Super Vegan naar inzicht.
Nu je je aandacht hebt teruggepakt, ontstaat er ruimte. Tijd. Stilte. Niet langer gevuld met meldingen, vergaderverzoeken en impulsieve aankopen, maar beschikbaar voor wat er werkelijk toe doet. Je bent wakker. Maar om wakker te blíjven is kennis nodig. Geen triviale feitjes of populaire opinies, maar diepgaande, structurele kennis. Over systemen. Over geschiedenis. Over jezelf.
De Super Vegan weet: bewustzijn is geen moment, maar een constante strijd. En dus blijft hij leren. Over de systemen die ons regeren. Over kapitalisme, communisme, socialisme, fascisme. Over hoe religie, wetenschap en taal het dier onder de mens hebben geplaatst. Over hoe onderdrukking werkt, subtiel en alomtegenwoordig. Over hoe onze structuren zijn ontworpen om dieren onzichtbaar te maken…en jou afgeleid te houden. Over de tijdgeest. De stroom waarin je zwemt zonder het te merken. En over popcultuur… de plek waar normen worden gevormd, en waar de Super Vegan leert navigeren zonder zich te laten meesleuren.
De veganist heeft gezien wat er gebeurt in de bio-industrie…en besloot ermee te stoppen. Maar de Super Vegan stopt daar niet. Hij vraagt zich af waarom het gebeurt. Wat maakt dat zijn vriendelijke buurman 's avonds met liefde een straatkat aait, en overdag kiloknallers inslaat zonder erbij stil te staan? Hij wil begrijpen waarom goede mensen slechte dingen blijven doen. Welke verhalen, belangen en systemen dat gedrag in stand houden. Hij onderzoekt niet alleen het geweld, maar ook het verhaal dat het rechtvaardigt. En vooral: hij zoekt naar hoe het anders kan.
Daarom verdiept hij zich. Hij leert hoe machtsstructuren werken. Hoe de mens het dier is gaan zien als object. Hoe ons wereldbeeld is gevormd… en voortdurend wordt gevormd. Hij luistert naar stemmen die hem uitdagen…die het systeem uitdagen: denkende schrijvers als Noam Chomsky en Naomi Klein, filosofen als Peter Singer en mensen met nieuwe ideeën zoals Sue Donaldson en Will Kymlicka. Maar ook naar stemmen van buiten de academie: de activist in de wei, de schrijver zonder titel, het dier zelf. Juist in die spanning… tussen links en rechts, theorie en praktijk, mens en dier… zoekt hij zijn weg. Niet om het met iedereen eens te zijn, maar om te begrijpen waar de verhalen vandaan komen die de wereld in stand houden.
Hij maakt kennis tot een vorm van zorg. Tot dagelijkse oefening. Niet voor prestige, maar voor verdieping. Niet om gelijk te krijgen, maar om zichzelf te verliezen…en terug te keren met nieuwe vragen. Hij leert ook over “het dier”: zijn gedrag, zijn stem, zijn taal. Hij zoekt contact, maar weet: verbinding is niet hetzelfde als projectie. Hij kijkt, luistert, ervaart.
Zo wordt leren een levenshouding. En niet een tijdelijke periode waarin een papiertje moet worden gehaald. Nooit klaar, altijd op weg. Altijd in relatie. Met de wereld, met het dier, met zichzelf.
Maar wat ís kennis in deze samenleving eigenlijk? Wie noemen we slim? Wat verstaan we onder intelligentie? En waarom lijkt alles wat we leren ontworpen om ons níét te leren leven?
Hoe we leren vergeten wat leven is
Laatst sprak ik iemand die bedrijfskunde had gestudeerd. Diploma op zak, goede baan, alles keurig volgens het boekje. Maar toen ik vroeg wat hij nog wist van zijn studie, moest hij lachen. “Bijna niks eigenlijk,” zei hij. “Het heeft weinig te maken met wat ik nu doe.” Zijn opleiding had hem vooral toegang verschaft…tot een functie, een salaris, een positie in het systeem. Niet tot inzicht. Niet tot begrip. Niet eens tot nuttig kennis om te gebruiken voor die verkregen functie.
Het schoolsysteem is dan ook niet gebouwd op inzicht, maar op inschikking. Niet op het aanleren van kritisch denken, maar op het aanleren van gewenst gedrag. De school is geen vrijplaats voor ontwikkeling, maar een voorsorteermachine voor de arbeidsmarkt. Je leert er hoe je op tijd komt, hoe je stilzit, hoe je doet wat er van je gevraagd wordt. En als je dat goed genoeg doet, mag je door…naar werk dat je vaak niet zélf kiest, maar dat past bij het profiel dat anderen voor je hebben opgesteld.
Zoals John Taylor Gatto al schreef: scholen zijn ontworpen om gehoorzame burgers te kweken… geen vrije geesten. Leerlingen worden getraind in volgzaamheid, niet in autonomie. Discipline, herhaling, loyaliteit aan het systeem: dat is de kern. Niet om mensen slimmer te maken, maar bruikbaarder.
En als je het spel meespeelt, als je het ver schopt, wat dan? Dan eindig je misschien bij een consultancyfirma die bedrijven adviseert hoe ze winst kunnen maximaliseren door mensen sneller, goedkoper of flexibeler te maken. Je draagt een net pak, verdient goed geld… maar wat doe je werkelijk? Hoe hoger je komt in de systeemhiërarchie, hoe minder tastbaar je bijdrage. Terwijl boeren, metselaars, loodgieters en vuilnismannen het fundament vormen van een leefbare samenleving…mensen die ons voeden, huisvesten en onze teringzooi opruimen….worden de bestbetaalde functies vaak vervuld door mensen die zich bezighouden met… het systeem zelf draaiend houden.
Het diploma biedt toegang tot een plek in dat systeem. Niet tot inzicht. En de kennis die je er opdoet? Die is vaak snel verouderd, abstract, of losgezongen van de werkelijkheid. Wat leer je daar nou over wat er echt toe doet? Wat leer je bijvoorbeeld over die ene en meest belangrijke levensbehoefte: voedsel.Als je je daarin gaat verdiepen komen je al snel terecht bij instituten als de Wageningen Universiteit…wereldwijd geroemd als centrum voor voedselwetenschap en agrarische innovatie.
Voedsel wordt daar niet behandeld als onderdeel van een levend ecosysteem, maar als een product dat geoptimaliseerd moet worden. De nadruk ligt op opbrengst, efficiëntie, schaalvergroting. Je leert hoe je met minder land meer produceert, hoe je genetische eigenschappen van dieren en planten kunt sturen, hoe je meststoffen en antibiotica inzet om de output te verhogen. Met als uitgangspunt dat het efficienter, goedkoper, sneller en in grotere ghoeveelheden kan worden afgenomen. Wat je zelden leert: hoe voedsel verbonden is met ethiek. Of met landschap…of met de vraag wat voeding eigenlijk is… niet alleen voor mensen, maar voor het leven in brede zin.
Historisch gezien is dat ook geen toeval. De Wageningse traditie is geboren uit staatsbelang, bedoeld om de Nederlandse landbouw te moderniseren en rendabel te maken. Het was nooit de bedoeling om jonge mensen te leren hoe je goed samenleeft met bodem, dier en natuur. De focus ligt op het ‘voeden van de wereld’, maar de wereld zelf…de levende wereld… verdwijnt in spreadsheets, modellen en verdienmodellen.
Zo ontstaan er generaties agrarisch geschoolde experts die alles weten van eiwitproductie per hectare, maar weinig begrip hebben van het dier als sociaal wezen. Die kunnen rekenen in kilo’s stikstof, maar niet weten wat mest betekent voor een bos of beek. Die kunnen uitleggen hoeveel CO₂ een koe uitstoot, maar niet wat een koe is buiten het systeem van exploitatie.
Zelfs in het mbo-onderwijs…waar jongeren opgeleid worden tot boeren, voedingsspecialisten of voedsellogistici… is het curriculum vooral gericht op economische bruikbaarheid. Je leert voedselsystemen begrijpen vanuit het perspectief van distributie, marketing en productieketens, maar niet vanuit verbondenheid. Je leert hoe de supermarkt werkt, niet hoe de bodem leeft.
Wat leer je daar nou over wat er echt toe doet? Over het verschil tussen een kip en een leghen. Tussen voedsel en vulling. Tussen leven en opbrengst. Misschien is dat wel de kern van de kritiek: ons onderwijssysteem leidt mensen op tot radertjes in een machine…vooral als die machine gericht is op voedsel. Terwijl we juist mensen nodig hebben die de machine durven bevragen.
Het onderwijs dat uitblijft
Ik had 34 jaar nodig om de waarheid te zien over de bio-industrie…dankzij Animal Liberation van Peter Singer. 35 om te begrijpen wat mijn lichaam werkelijk nodig heeft…door How Not To Die van Michael Greger. 36 om te beseffen dat het merendeel van de banen die wij als ‘essentieel’ beschouwen, in feite volstrekt zinloos is…zoals David Graeber genadeloos blootlegt in Bullshit Jobs. En pas op mijn 39ste viel het kwartje: het ligt niet aan mij. Ik ben niet gek. De norm is gewoon niet normaal.
Waarom heb ik dat niet eerder geleerd? Waarom is er niemand die je vertelt dat het systeem waarin je opgroeit niet is ontworpen om je vrij te maken, maar om je in te passen? Waarom lezen we op school geen boeken als Animal Liberation of How Not to Die? Waarom kennen we in het onderwijs de naam Naomi Klein niet, terwijl zij in haar werk messcherp blootlegt hoe crises worden gebruikt om ongelijkheid te bestendigen? Waarom leren we niets over wat er écht toe doet… over dieren, ecosystemen, gezondheid, verantwoordelijkheid?
In plaats daarvan krijgen we rijtjes, begrippen, cijfers. Algemene kennis die nergens naartoe leidt. En dus blijven mensen doorgaan met keuzes maken die hen langzaam ziek maken. Niet uit onwil, maar uit onwetendheid. Omdat niemand het ze leert. Omdat het systeem precies dát aanleert: hoe je meedraait…niet hoe je leeft.
Maar er zijn boeken die dat wél doen. Zoals How Not to Die, dat je niet alleen leert eten, maar ook leert kijken. Naar je lichaam, je gewoontes, je toekomst. Of The Shock Doctrine van Naomi Klein…verplichte kost op iedere school, als je het mij vraagt. Omdat ze je dwingen opnieuw te kijken naar wat normaal is verklaard.
Naast systeemkritiek, voeding, meditatie en het doorprikken van economische illusies, is er nog iets wat gelezen móet worden: boeken die niet over de menselijke soort gaan…maar over dieren. Niet vanuit een afstandelijke, biologische analyse… al kan die waardevol zijn… maar vanuit verwondering. Vanuit het besef dat we leven tussen wezens die radicaal anders zijn dan wij, maar daarin juist iets onthullen over het leven zelf.
Voor mij kwam zo’n verruiming van geest toen ik Other Minds: The Octopus and the Evolution of Intelligent Life las, van Peter Godfrey-Smith. Een boek dat niet alleen liet zien dat intelligentie niet exclusief menselijk is, maar dat die op andere plekken in de evolutie haar eigen vormen heeft aangenomen. De octopus, met zijn brein verspreid over zijn lichaam, zijn taal van kleur en textuur, zijn nieuwsgierigheid, zijn speelsheid… een wezen dat onderzoekt, communiceert, zich verwondert en relaties met andere soort (lees de menselijke soort) aan kan gaan. En dat we desondanks uit de zee sleuren om gefrituurd op een bord te leggen. Alsof dat normaal is. Alsof dat niets zegt over ons.
Stel je voor dat zulke boeken onderwezen werden op scholen. Dat leerlingen niet alleen leerden hoe het dier in elkaar zit, maar zich afvroegen wie dat dier is. Misschien zou het ons dan niet eens meer invallen om kwekerijen aan te leggen. Misschien zouden we dan geen lessen in empathie meer nodig hebben… omdat verwondering vanzelf tot zorg leidt.
Wat weten wij mensen nu eigenlijk? We leren hoe we formulieren moeten invullen, hoe we rekeningen moeten betalen, hoe we op tijd moeten komen, stil moeten zitten, onze beurt moeten afwachten, opdrachten moeten uitvoeren, en hoe we ons moeten gedragen binnen de lijntjes van wat ‘normaal’ is. We leren hoe we passen in een systeem… maar niet hoe we in het leven staan.
We leren niets over zorg voor een ander en voor jezelf. We leren niets over de relatie tussen mens en dier, mens en natuur, mens en lichaam. Niets over hoe je honger kunt onderscheiden van gewoonte, of stilte van eenzaamheid.
We leren niet hoe we betekenis geven, hoe we vertragen, hoe we luisteren en hoe we kijken. We leren niets over het verschil tussen overleven en leven. En dus doen we wat ons is aangeleerd: we vullen in, betalen, volgen de route…zonder ooit te vragen of dit eigenlijk wel leven is.
De Zesde Verbintenis van de Super Vegan
Waar de veganist dieren met rust laat, zoekt de Super Vegan naar verbinding.
Tot nu toe is de reis van de vegan richting de Super Vegan vooral een innerlijke tocht geweest. Het lichaam herstellen, het hoofd kalmeren. Het voedingspatroon aanpassen, leren hoe je beweegt zonder roofbouw te plegen, hoe je rust neemt zonder schuldgevoel. Zelf tandpasta maken, haargel brouwen, je eigen zeep maken. En intussen die zeepbel doorprikken die de maatschappij optrekt om je bij de les te houden…zodat je de vrijgekomen tijd eindelijk kunt besteden aan wat ertoe doet: lezen, leren, denken.
En dat is noodzakelijk. De veganist moet eerst de berg op. Hij moet zich terugtrekken, zijn blik naar binnen keren, schoon schip maken met de restanten van een leven dat nooit echt van hem was. Maar het is niet de bedoeling om daar te blijven. Hoe veilig en verheven die bergtop ook voelt… wie werkelijk wil leven, moet ook weer afdalen. De wereld in. Tussen de mensen. Tussen de dieren.
Daar wringt het. Want wat doet de veganist na zijn ontwaken? Hij trekt zich terug. Hij weigert. Hij keert zich af. Hij laat het dier met rust… maar vaak ook links liggen. Hij stopt met consumeren, maar vergeet om te verbinden. Zijn strijd is er een van afstand: afstand van lijden, afstand van geweld, afstand van verantwoordelijkheid.
De Super Vegan doet iets anders. Die keert zich niet alleen af van het kwaad, maar wendt zich óók toe tot het dier. Tot het individu. Tot de ander. Niet als representant van een systeem, maar als wezen met een eigen binnenwereld. De Super Vegan zoekt geen afstand, maar nabijheid. Geen morele zuiverheid, maar relatie. Geen abstract gelijk, maar betrokkenheid.
Want je kunt alles gelezen hebben over vogels… maar pas als je de merel herkent die dagelijks op je tuintafel landt… pas dan begint de echte relatie. De echte verbinding ontstaat niet uit theorie, maar uit nabijheid. Niet uit argumentatie, maar uit aanwezigheid. Niet uit weten, maar uit zien.
Daar begint deze volgende verbintenis: bij de stap voorbij jezelf. Bij de blik die blijft hangen. Bij de hand die niet wegtrekt. Bij het stil zijn in aanwezigheid van een ander wezen… en voelen dat er iets verschuift. Iets wezenlijks. Iets dat je niet had kunnen leren uit boeken.
Vanaf hier gaat het niet langer over jou. Het gaat over ons. Over de relatie. Over het durven toelaten van de ander in jouw bestaan, en jezelf in dat van hen. Over co-existentie. Niet als idee, maar als dagelijkse praktijk.
En misschien, heel misschien, begint daar de echte transformatie. Niet op de berg, niet in het boek, maar in de ogen van het dier dat je ziet…en dat terugkijkt. In de verbinding met de ander.
Verbinding onder Voorwaarden
Verbinding maken met een ander is niet: op iemand afrennen, je hand uitsteken en luid je naam, leeftijd en beroep schreeuwen. En toch is dat precies wat we zijn gaan zien als ‘sociale vaardigheid’. Jezelf introduceren, jezelf verkopen, jezelf bewijzen. Terwijl werkelijke verbinding heel anders begint. Niet met spreken, maar met kijken. Niet met invullen, maar met afstemmen.
Een voorbeeld dat de meeste mensen aanspreekt, is dat van de hond. Wie ooit echt met een hond heeft samengeleefd, weet: ook honden hebben grenzen. Althans… als je oplet. We behandelen honden vaak als knuffels. Sommigen gaan daar goed op… maar er zijn ook genoeg honden die helemáál niet geknuffeld willen worden. Katten idem dito. Ja, ze zijn klein en optilbaar… maar dat betekent niet dat ze opgepakt wíllen worden. Stel je voor: je loopt op straat, komt een vriendin van vroeger tegen, en haar nieuwe partner tilt je zonder waarschuwing op in een enthousiaste omhelzing. Je had waarschijnlijk overal rekening mee gehouden, behalve met dát scenario. En toch doen we dit voortdurend met dieren.
Verbinding begint niet bij aanraking, maar bij respect. Bij waarnemen. Bij het afstemmen op de beweging van de ander, het ruimte laten voor terugtrekking, het respecteren van een blik die ontwijkt. Het is luisteren met je lichaam. De ander in ogenschouw nemen, niet als object van jouw liefde of zorg, maar als subject met eigen behoeften en grenzen.
De meeste relaties die wij met dieren aangaan, ontstaan binnen door ons opgetrokken grenzen: achter tralies en glas (dierentuinen, aquaria), binnen hekken en stallen (kinderboerderijen), of in onze eigen woonkamers (huisdieren). Stuk voor stuk settings waarin wij de voorwaarden bepalen. Wij kiezen wanneer het dier gezien wordt, aangeraakt mag worden, wat het eet, wanneer het slaapt, hoeveel ruimte het heeft, en of het überhaupt aanwezig mag zijn. Verbinding wordt hier pas mogelijk nadat vrijheid is afgenomen.
Dat wil niet zeggen dat er geen echte connectie mogelijk is. Natuurlijk kun je van een hond houden, een ratje verzorgen alsof het je kind is, of geraakt worden door de blik van een olifant achter het glas. Maar de fundamentele ongelijkheid blijft: het dier is niet bij jou uit vrije wil. Net zomin als jij vrij bent wanneer je elke dag tussen dezelfde systeemplafonds, agenda-items of klaslokalen moet functioneren. Verbinding met soortgenoten verschilt niet heel gek veel hoe we verbinding met dieren noemen. Wat wij ‘verbinding’ noemen, is vaak niet meer dan nabijheid onder toezicht. De meeste relaties die we aangaan, zijn geen vrije ontmoetingen, maar geregisseerde samenkomsten binnen vastgestelde kaders. We leren elkaar kennen tussen muren: op scholen, kantoren, sportvelden, in wachtkamers en op online platforms. We delen gangen, doelen, deadlines. Vriendschappen ontstaan zelden uit bewuste keuze, maar eerder uit toeval en gedeelde routines… omdat je naast elkaar zat, aan hetzelfde project werkte, dezelfde pauzes had. Verbinding ontstaat zo niet uit vrijheid, maar uit afbakening. Uit een vooraf vastgestelde gemeenschappelijkheid die bepaalt wie je ziet, en wie je leert kennen.
En dus vergeten we hoe het is om werkelijk contact te maken met het onverwachte. We stappen achteloos over de egel op het fietspad. We kijken weg van de bedelaar in het winkelcentrum. We zien de duif op het stationsplein als overlast. Want deze wezens… net als sommige mensen…bevinden zich buiten de structuren waarin wij normaal gesproken verbinding toestaan. Ze horen niet bij ons klaslokaal, ons projectteam, onze vriendenkring. En dus maken we geen contact. Niet omdat het niet kan… maar omdat het niet is ingericht.
Het is dan ook een noodzakelijke opdracht om opnieuw te leren verbinden, buiten de veilige kaders om. Om de ander te zien, juist wanneer hij níét op je pad is gezet. Juist wanneer hij geen nut, geen plek, geen functie heeft binnen jouw bestaan. Maar er wél is.
De Afdaling van de Berg
De afdaling van de berg naar het dal… met al zijn muren, lijnen en kaders die daar liggen te wachten…is er een waar we best even de tijd voor mogen nemen. Want voordat wij veganisten ons weer gaan voegen tussen de rest, tussen alle regels en gewoontes, kunnen we nog even genieten van…en leren van…zij die zonder regels leven.
Vorig jaar kochten Romy en ik een huis, gelegen tussen de akkers. Het perceel bevat stukken grond vol bomen, struiken, en een oude binnenplaats waar een vogelkastje stond… ooit ingericht om vogels te voeren. Toen we er kwamen wonen, was het er stil. De vorige bewoners waren al geruime tijd vertrokken en hadden de vogels niet langer bijgevoerd. Er was nog wel een nestkast waar een stel pimpelmezen een nest had gebouwd. Tijdens het klussen zag ik af en toe een ouder naar binnen vliegen, maar kort na het uitvliegen van de jongen verdwenen ze weer. Niet gewend aan mensen in de buurt. Niet vertrouwd genoeg om te blijven.
Toen het klussen achter de rug was, richtten we ons op de tuin. We hingen nieuwe nestkastjes op, herstelden het oude voederhuis, en al snel vonden koolmezen, vinken, mussen en zelfs een bonte specht de weg naar onze binnenplaats. Maar vooral de pimpelmezen keerden terug. In het begin nog schuw…altijd weg zodra wij verschenen…maar na verloop van tijd veranderde dat.
De meesjes begonnen aan ons te wennen. Ze daalden af naar de kast terwijl wij erbij zaten. Ze landden op de tafel, bekeken ons nieuwsgierig. En ik zat daar vaak…stil… te kijken hoe ze af en aan vlogen. Hoe ze hun veren uitschudden en hoe ze communiceerden in hun eigen taal. Ik heb hier geen boeken over gelezen, nu ik zo tussen de pimpelmezen leef weet ik dat ze een eigen taal hebben. Ze waarschuwen, ze roepen en ze overleggen. Ik stel me voor dat ze elkaar toe schreeuwen: “Daar is dat lange aapachtige figuur weer… volgens mij is hij oké. Beetje vreemd, maar wel oké.”
In de lente volgden drie nestjes, verdeeld over drie kastjes. En deze zomer telt de binnenplaats standaard zo’n twintig meesjes: vliegend, pikkend, drinkend. En ik observeer ze nog steeds van een afstand… zoals zij mij observeren. Ik zie karakters. Ik zie jeugd, volwassenheid, hiërarchie, speelsheid. Ik zie dat er vertrouwen is ontstaan. Voor mij, voor Romy, zelfs voor Odis, die inmiddels vaste bezoeker van de tuin is. Soms zit hij midden tussen hen in, zonder dat er iemand opkijkt. We zijn geen verstoring meer. We zijn medebewoners. En dáár zit de verbinding.
Niet in het grijpen, het claimen, het controleren. Maar in het samen-zijn. In het durven wachten. In het kijken zonder oordeel. In het toelaten van nabijheid zonder deze af te dwingen.
De berg af dalen betekent niet dat je weer moet worden zoals je was. Het betekent dat je je aanwezigheid opnieuw leert afstemmen op de wereld. Dat je leert luisteren, in plaats van spreken. Dat je relaties aangaat zonder ze te bezitten. En dat je leert leven… te midden van anderen… mens én dier… die evengoed recht hebben op diezelfde wereld.
Voor de veganist is dat van essentieel belang. Want beneden in dat dal ligt geen rustpunt, maar een uitdaging van jewelste. Een wereld die ons zal testen. Die ons zal vragen wie wij zijn, en hoe oprecht onze boodschap werkelijk is. Daarom is het zaak om nu, hier boven, opnieuw te leren verbinden. Niet via de vaste sociale formats…vergaderingen, verjaardagen, voetbalteams…maar daarbuiten. Met zij die geen naamplaatje dragen. Geen functie bekleden. Geen profiel hebben. De egel langs de kant van de weg. De bedelaar op de hoek van de straat. De kolibrievlinder die zich niets aantrekt van jouw LinkedIn-beschrijving.
Daal de berg niet af schreeuwend, maar nieuwsgierig. Vraag niet: “Wat doe je?” maar: “Wie ben je… als niemand kijkt?” Want het interesseert de meesjes, de spinnen, de egels en de vlinders geen reet of jij in staat bent complexe vraagstukken te vertalen naar toegankelijke formats, of beleidsstrategieën om weet-ik-wat voor impact te genereren (man…deze zin alleen al doe me kokhalzen). Het enige wat hen interesseert is: kunnen wij hier samen zijn, zonder elkaar te verstoren?
Verbinding begint daar waar systemen ophouden. Dus zoek eerst de ander op die buiten het systeem valt. Leer hen kennen zonder te grijpen. Observeer. Wacht. Wees stil. En wanneer je dan uiteindelijk afdaalt naar het dal, draag je iets anders met je mee dan een missie.
Tot slot: van afstand naar aanwezigheid
De veganist waarvan de geest is ontwaakt kiest een ander pad: dat van aandacht, van waarnemen, van werkelijk zijn. Niet om te ontsnappen aan de wereld, maar om haar beter te zien. Beter te begrijpen. En uiteindelijk: beter te bewonen. Wakker worden begint niet met schreeuwen, maar met kijken. Kijken zonder oordeel. Naar jezelf. Naar de ander. Naar de wereld die je omringt. En dan voelen: waar ligt jouw plek? Wat gebeurt er als je niet meteen reageert? Wat komt er naar je toe als jij niet langer alles naar je toe trekt?
Lees (nog meer) boeken. Haal alles in huis van Naomi Klein. Lees The Hidden Life of Trees, over hoe bomen voelen, onthouden, waarschuwen. Laat je uitdagen door Peter Singer en Frans de Waal. Zoek boeken die je verwarren, frustreren, vertragen. Juist dáár begint de groei.
Maak ruimte. Voor verwondering. Zet je telefoon uit tijdens een wandeling. Ga zitten bij een boom, een vogel, een insect. Blijf. Observeer. Wacht. Oefen jezelf in aanwezigheid…zonder doel, zonder tijdsdruk, zonder functie.
Pak je tijd terug. Niet door sneller te leven, maar door trager te kijken. Ontdoe je hoofd van de haast van het systeem. Gun je geest een andere maat. Een ritme dat past bij adem, bij seizoenen, bij leven.
Zoek verbinding. Buiten de gebaande paden. Niet alleen met gelijkgestemden, maar juist met wie je anders nooit zou spreken. Niet vanuit missie, maar vanuit nieuwsgierigheid. Vraag niet wat iemand doet, maar wie iemand is. Laat functies, leeftijden en meningen even voor wat ze zijn.
Wat de wereld nodig heeft is niet nog een mening. Niet nóg een activistische slogan. Maar mensen die zijn, en daardoor anderen uitnodigen om ook te zijn. De Super Vegan leeft niet boven de wereld, maar er middenin… als levend bewijs dat je aanwezig kunt zijn zonder te overheersen. Dat je kunt spreken zonder te schreeuwen. Dat je kunt veranderen zonder te breken. De veganist zal eerst moeten leren hoe te zijn voordat hij echt iets kan betekenen.
Word wakker…en daal dan af.