De Open Spiegel
Tot nu toe bleef de reis dichtbij. Je lichaam werd schoner, je voeding zuiverder, je aandacht scherper. Je herwon eigenaarschap over je tijd, je impulsen, je energie. Je las, je dacht en je voelde. En in dat hernieuwde kijken zag je het: de absurditeit van het systeem, de oppervlakkigheid van ons bestaan, de leugens die we collectief voor waar zijn gaan houden.
Daar, op de berg, is het zicht helder. Voor het eerst zie je het hele landschap: het patroon van winst en uitbuiting dat zich als een raster over de wereld heeft gelegd. Maar het uitzicht is niet het einde. Het is pas het begin. Want nu volgt de afdaling. Terug het dal in. Terug naar de mensen. Terug naar het systeem dat je net hebt leren doorzien…en waar je je nu opnieuw toe moet verhouden. Niet van bovenaf, maar van binnenuit.
Maar deze keer ben je niet meer dezelfde. En dus stel je jezelf de vraag: Hoe daal ik af? Met opgeheven hoofd? Met opgestoken vinger? Met een missie? Of juist met twijfel? Want wat je daar beneden te wachten staat is niet een vrolijke parade van medestanders. Je zult oog in oog komen te staan met de mensen die je vroeger was. Met het ongemak van het alledaagse. Met de pijn van medeplichtigheid. En vooral met één iemand: jezelf.
Dit is het domein waar ik zelf de grootste moeite mee heb. Vleesvervangers laten staan lukt me wel. Hardlopen zit er weer in. Geen onnodige verzorgingsproducten gebruiken, check. Boeken lezen over alles wat er kut is aan deze wereld, de bullshit van mijn eigen werk doorzien, verbinding maken met de enkele passant op straat… ik doe het. Tot nu toe was de reis niet eens zo zwaar.
Maar die afdaling… daar zie ik tegenop. Niet vanwege de helling, maar vanwege de confrontatie. Daar, tussen de mensen, word ik werkelijk met mijzelf geconfronteerd… met mijn emoties, mijn blinde vlekken, mijn weerstand… en met een wereld waar ik me diep vanbinnen geen deel van wíl voelen. Word ik boos? Verdrietig? Sluit ik me af? Praat ik mee om de vrede te bewaren? Of kap ik het gesprek af om mezelf te beschermen? Is mijn toon te hard…beschuldigend, veroordelend? Of juist te zacht…vermijdend, toegefelijk? Durf ik eerlijk te zijn zonder te kwetsen? Durf ik empathisch te blijven zonder mezelf te verloochenen?
Dit is het domein waar ik het afgelopen jaar het meest in heb geworsteld, gestreden, geleerd. En misschien weet ik inmiddels wat de veganist hier te doen staat.
De Open Spiegel is het domein waarin we leren om te blijven kijken. Niet vluchtig, niet selectief, niet met de bril van ons eigen gelijk… maar rauw, eerlijk, aandachtig. Naar onszelf. Naar de ander. En naar de wereld waarin we samen leven. Zonder filters. Zonder versiering. Zonder vluchtwegen. Hier stopt de leercurve niet bij informatie, actie of activisme. Hier begint het pas echt. Bij waarachtigheid. Bij het ongemakkelijke gesprek. Bij de spiegel die je niet wegdraait…ook niet wanneer je jezelf erin ziet falen.
En precies daar schuilt de werkelijke kracht. Want eerlijkheid zonder empathie is niets dan hardheid. En empathie zonder eerlijkheid is slechts leegte, meeloperij, conflictvermijding verpakt als deugd. Pas als beide samenkomen, ontstaat er iets anders. Iets stillers. Kalmers. Maar ook krachtigers. Een vorm van morele stevigheid die niet schreeuwt, maar blijft staan.
Om met de ander in gesprek te gaan…écht in gesprek… moet de veganist zichzelf opnieuw overwinnen. En deze keer is het niet zijn verlangen, zijn gemak of zijn gewoontes die hij moet loslaten… maar zijn ego.
De Zevende Reflectie van de Super Vegan
Waar de veganist naar de carnist kijkt, kijkt de Super Vegan naar zichzelf
Zodra je besluit vegan te worden, lijkt het alsof het werk gedaan is. Je hebt gekeken. Je hebt durven zien wat anderen wegduwen. Je hebt gekozen voor het dier…en daarmee tegen het systeem. Tegen het vlees, de zuivel, het leer, de honing. Tegen alles wat gebouwd is op gebruik en uitbuiting.
En dus richt je je blik naar buiten. Naar de ander. Naar je collega met zijn kaasbroodje. Naar je ouders die alweer gourmetvlees halen. Naar je vriendin die zichzelf “flexi” noemt maar kip eet alsof het een courgette is.
En dat is begrijpelijk. Want jij hebt de keuze gemaakt. Jij weet wat er gebeurt in die stallen, die slachthuizen, die zuivelfabrieken. Je draagt het beeld van het dier met je mee. En je voelt: als ik dit weet, dan moeten anderen dat ook gaan zien. Het is een moreel automatisme. Een reflex van zorg. Van verzet. Maar het is ook een risico.
Want hoe langer je alleen naar de ander kijkt, hoe groter de kans dat je jezelf vergeet. Je vergeet te kijken naar je eigen vermoeidheid. Je eigen toon. Je eigen frustraties die zich ophopen tot een muur van oordeel. En je eigen rol…
En zo sluipt het erin. De irritatie. De blik van bovenaf. De gedachte dat jij ‘beter’ bent. Omdat jij geen melk meer drinkt. Omdat jij dieren “redt”. Omdat jij het hebt gezien. Maar omdat jij de keuze hebt gemaakt speklappen te laten staan wil nog niet zeggen dat jij geen heilige bent geworden. Ook jij veroorzaakt nog altijd leed. Ook jij maakt nog steeds dagelijks keuzes die andere wezens beschadigen. Ook jij leeft in een systeem waarin onschuld voortdurend wordt opgeofferd aan gemak, snelheid, comfort, controle. Ook jij…ook ik
Iedere dag opnieuw. Niet bewust, maar simpelweg omdat je leeft. Omdat je ademt in een wereld waarin leed systemisch is. Je veroorzaakt leed door de stroom die je gebruikt. Door de spullen die je koopt. Door de ruimte die je inneemt, de keuzes die je maakt, de tijd die je verspilt.
De afdeling richting het begint in nederigheid. Met de durf om opnieuw te kijken…maar nu naar binnen. Naar je eigen gedrag. Naar wat je verzwijgt. Naar de aannames die je ongemerkt meedraagt. Naar de delen van jezelf waar je liever niet aankomt.
Niet om jezelf kapot te analyseren. Niet om te vervallen in schuld of spijt. Maar om eerlijk te blijven. Waarachtig. En zacht.
Want pas als je durft te kijken naar wat jij óók nog altijd veroorzaakt… pas als je de pijn in jezelf kunt erkennen zonder die door te schuiven naar een ander… pas dan kun je echt aanwezig zijn in het gesprek.
Niet als missionaris. Niet als morele boekhouder. Maar als mens. Eén die probeert. Eén die struikelt. Eén die niet per se beter is, maar wél beter probeert te doen.
Het ongemak van eerlijk leven
We kennen ze inmiddels wel, die eindeloze lijst van argumenten die steevast van stal worden gehaald wanneer iemand zich in een hoek gedreven voelt door het woord vegan. B12, eiwitten, soja uit het regenwoud, amandelen die bijen zouden doden, het tekort aan omega-3, de zogenaamde onnatuurlijkheid van het dieet, en dan die ene waar menig veganist spontaan van gaat schuimbekken: het argument dat de veganist uiteindelijk méér slachtoffers maakt dan de vleeseter, omdat bij de productie van granen en groenten miljoenen insecten, knaagdieren en vogels het loodje leggen.
Een onzinnige redenering natuurlijk, want de dieren die carnisten eten…koeien, kippen, varkens…worden gevoed met exact diezelfde gewassen. Meer nog: het merendeel van alle soja en graan op deze wereld verdwijnt linea recta in de maag van dieren die uiteindelijk op een bord belanden. Wie écht om muizen en insecten geeft, zou het meeste effect sorteren door simpelweg te stoppen met het eten van dieren.
Maar…en dat maar mag wat mij betreft veel luider klinken binnen onze gemeenschap… dat betekent nog niet dat wij als veganisten géén slachtoffers maken. Het argument dat wij meer slachtoffers maken mag ridicuul zijn, de ongemakkelijke waarheid blijft: wij veroorzaken die slachtoffers wel. En een echt goede reactie daarop, een volwassen mea culpa, heb ik zelden gehoord.
Dus laat ik dan zelf maar beginnen. Ja, ook ik. Ook ik, die al zes jaar weigert mee te doen aan het systematisch mishandelen, opsluiten, verkrachten en slachten van dieren…ook ik draag nog altijd bij aan dierenleed. Iedere dag weer. Omdat ik leef. Omdat ik consumeer. Omdat ik ademhaal in een systeem waarin schade onvermijdelijk is.
Ik rijd auto, en daarmee pleeg ik massamoord op insecten. Ik eet appels, en weet dat bij de teelt daarvan talloze dieren sterven door pesticiden, habitatverlies of mechanische oogst. Ik gebruik stroom, waarvan de winning ecosystemen aantast. Ik draag kleding die ooit in fabrieken is gemaakt waar vogels hun nesten kwijtraakten of waar land is afgepakt van andere dieren. Ik slaap op een matras, loop op schoenen, werk met technologie…en al deze dingen, hoe zorgvuldig ik ook probeer te leven, zijn gebouwd op een fundament van exploitatie.
Kunnen we daar alsjeblieft gewoon eerlijk over zijn? Niet om veganisme onderuit te halen, maar juist om het uit de hoek van morele verhevenheid te trekken. Veganisme is geen heiligverklaring, geen paspoort naar ethische perfectie. Het is een poging… soms wanhopig, soms hoopvol… om minder schade aan te richten. Om onnodig lijden te vermijden waar het kan. Maar het is niet de eindhalte. Zelfs als we erin slagen de bio-industrie af te schaffen, dan nog zullen we als mens schade blijven toebrengen aan andere dieren, aan ecosystemen, aan elkaar. Omdat we leven.
En juist daarom is het nodig dat we radicaal eerlijk naar onszelf zijn. Om de spiegel op te pakken. Om toe te geven dat ook de zuiverste intenties sporen achterlaten.
Het Bloed op Mijn Handen
Ik leef, dus ik veroorzaak leed. Dat is een ongemakkelijke waarheid waar ik mij pijnlijk van bewust ben. Maar waar de meeste mensen die waarheid vakkundig wegmasseren met ontkenning of gemakzucht, probeer ik haar onder ogen te zien. Ik ben veganist, niet omdat ik denk dat ik beter ben, maar omdat ik weet dat ik minder slecht kán zijn. Omdat ik ervoor kies om mijn winkelmandje niet langer te vullen met “producten” die gebouwd zijn op uitbuiting, gevangenschap en dood… producten die ik nooit nodig heb gehad. Dat is alles. Geen heldendaad. Gewoon een weigering om onnodig lijden in stand te houden. Maar laten we niet doen alsof daarmee de kous af is.
Ik ben nu zes jaar vegan. Dat betekent dat ik inmiddels zes jaar lang probeer, als individu, het leed te verminderen dat wij als soort veroorzaken… aan dieren, aan ecosystemen, aan alles wat ademt. Zes jaar zonder hamburgers, chicken wings of gesmolten kaas. Zes jaar zonder mee te draaien in een systeem dat zonder gewetensnood lichamen opeist, vastzet, uitput, verkracht en vermoordt. Een systeem dat met de glimlach van reclamefolders maskers plakt op de mechaniek van de hel.
Zes jaar. Van de veertig die ik leef. Nog geen derde van mijn leven. Veel te laat ben ik echt andere keuzes gaan maken. Pas veel te laat ging ik radicaal anders kijken, denken, handelen. Ja, ik was er altijd al een beetje mee bezig. Ik geloof zelfs dat ik eerder stopte met leren jasjes dragen dan dat ik mijn gehakt in de spaghetti liet liggen. Maar wie hou ik daarmee voor de gek?
Vierendertig jaar lang heb ik bijgedragen aan de verschrikkingen waar ik me nu met hart en ziel tegen verzet. Vierendertig jaar lang lagen er door mijn keuzes kadavers op borden. Heb ik met mijn euro’s verkrachting gefinancierd, kalfjes bij hun moeders weggehaald, staarten afgeknipt, tanden afgeveild, biggen gecastreerd, kippen opgesloten, vissen laten stikken, bijen vergiftigd, oceanen uitgeput, bossen platgebrand. En dat alles voor gemak. Voor smaak. Voor gewoonte.
Wie ben ik dan, om de ander de maat te nemen? Wie ben ik om mijn buurman een moordenaar te noemen omdat er biefstuk in zijn koelkast ligt? Om mijn collega’s te verachten omdat ze yoghurt eten…yoghurt die voortkomt uit decennia van systematische verkrachting, uitbuiting en vernietiging, verpakt in keurmerken en gemak?
Ook ik veroorzaak leed. Iedere dag opnieuw. Niet omdat ik dat wil, maar omdat ik besta. En als ik dat zou vergeten… als ik mezelf zou gaan zien als moreel verheven… dan heb ik het niet begrepen. Dan trap ik in precies dezelfde val als de mensen die ik probeer wakker te schudden: de val van de blinde vinger, de comfortabele verontwaardiging, de stille arrogantie.
Wie echt eerlijk naar zichzelf durft te kijken, ziet dat het systeem dieper gaat dan de supermarkt. Dat leed niet ophoudt bij de staldeuren van de bio-industrie. Dat we ook bijen uitroeien omdat we per se bloemen in huis willen. Dat vlinders sterven onder de messen van grasmaaiers. Dat regenwormen verpulverd worden onder onze voetstappen. Dat bomen verdwijnen voor de zoveelste nieuwe woonwijk. Dat zelfs de avocado’s op je toast en de soja in je latte sporen van bloed dragen.
Wanneer je dat beseft kun je wellicht met iets meer zachtheid kunt kijken naar je tante die haar koeienmelk weigert af te staan, of naar de buren die hun bbq volgooien met lappen vlees. Jij was ooit ook zo. Of je nu vegan werd op je tiende of je veertigste, ook jij hebt jarenlang geleefd ten koste van anderen. Ook jij hebt gewoontes gekend die je nu verafschuwt. En zelfs als je als vegan geboren was, dan nog… dan nog zou je leed veroorzaken. Simpelweg omdat je leeft.
Dus durf jezelf aan te kijken. Durf te zien wat er aan je handen kleeft. En durf daar niet alleen eerlijk, maar ook zacht over te zijn. Misschien dat je dan… heel even…niet alleen een beter mens bent voor de dieren, maar ook voor de mensen om je heen.
De Achtste Reactie van de Super Vegan
Waar de veganist verwijt, toont de Super Vegan begrip
Voor de veganist is het onbegrijpelijk. Hoe kun je, wetende wat we weten, nog steeds ham kopen, yoghurt eten, kip grillen? Maar voor de carnist zijn er legio redenen om precies dát te blijven doen. Omdat hij in God gelooft, en gelooft dat dieren de mens moeten dienen. Omdat hij denkt melk nodig te hebben voor sterke botten. Omdat hij vertrouwt op de mythe van het ‘goede leven’ en de ‘humane slacht’. Omdat hij het nooit anders geleerd heeft. Omdat niemand het hem ooit écht heeft laten zien. Omdat hij wél weet hoe het zit, maar het niet aankan. Of niet wil aankunnen.
En als het goed is, kun jij daar nu iets van begrijpen. Niet omdat je het ermee eens bent, maar omdat je het hebt durven zien. Omdat je boven op de berg hebt gestaan. Omdat je weet hoe diep systemen zitten. Hoe hard normaliteit zich vastbijt. Hoe moeilijk het is om te veranderen.
Het is dan ook niet jouw taak om te schreeuwen vanaf die berg. Niet om met beschuldigende vinger naar beneden te wijzen. Maar om af te dalen. Om met compassie op de carnist af te lopen. Niet met de zweep van je morele gelijk, maar met de open hand van je inzicht. Omdat je weet: het dier red je niet door te winnen. Het dier red je door te verbinden.
De carnist is geen vijand. De boer is niet de industrie. Zie de mens, niet alleen de rol. Begrijp gedrag zonder het goed te praten. Reageer met morele helderheid, niet met morele hardheid. Wees empathisch waarachtig: begrijpen zonder op te geven wat je weet.
Breng begrip op voor de buurman, de collega, je oom, je broers, zussen en ouders. Niet omdat ze gelijk hebben, maar omdat ze gevangen zitten in een wereld die het abnormale als normaal presenteert. Wie geboren wordt in een systeem dat dierenleed verpakt als traditie, cultuur of vrije keuze, moet eerst leren kijken voordat hij anders kan handelen. En dat kost tijd.
Dat maakt hun keuzes niet minder pijnlijk…integendeel. Je zit tegenover iemand die met trillende stem vertelt over het verdriet bij het inslapen van haar hond, terwijl ze op datzelfde moment een broodje ham eet. Alles in je schreeuwt om het aan te kaarten. Om de hypocrisie te benoemen. Om de waarheid op tafel te leggen. Maar de vraag is niet of het waar is. De vraag is: helpt het?
De veganist heeft een grens getrokken. Een morele keuze gemaakt. Hij weigert nog langer deel uit te maken van een systeem dat levende wezens reduceert tot gebruiksvoorwerpen. Maar dat maakt hem niet moreel superieur…het maakt hem verantwoordelijk. Niet om te oordelen, maar om te begrijpen. Niet om te vluchten in frustratie, maar om te blijven, te spreken, en het gesprek aan te gaan zonder vijandschap.
De meeste mensen die dieren eten, zien zichzelf als dierenvriend. Ze houden van hun hond. Ze huilen om een gestorven kat. Ze zetten zich in voor bijen en vlinders. Tegelijkertijd stoppen ze wekelijks eieren, melk, kaas en vlees in hun mandje zonder ook maar één moment stil te staan bij de oorsprong. Niet omdat ze gewetenloos zijn, maar omdat ze nog niet hebben geleerd anders te kijken.
En jij weet hoe dat voelt. Want ook jij was ooit blind. Ook jij was ooit diegene die het niet zag.
De Super Vegan veroordeelt niet, maar herkent. Herkent zichzelf in de ander, herkent de structuren, herkent de vertraging… en kiest dan voor empathische waarachtigheid. Niet door zijn mond te houden, maar door te spreken zonder hardheid. Door te blijven staan waar het schuurt. Niet ondanks zijn woede. Maar juist omdat hij weet waar die vandaan komt.
De Norm Voorbij
Laatst sprak ik iemand over mijn plan om een deel van de tuin in te richten voor kippen. Niet om eieren te rapen, maar om legkippen die ‘op’ zijn een pensioen te geven. Kippen die anders richting slachthuis zouden gaan.
“Oh, maar je weet toch dat er PFAS in de grond zit?” zei hij. “Die eieren moet je echt niet eten.”
“Ik eet die eieren ook niet,” antwoordde ik.
Hij lachte. Dacht dat ik een grap maakte. “Jaja…grappig.”
“Maar echt,” zei ik. “Ik eet geen eieren. Ik ben veganist.”
Hij keek me aan alsof ik van een andere planeet kwam. Alsof hij ineens tegenover een vreemde levensvorm stond. En dat snap ik wel. Voor hem is het vanzelfsprekend: kippen geef je eten, en in ruil daarvoor krijg je eieren. Net zoals koeien melk geven en varkens bacon worden. Dat ís hun functie. Een kip houden zonder iets ‘terug’ te krijgen? Dat is een systeemfout.
Deze man staat mijlenver van waar ik nu sta. Maar hij is niet degene die afwijkt… ik ben dat. Hij is de norm. Hij belichaamt de norm. De vleesetende meerderheid die nooit stil hoefde te staan bij wat er op zijn bord ligt. En dus is het aan mij om hem niet weg te zetten als dom of wreed, maar om te proberen te begrijpen waar hij vandaan komt. Niet omdat ik het met hem eens ben, of zou kunnen zijn… maar omdat ik weet hoe diep de conditionering zit.
Hij weet niet beter. Hij snapt niet dat een kip een individu is. Geen object, maar een wezen met angst, nieuwsgierigheid, gehechtheid. Hij heeft nooit oog in oog gestaan met een dier dat bang was. Nooit de paniek gezien in de ogen van een wezen dat voelt dat zijn einde nadert. Hij is niet in staat zich voor te stellen dat een kip emoties kent, herinneringen, voorkeuren. Voor hem is voedsel gewoon iets wat er is. Aardappelen. Broccoli in kaassaus. Een schnitzel. Iedere dag opnieuw. Op tafel gezet door een systeem dat alles regelt… van stal tot slachthuis tot supermarkt. Een systeem dat hij vertrouwt. Omdat het hem nooit heeft laten struikelen. Omdat hij het nooit heeft hoeven bevragen. Omdat het systeem ervoor zorgt dat hij kan (over)leven.
Wat ons allen bindt… planten, mensen, dieren… is de drang om te overleven. Die ene impuls die alles aandrijft. En wij mensen… wij overleven zelden alleen. We zijn afhankelijk van systemen. Van structuren. Van rollen die we vervullen, vaak zonder er ooit bewust voor gekozen te hebben.
De slachthuismedewerker uit Oost-Europa is niet gekomen om te doden. Hij is gekomen om te overleven. Om geld te verdienen. En dus snijdt hij de kelen door van koeien die hij nooit heeft leren kennen, in een taal die hij amper spreekt, binnen een fabriek die draait op onverschilligheid. De boer op het platteland wil blijven bestaan. Zijn bedrijf voortzetten. Zijn kinderen iets nalaten. En dus houdt hij zijn zeugen op roosters, castreert biggen zonder verdoving, en noemt het “traditie” of “noodzaak.” De vrachtwagenchauffeur die varkens naar het slachthuis rijdt, denkt aan zijn hypotheek. Aan zijn gezin. Hij rijdt, laadt, lost. Voor hem maakt het niet uit of hij knollen of varkens vervoert. Zolang hij maar thuis zijn biertje kan drinken en zijn programma kan kijken. De moeder in de supermarkt kiest voor kipfilet, yoghurt, spekblokjes. Niet omdat ze wil dat dieren lijden, maar omdat het zo hoort. Omdat het snel is. Omdat het goedkoop is. Omdat het al dertig jaar zo gaat. En als haar kind vraagt: “waar komt dit vandaan?” zegt ze: “uit de winkel.”
Hoe kan ik woedend zijn op mensen die simpelweg doen wat ze altijd geleerd hebben te doen? Die niet slecht willen zijn, maar simpelweg proberen te leven zoals het hoort… in een wereld die nooit heeft uitgelegd waarom het eigenlijk zo hoort. Hoe kan ik hen veroordelen…als ik weet dat zij niet kozen voor wreedheid, maar voor overleven? Als ik zie dat het niet de mens is die weigert te voelen, maar het systeem dat heeft afgeleerd om te kijken?
En dus kan ik…ondanks alles…begrip opbrengen. Voor de carnist die niet beter weet. Voor de angst die opkomt zodra je anders wilt gaan leven. Voor de onzekerheid die toeslaat als je besluit van de norm af te wijken. Voor de manieren waarop wij elkaar gevangen houden in een systeem dat niemand durft los te laten…omdat het te groot is, te vertrouwd, te alledaags. Ik begrijp het. Ik snap het. Maar ik leg me er niet bij neer.
Sympathy for the Devil
De ander begrijpen betekent niet dat je diens gedrag moet goedkeuren. Begrip is geen vrijbrief. Geen vergoelijking. Maar het is wél een voorwaarde voor werkelijke verandering.
Er is een meditatieoefening… eenvoudig, maar confronterend… waarbij je een mantra herhaalt. Eerst voor jezelf, dan voor iemand van wie je houdt, en uiteindelijk voor iemand met wie je moeite hebt. De woorden zijn simpel: Ik wens je geluk. Ik wens je gezondheid. Ik wens je veiligheid. Voor jezelf is het makkelijk. Voor een vriend ook. Maar bij die laatste… begint het echte werk.
Toen ik net begon met mediteren, was die ‘moeilijke ander’ vaak een collega. Zo iemand van wie alles in mij verkrampte zodra ze de ruimte binnenliep. Iemand die ik het liefst compleet zou negeren, weg zou denken. Jaren meditatie hebben wellicht geholpen, want laatst op een nieuwe werkplek stond ik weer oog in oog met dat type mens. Alles aan mij leek haar te irriteren. Mijn blik, mijn woorden, mijn zwijgen. Ik voelde het aan alles: ze kon me niet luchten of zien.
Vroeger zou ik de strijd zijn aangegaan. Of de ander compleet hebben genegeerd. Maar nu zag ik vooral iemand die zichzelf in de weg zat. Iemand die met haar reacties vooral zichzelf in de weg zat. Die keuzes maakt die haar gezondheid, haar rust, haar geluk ondermijnen… zonder dat ze het zelf doorheeft. Ik had met haar te doen. Nu was de samenwerking van korte duur, maar vanaf deze plek: Ik wens je geluk. Ik wens je gezondheid. Ik wens je veiligheid.
De vraag is: hoe ver reikt dat begrip? Waar ligt de grens? Moet ik óók de CEO van een agroreus geluk wensen? Moet ik ook compassie voelen voor de architecten van uitbuiting? Voor zij die bewust keuzes maken… niet uit onwetendheid, maar uit winstbejag?
Misschien stokt het daar. Misschien eindigt mijn mededogen bij de mannen in maatpakken, die vanachter glazen gevels besluiten hoeveel dieren vandaag geslacht worden. Misschien reikt mijn wens voor vrede niet tot aan de handtekening onder een nieuw handelsverdrag dat miljoenen kippenlevens kost.
En toch. Wat is het alternatief? Woede? Minachting? Wraak? Alsof dat ooit iets heeft veranderd. Het punt is niet dat ik hun daden moet vergoelijken. Het punt is dat ik niet wil worden zoals zij. Afgesloten. Cynisch. Onverschillig. Het pure kwaad.
Dus ja… ook voor hen moet ik begrip opbrengen. Als ik echt iets wil veranderen zal ik begrip moeten opbrengen voor de duivel. Want pas als je de duivel begrijpt, kun je hem werkelijk bestrijden. Niet omdat hij het verdient…maar omdat ik niet wil blijven schreeuwen in het duister, ik wil hem in de ogen kunnen kijken. Ik wil weten hoe hij denkt, waar hij binnenkomt, waar hij zich schuilhoudt.
Begrip is geen vergeving. Het is een strategie. Een manier om te doorzien wat anders onzichtbaar blijft. Zodat ik niet vecht uit blinde woede, maar met open ogen.
De Negende Actie van de Super Vegan
Waar de veganist schreeuwt of verstopt, blijft de Super Vegan staan…gewoon…om te zijn…
De berg afdalend heb je alweer een paar gesprekken gevoerd. Wat verwondering geoogst. Wat fronsende blikken gevangen. Je hebt geluisterd, geknikt, een paar keer uitgelegd waarom je geen kaas meer eet, en vriendelijk geweigerd toen iemand je een quiche aanbood. Je bent aangekomen in het dal.
En daar sta je dan. Aan de voet van de berg. Voor je ligt het dorp. De wereld zoals je die kende, maar die nu vreemd aanvoelt. Hier draait alles nog op gewoontes die jij hebt afgezworen. Hier eten mensen hun boterham met worst, halen ze speklapjes in huis omdat het in de bonus is, en zetten ze hun kind zonder nadenken een beker melk voor. Hier leeft het leven door zoals altijd…alsof die berg nooit heeft bestaan.
En het zal niet makkelijk zijn. Je zal stuiten op weerstand. Men zal je niet begrijpen. Je moet rekening houden met afwijzing. Met mensen die met angst naar je kijken. Jij die hun wereldbeeld komt verstoren. Zij die vast willen houden aan wat ze kennen. Ze voelen aan alles dat jij iets anders bent… maar ze weten ook dat ze je niet kunnen bestrijden. Je zal niet worden aangevallen omdat je fout zit, maar omdat je gelijk hebt… en dat is precies wat zo bedreigend is.
Voordat je overweegt om op de dichtstbijzijnde heuvel te klimmen om te preken, om te roepen wat je weet, om de waarheid te delen….wacht nog heel even.
Niet omdat je ongelijk hebt. Niet omdat je moet zwijgen. Maar omdat je net uit een ander ritme komt. Een ander licht. Je hebt jezelf ontmanteld daarboven. Je bent geconfronteerd met de rafelranden van je bestaan. Met hoe je leefde. At. Dacht. En wie je geworden bent. Je hebt gezien dat veganisme geen eindpunt is, maar een begin. Dat stoppen met doden niet hetzelfde is als beginnen met leven.
Daarom is dit geen moment om meteen in actie te schieten. Dit is het moment om te integreren. Om te ademen. Om jezelf de vraag te stellen: wat heb ík nodig om in deze wereld overeind te blijven? Daar op die berg was het eenvoudig. De lucht was helder, de keuzes zuiver. Maar hier, in het dal, tussen de ruis en de routines van alledag, wordt het pas echt uitdagend. Juist daarom vraagt dit moment om voorbereiding. Niet om jezelf terug te trekken, maar om stevig te kunnen blijven staan.
Wees daarom eerst zacht voor jezelf. Eerlijk. Niet streng, maar helder. Kijk naar wat jij nodig hebt om vol te houden… fysiek, mentaal, emotioneel. Toon jezelf het begrip dat je zo vaak aan anderen schenkt. Jij probeert. Jij valt en staat weer op. Jij zet iedere dag je ene voet voor de andere, en probeert het net iets beter te doen dan gisteren.
Dat is geen zwakte. Dat is kracht. Dat is hoe verandering begint… niet met perfectie, maar met volharding.
De veganist heeft als valkuil soms te snel te willen gaan. Om gelijk te beginnen met preken en met overtuigen. Omdat hij nog half op die berg leeft, met zijn hoofd in de wolken en zijn hart vol vuur. Maar de Super Vegan weet: vuur zonder zuurstof dooft uit. En zuurstof vind je in stilte. In rust. In herstel.
Gun jezelf daarom dat moment van overgang. Assimilatie is geen zwaktebod… het is wat de zaadjes laat wortelen. Je komt terug in een wereld die je kent, maar jij bent veranderd. Je bent niet meer de mens die ooit naar boven klom. Je lichaam is sterker. Je geest helderder. Je blik zachter. Je hebt geleerd dat begrijpen soms krachtiger is dan beschuldigen. Dat liefdevolle weigering soms harder aankomt dan geschreeuw.
En dus is de Super Vegan geen zendeling. Geen schreeuwer op het dorpsplein. Maar een levend bewijs dat het anders kan. Iemand die niet boven de mensen zweeft, maar tussen hen in staat… met rechte rug, open ogen, en een stille kracht die je niet zomaar kunt wegwuiven.
Je hoeft niets op te eisen. Geen gevecht aan te gaan. Je bent al begonnen met winnen. Door te kiezen. Door te blijven. Door weer af te dalen. Je bent een ander mens geworden. Een mens waar niemand omheen kan.
Wat Eet jij dan Eigenlijk Wél?
Diezelfde man die niet kon geloven dat ik bezig was een tuin aan te leggen voor kippen, niet voor hun eieren…maar voor hun…stelde mij later ook de vraag: “Maar… wat eet jij dan eigenlijk wél?”
Ik heb hem niet uitgelachen toen hij me vroeg wat ik eigenlijk wél eet. Maar… toegegeven: het is een vermoeiende vraag. Een vraag die ik vaker heb moeten beantwoorden dan welke andere ook over veganisme. Alles, behalve wat dierlijk is… dat is meestal mijn antwoord. Kort. Defensief. Niet omdat ik niets wil zeggen, maar omdat ik geen zin heb om me alweer te moeten verantwoorden.
Want dat is wat het voelt: alsof ik me moet verdedigen voor een keuze die juist zo vanzelfsprekend is gaan voelen. Alsof ik verantwoording moet afleggen voor het feit dat ik geen slachtoffers meer op mijn bord wil.
En ja, die vragen komen vaak voort uit onbegrip of uit wantrouwen, uit ongemak, uit het gevoel: jij doet iets wat mij anders doet voelen over mezelf. Maar dat wil niet zeggen dat ík vanuit wantrouwen hoef te antwoorden. Wat als ik het open aanpak?
Wat als ik gewoon zeg dat ik vandaag restjes pasta heb meegenomen? Van gisteravond. Met een zelfgemaakte citroensaus, wat geroosterde broccoli en kikkererwten. En een handje walnoten erbij. Wat als ik hem vertel dat ik me daar goed bij voel? Dat ik het lekker vind? Dat het voedt in plaats van leegzuigt?
Wat als ik de vraag terugleg? “Wat maakt dat je dat wil weten?” Niet vijandig, maar nieuwsgierig. Misschien weet hij het zelf niet eens. Misschien is het een uitnodiging. Maar dan moet je je wel één ding beseffen: jij bent niet de norm. En dus zal je ook niet begrepen worden. Soms wel, maar meestal gewoon niet. Of het nu gaat om wat je eet, of om hoe je leeft. Jij bent anders omdat je liever de trap neemt naar de dertiende dan de lift. Omdat je kippen wilt houden zonder ze uit te buiten. Omdat je 's ochtends de tijd neemt om ademhalingsoefeningen te doen. Omdat je zonder telefoon wandelt. Omdat je de talkshows niet meer kijkt. Omdat je alleen nog koopt wat je echt nodig hebt. Omdat je van slag raakt van een doodgereden duif. Omdat jij de norm niet normaal vindt.
Al die kleine keuzes maken jou… in de ogen van de ander…een vreemd mens. Iemand die afwijkt. Die moeilijk doet. Die overdrijft. Maar dat ben jij niet. Jij bent gewoon iemand die heeft geleerd te voelen. Die wakker is geworden in een wereld die liever blijft slapen.
De veganist is bekend met de ridicule. Met het opgetrokken wenkbrauwtje. Met het hoofdschudden bij het koffieapparaat. Met het vingerwijzen tijdens de lunch. Met de eeuwige herhaling van de term “extreem,” alsof het eten van planten radicaler is dan het doden van dieren. De veganist kent de lach, het ongemak, het geprikkelde stemmetje dat zegt: “prima dat jij vegan bent… als je mij er maar niet mee lastigvalt.”
Want dat is de afspraak, toch? Jij mag anders zijn, zolang je het niet zichtbaar maakt. Zolang je er niet over praat. Zolang je geen vragen stelt. Zolang je niemand aan het denken zet. Jij mag vegan zijn, maar hou het wel voor je. Niet tijdens de lunch, niet op het feestje, niet in de supermarkt, niet op werk, niet in de liefde, niet in het leven. De afwijking mag bestaan, zolang ze zich verschuilt. Want als jij gelijk hebt… wat zegt dat dan over mij?
De Kunst van het Zijn
De vraag wat ik wél eet, is geen aanval. Het is een spiegel. En het gaat er niet om dat ík me ongemakkelijk voel bij die vraag. Het gaat erom dat ik hem beantwoord zonder gêne. Zonder omwegen. Zonder me kleiner te maken dan ik ben. Want als ik eerlijk, helder en rustig zeg wat ik eet… wat ik voel, waar ik voor sta… dan schuift het ongemak vanzelf naar de ander. Niet omdat ik dat wil. Niet omdat ik erop uit ben. Maar omdat de waarheid, eenmaal uitgesproken, iets doet met de bubbel waarin mensen leven. Het laat lucht ontsnappen. Het barst iets open. En wat daaruit vrijkomt, is ongemak. Geen vijandigheid, maar frictie. De blik naar binnen toe. Een moment van zelfonderzoek. En daar moet ik op vertrouwen.
Ik hoef niet de heuvel op. Geen preek. Geen zieltjes. Geen theater. Het is genoeg om te zijn. Om door het dorp te lopen met rechte rug en open blik. Om mezelf te blijven… in houding, in stem, in handeling. Om aanwezig te zijn. Niet als roepende in de woestijn, maar als levend bewijs. Iemand die groet zonder oordeel. Die helpt waar hulp nodig is. Die spreekt als dat nodig is, en zwijgt als stilte krachtiger is dan woorden. Iemand die weigert om onrecht normaal te vinden, maar net zo goed weigert zichzelf erboven te plaatsen.
De Super Vegan hoeft niemand te overtuigen. Hij leeft zijn overtuiging. Zacht waar het kan, scherp waar het moet. Hij draagt geen etiket, geen uniform, geen groot gebaar. Hij valt op door de manier waarop hij beweegt in de wereld. Door wat hij laat. Door wat hij weigert. Door wat hij wél doet, juist als niemand kijkt.
En langzaam… heel langzaam… zullen mensen zich omdraaien. Niet omdat je schreeuwt, maar omdat je bestaat. Omdat je leeft zoals het óók kan. Omdat er iets aan je is dat moeilijk te negeren valt. Het is de rust waarmee je een ruimte binnenkomt. De manier waarop je luistert…écht luistert… zonder te wachten op je beurt om te praten. Het is je lichaam: krachtig maar niet opgeblazen, soepel maar niet gehaast. Je ogen die helder staan. Je huid die gezond is. Je ademhaling die rustig blijft als anderen verstrakken. Het is hoe je met aandacht eet. Hoe je groet zonder verwachting. Hoe je met dieren omgaat alsof ze mensen zijn… en met mensen alsof ze dieren zijn die beter verdienen.
Het is hoe je hulp aanbiedt zonder jezelf op te dringen. Hoe je verantwoordelijkheid neemt zonder anderen te veroordelen. Hoe je fit bent zonder obsessie. Kalm zonder passief. Empathisch zonder jezelf te verliezen. Hoe je weigert mee te rennen in de tredmolen van meer-meer-meer, en tóch verder lijkt te komen dan zij die zich dagelijks uitputten.
Het is het hoe je spreekt over de wereld…niet bitter, niet naïef, maar wakker. Je ogen hebben gezien wat anderen liever vermijden… en toch kijk je nog steeds met hoop en liefde.
Je woorden zijn scherp, maar je hart is zacht gebleven. Je valt op. Niet omdat je het zoekt. Maar omdat je het belichaamt.
Niet een ideaal. Niet een dieet. Niet een dogma. Maar een manier van zijn. Een levend antwoord op de vraag: kan het ook anders?
En dat is wat mensen voelen, nog voor ze het snappen. Dat jij niet alleen ergens voor bent, maar ook ergens doorheen bent gegaan. Dat jouw keuzes niet voortkomen uit afkeer, maar uit inzicht. En dat jouw leven een uitnodiging is. Geen bevel. Geen les. Geen strijdkreet.
Gewoon… een uitnodiging. Om het ook eens anders te proberen. En voor nu is dat genoeg.
Tot slot: Van roepende naar belichaamde
De Super Vegan leeft niet vanuit bewijsdrang, maar vanuit belichaming. Hij weet: verandering is traag. En zacht. En soms onzichtbaar. Maar begint altijd bij jezelf. Bij hoe je spreekt. Hoe je loopt. Hoe je eet. Hoe je kijkt.
Dus begin wederom bij jezelf:
Richt de blik naar binnen. Waar ligt jouw blinde vlek. Wat kun jij vandaag nog iets beter doen?
Probeer de ander echt te begrijpen. Je buurman staat pas open voor hummus als jij begrijpt waarom hij het een enge substantie vindt. Als jij niet alleen zijn angst ziet, maar ook je eigen verlangen om gelijk te krijgen. Wie écht wil verbinden, moet eerst het gelijk willen loslaten. Niet de waarheid, maar het verlangen om die te forceren.
Gun jezelf de tijd om te wennen aan de ruis in het dorp. Aan de meningen, de blikken, de vragen, de ongemakkelijke stiltes aan tafel. Aan het lawaai van een wereld die je voortdurend uitnodigt om terug te keren naar wie je ooit was. Blijf. Voel. Adem. Weet dat je sterker bent dan de ruis.
En dat is voor nu genoeg. Je hoeft het systeem niet vandaag te slechten. Het is genoeg om te zijn. Om in het dorp te wandelen met rechte rug. Om vriendelijk te zijn, zonder jezelf te vergeten. Om grenzen te trekken, zonder mensen af te stoten. Om eerlijk te zijn… ook als het schuurt.
Wie leeft zoals het ook kan, laat iets achter. Zelfs als niemand het meteen ziet.