Nabij Leven

Tot nu toe draaide de reis van de veganist naar de Super Vegan vooral om overleven. Hoe eet je? Hoe beweeg je? Hoe pak je rust, hoe denk je, hoe blijf je overeind in een wereld waarin bijna iedereen anders leeft dan jij? Die focus was noodzakelijk: zonder overleven geen leven. Maar wat maakt de veganist super als de focus, net als bij de rest van de mensheid, op overleven blijft liggen? Dat brengt ons tot de vraag: wat betekent het eigenlijk om te leven? Om werkelijk te leven.

Wie daarnaar zoekt in de wetenschap, komt opvallend vaak op dezelfde antwoorden uit. Niet bij welvaart, maar bij welzijn. Niet bij meer bezit, maar bij meer verbinding. Het langstlopende onderzoek naar geluk… de Harvard Study of Adult Development…volgde mensen hun hele leven en kwam steeds terug bij één conclusie: goede relaties maken ons het gelukkigst, en houden ons zelfs gezonder. Vriendschap, nabijheid, zorg voor elkaar.

Psychologen en sociologen vullen dat beeld aan. Geluk wordt niet gevonden in consumptie, maar in betekenisvolle ervaringen. Mensen voelen zich het meest levend wanneer ze deel uitmaken van een groter geheel… een gemeenschap, een natuur die terugpraat, een werk of activiteit waarin ze opgaan. Daarbij tellen drie dingen steeds terug:

  1. Verbondenheid – met anderen, mens en dier.

  2. Autonomie – leven naar je eigen waarden in plaats van naar de eisen van systemen.

  3. Betekenis – het gevoel dat wat je doet ertoe doet, dat je bijdraagt aan iets voorbij jezelf.

Echt gelukkig worden we dus niet van de marathon richting meer geld, meer gemak, meer status. Geluk schuilt in nabijheid, in zorg, in verantwoordelijkheid. In ritme en rust, in de vrijheid om te leven naar je eigen maat. Kortom: in precies datgene wat de Super Vegan probeert terug te winnen in een wereld die ons heeft wijsgemaakt dat het leven begint vanaf je 67e al genoeg is.

Leven in nabijheid. Zorg voor jezelf en voor anderen. Verantwoordelijkheid nemen. Het zijn thema’s waar ik eigenlijk bar weinig mensen over hoor. Zeker niet van de mensen die aan het roer staan. Politici praten vooral over problemen en lapmiddelen, reparaties van een systeem dat allang kraakt. Maar een echt verhaal, een visie op hoe het leven ook kan… die ontbreekt.

Dat leven in nabijheid ís…of wellicht was…tot voor kort nog wel ergens terug te vinden in onze samenleving. Bij een groep die de laatste jaren met vuur, woede en trekkers naar Den Haag trok: de boeren. Man… wat waren ze boos. En wie als stedeling de moeite neemt om zich in hun schoenen te verplaatsen, begrijpt misschien waarom. Want die drie dingen die een mens gelukkig maken… verbondenheid, autonomie, betekenis…waren ooit vanzelfsprekend aanwezig op het boerenerf. Rij een rondje over het platteland en je snapt het: de ruimte, de vrijheid, de autonomie. En de betekenis die lag in het voeden van de gemeenschap. En verbinding… of zoals de BBB ons wil doen geloven: noaberschap.

Noaberschap…een woord dat zijn wortels heeft in de Twentse en Achterhoekse dorpen. Het betekende niet meer en niet minder dan dat je voor elkaar klaarstond: burenhulp, saamhorigheid, wederkerigheid. Op het boerenerf was het vanzelfsprekend: samen hooien, samen oogsten, samen zorgen wanneer er ziekte of tegenslag was. Noaberschap was de lijm van het platteland, een manier van leven waarin je wist dat je niet alleen stond. Logisch dus dat de BBB die voor de Randstedeling onbekende term een paar jaar geleden weer uit de krochten van het verleden heeft opgediept.

Alleen zit er een fundamenteel probleem in dat noaberschap: die onderlinge verbondenheid strekt zich enkel uit tot de menselijke soort, en wordt gebouwd op de ruggen van dieren. Op hun exploitatie, om precies te zijn.

Noaberschap is voor de BBB vooral een middel om het zogenaamd goede oude plattelandsleven te romantiseren…en om vooral weg te blijven bij het werkelijke plaatje van het boerenbestaan, met alle uitbuiting en het dierenleed dat er onlosmakelijk bij hoort. Het verkopen van het beeld dat de boer ons voedsel geeft, dat koeien blij zijn en hun melk graag afstaan, dat dit de natuurlijke orde is, de manier van leven zoals het bedoeld zou zijn. Maar achter dat verhaal schuilt de harde waarheid: de werkelijke betekenis van noaberschap op het platteland is leven in nabijheid van exploitatie, en in nabijheid van de dood. Niet van het leven.

En toch… met het idee van noaberschap zelf is eigenlijk niets mis. Integendeel: het is een prachtig concept. Omkijken naar elkaar, in nabijheid leven, verantwoordelijkheid nemen voor wie naast je staat. Het probleem zit niet in het woord, maar in de context waarin het is ingekapseld en misbruikt. Wat wij als veganisten kunnen leren van de boeren en hun vertegenwoordigers, is niet hun exploitatie, maar hun strategie: zij schetsen een romantisch plaatje van verbondenheid en toekomst, terwijl de werkelijkheid keihard en wreed is. Dus stel je eens voor dat wij datzelfde doen, maar dan eerlijk. Niet met koeien die zogenaamd ‘hun melk geven’, maar met dieren die vrij naast ons leven. Niet met uitbuiting als fundament, maar met nabijheid als basis. Hoe zou dát geromantiseerde toekomstbeeld eruitzien?

De veganist wacht dan ook nog een andere taak. Dat concept van noaberschap toeeigenen en veranderen. Noem het culturele toe-eigening als je wilt, maar noaberschap verdient een bredere en eerlijkere invulling. Niet beperkt tot de mens, maar opengetrokken naar al het leven waarmee we onze omgeving delen. Nabij leven noem ik dat. Een levenshouding waarin we niet alleen zorg dragen voor de buurman, maar ook voor de duiven op het balkon, de meesjes in de tuin, de muis in de voorraadkast, de zwerfkat op straat, de vlinder, de bij. Voor alles en iedereen die in onze nabijheid leeft.

Als we echte verandering willen, moeten we dat geromantiseerde beeld van het boerenerf radicaal op zijn kop zetten en laten zien hoe het wél kan. Niet alleen in het belang van dieren, maar ook in dat van onszelf. Want ja, boeren zorgen voor voedsel…maar niet voor voedsel waar mens en dier werkelijk mee gediend zijn. De wereld van morgen moet een veganistische zijn. Een wereld waarin dieren op het erf rondlopen, niet om uitgebuit te worden, maar om te bestaan. Waar geen gif meer over de velden wordt gespoten, maar natuurlijke middelen de bodem voeden. Waar de oogst niet enkel voor de mens is, maar gedeeld wordt met de dieren waarmee we in nabijheid leven. De wereld waar we naartoe moeten, is het spiegelbeeld van de huidige. Laat dát ons doel zijn. Maar zoals altijd begint die andere wereld bij het individu: bij de mens die andere keuzes maakt, die zich losmaakt van wat de massa de norm noemt. Het begint bij de veganist die niet alleen stopt met exploiteren, maar die ook werkelijk begint met nabij leven.

De Dertiende Tuin van de Super Vegan

Waar de veganist de dood buiten de deur houdt, nodigt de Super Vegan het leven uit

Nu thuis een plek is geworden waar de veganist zich kan terugtrekken en kan aarden, waar hij even niet geconfronteerd hoeft te worden met de wereld waar hij zich tegen keert, wordt het tijd om die stap te verdiepen. Het huis is niet alleen een toevluchtsoord, maar ook de plek waar een andere manier van leven zichtbaar kan worden: een plek die zoveel mogelijk in lijn staat met de ecologische werkelijkheid waar we naar streven. Waar de veganist zich inspant om planten te laten groeien die zuurstof teruggeven, en waar liminale dieren, net als hij, een plek vinden om te rusten, te schuilen en te bestaan. Het is de oefenplaats voor nabij leven: het kleine ecosysteem waar jij onderdeel van bent, of je dat nu wilt of niet.

Jij betaalt misschien wel de huur, of worstelt met de hypotheekschuld, maar dat maakt je nog geen eigenaar. Je huis, je balkon, je tuin… je deelt ze onvermijdelijk met anderen. Met de spinnen die boven in de hoeken hun web weven, met muizen die onder de vloer bewegen, met de duiven die op de balkonreling landen, met koolmezen die badderen in een fontein of regenton, met bijen en vlinders die je lavendelstruik bezoeken, met pissebedden die in de vochtige aarde van je plantenbak leven. Zelfs de fruitvlieg in je keuken, de mot in je kledingkast en de regenworm in je tuin zijn deel van dat gedeelde domein. En als je beter kijkt, zie je er nog veel meer: de nachtvlinders die zich aangetrokken voelen tot het licht achter je raam, de vleermuizen die in de schemer boven je dak hun rondjes draaien, de slakken die in de regen hun glimmende sporen over je tegels trekken, de mieren die hun weg zoeken door elke kier die ze vinden.

Dat zijn geen indringers, maar medebewoners. Zij delen de ruimte die jij net zo goed tijdelijk bewoont. Jouw muren, jouw vloeren, jouw dakpannen: het zijn voor hen net zo goed routes, schuilplaatsen, jachtterreinen of nestgelegenheden. Het idee dat wij absolute zeggenschap hebben over de ruimte waarin wij leven, is niet meer dan een illusie die door ons systeem wordt gevoed…een systeem dat alles tot bezit en eigendom wil reduceren. Maar wie echt kijkt, ziet dat er nooit sprake is geweest van alleenbezit: er is altijd gedeeld, er is altijd samen geleefd.

Als we werkelijk een andere manier van leven willen, zullen we daar zelf mee moeten beginnen. En waar beter te starten dan in de plek waar we wortelen, waar we aarden, waar ons dagelijks leven zich afspeelt? Thuis zien als een gedeeld ecosysteem, niet als bezit. Het vraagt om een nieuwe blik: niet de blik die alles wil beheersen, afbakenen en controleren, maar een blik die verwelkomt, die uitnodigt, die erkent dat leven zich niet laat stoppen bij een deurmat of een tuinhek.

Wie is hier eigenlijk het ongedierte?

We delen de wereld graag in. Alles moet in hokjes passen, netjes in categorieën. We trekken lijnen op de kaart en doen hetzelfde met dieren: we duwen ze in vakjes en wijzen ze hun plek toe. Zo horen veedieren op boerderijen of megastallen, proefdieren in klinische laboratoria, en huisdieren bij ons thuis. Maar er zijn dieren die zich niks aantrekken van onze categorieën. Duiven die op je balkon landen, ratten die onder de vloer lopen en muizen die hun weg vinden in je voorraadkast. Liminale dieren. Dat zijn de dieren die niet in de wildernis leven en ook niet door ons gedomesticeerd zijn. Ze bewegen zich juist in de tussenruimtes die wij als mensen achterlaten: in de stad, rond onze huizen, in schuren, tuinen en straten. Ze profiteren van ons voedsel, onze warmte en de beschutting die we (onbedoeld) creëren. Denk aan duiven, ratten, muizen, mussen, meeuwen, eksters. In Zoopolis krijgen ze een eigen status: geen bezit, geen productiedieren, maar medebewoners van onze leefomgeving. Jij kent ze misschien onder een andere naam: ongedierte.

Als een mens wreed of gevoelloos handelt noemen we dat onmenselijk. Laat een muis over je plafond scharrelen, en meteen noemen we het ‘ongedierte’. Niet een levend wezen, maar het tegenovergestelde daarvan. Niet dierlijk, en niet recht hebbend om te leven. Een plaag die bestreden moet worden…met gif, pijnlijke vallen, lijmplaten, of andere methodes die weinig zachtzinnig zijn. En die bestrijding..dat is voor sommigen goed boeren.

In Nederland is de hele ongediertebestrijdingservaring een industrie op zich. De markt voor ongediertebestrijding bedroeg in 2023 zowat een half miljard dollar alleen al in Nederland. In heel Europa bedroeg de markt in 2024 6,5 miljard dollar met een verwachte groei naar 11,6 miljard in 2033. Zoek je een sector om te investeren…dan zit hier in deze markt enorm veel potentie! Het is geen marginale sector, maar serieuze big business. Bedrijven zetten op automatische piloot gif en vallen in woonkamers en magazijnen. Geen gesprek, geen reflectie. Het zijn dieren die er niet horen en die moeten dood.

Ik herinner me nog een stadsepisode. Ik zat tv te kijken in mijn jaren-30 appartement toen ik in de hoek opeens beweging zag. Een muis. Hij bleef even stokstijf staan, alert, klaar om weg te schieten. Ik vond het prachtig… een klein, levend wezentje waarmee ik mijn leefomgeving deelde.

Mijn onderbuurvrouw dacht daar anders over. Waar ik af en toe een muis voorbij zag schieten, hoorde zij ze ’s nachts boven haar plafond heen en weer rennen. Het hield haar wakker. In het portiek begon ze erover: of ik er ook last van had. Zij vreesde ratten. Ik vertelde haar dat het waarschijnlijk muizen waren. Niet zo lang daarvoor hadden ze mijn voorraadkast ontdekt vertelde ik, maar nadat ik mijn noten had overgezet van plastic verpakkingen naar glazen potten, had ik er geen meer gezien of gehoord. Ik gaf haar de tip hetzelfde te doen met haar hondenvoer, dat ze in open zakken in de keuken bewaarde.

Maar mijn buurvrouw had een ander plan. Een paar weken later belde ze aan met achter haar twee mannen in rode overalls. Ongediertebestrijders. Ze hadden al gif in haar woning geplaatst, maar voor een ‘succesvolle aanpak’ moest er ook bij mij gif komen te liggen. Ze zei het alsof het een voldongen feit was. Ik was woedend. Op verschillende niveaus. Dat zij dacht te kunnen bepalen wat er in mijn huis gebeurde. Dat ze met een dwingende toon vertelde dat die mannen bij mij naar binnen móesten. Dat ze gif wilde laten plaatsen in een huis waar een hond rondliep. En vooral: dat ze levende dieren wilde vergiftigen omdat ze te gemakzuchtig was om haar dertig kilo zware zakken hondenvoer simpelweg in afsluitbare bakken te bewaren.

Uiteraard is er bij mij geen gif geplaatst, en het contact met die buurvrouw verliep daarna een stuk minder. Ze bood later wel haar excuses aan…maar voor mij was het klaar. Het vertrouwen was weg.

En het debiele is: wat mijn onderbuurvrouw deed, is eigenlijk precies wat we als samenleving overal doen. Zij had geen zin om haar hondenbrokken in dozen of potten te bewaren, en wij hebben collectief geen zin om ons eigen gedrag aan te passen. We laten voedselresten slingeren, bouwen steden vol overvolle prullenbakken, stapelen bergen afval op, en creëren daarmee een permanent buffet voor dieren die zich moeiteloos aanpassen aan onze rotzooi. Duiven vinden hun maaltijden in kruimels en etensresten op straat, ratten leven in riolen die we volspoelen met vet en etensafval, muizen trekken massaal naar onze huizen waar we overal zakjes en verpakkingen hebben liggen.

Het is dus niet zo dat deze dieren ons lastigvallen…het is eerder dat wij de omstandigheden scheppen waarin ze floreren. Wij trekken ze aan met onze overvloed en ons gemakzuchtige gedrag, en vervolgens verklaren we ze tot ‘ongedierte’ wanneer ze gebruikmaken van wat wij achterlaten.

Maar het hoeft niet zo te zijn. We kúnnen leren samenleven met deze dieren, zonder dat ze onze “rust verstoren” en zonder dat wij ze op gruwelijke wijze hoeven te doden. Sterker nog: we kunnen samenleven op een manier die niet alleen werkt, maar die juist verrijkend is…voor mens én dier.

Omringd door leven

Deze zomer is ons thuis omringd door leven. Op de binnenplaats staat een kast vol vogelvoer: waar eerst alleen kool- en pimpelmezen neerstreken, zien we nu ook vinken, roodborstjes en soms soorten die we niet direct thuis kunnen brengen. In de struiken langs de tuin huizen merels en in de esdoorn huizen nu vooral duiven. En mussen…vooral steeds meer mussen. Waar we een jaar geleden amper een mus zagen, zitten er nu tientallen in de struiken en voegen zich bij de mezen die ons huis als thuis hebben aangemerkt.

In de moestuin staan lavendel, dropplant en andere bijen- en vlindervriendelijke bloemen. Op zonnige dagen zoemen er bijen en hommels, landen er vlinders, zelfs de kolibrievlinder. Aan de rand van het grasveld ontdekten we een holletje waar eens een veldmuis uit kroop. In de schemer vliegen vleermuizen uit de nok van het huis en als je beter kijkt, zie je ook de mieren die onafgebroken bezig zijn, de spinnen die tussen stenen huizen, de wormen en insecten die onze compost verteren. Zelfs binnen, waar een vlieg soms verdwaalt of een spin zich terugtrekt in een hoek, is het leven aanwezig.

En weet je wat zo opmerkelijk is: geen van deze dieren bezorgt ons last. Integendeel, we leven in harmonie. De vleermuizen houden de muggenpopulatie klein. De mezen en mussen eten rupsen en larven op die anders onze planten zouden kaalvreten. De bijen en hommels bestuiven onze courgettes en tomaten. Mollen die we nooit zien verluchten de grond. Spinnen die we soms betrappen zorgen voor een natuurlijk evenwicht. Zelfs die ene rat (die ik Solo heb genoemd), die af en toe in de schemer onze vogelvoerkast inspecteert…levert ons geen overlast. Ze leveren ons iets heel anders.

Onderzoek bevestigt wat we zelf ervaren: samenleven met vogels, insecten en andere dieren vergroot ons welzijn. Mensen die meer vogels en biodiversiteit om zich heen hebben, rapporteren minder stress, een hoger geluksgevoel en meer verbondenheid met hun omgeving. Dertig mussen die tegelijk uit de struik opvliegen die ik had laten doorgroeien, doen me glimlachen. Mezen die op hete dagen badderen in een schaal water doen me glimlachen. Bijen en vlinders die zich tegoed doen aan onze bloemen doen me glimlachen.

Die vreugde beperkt zich niet tot de dieren. Ook de wilgen aan de rand van de tuin, die met takken blijven reiken alsof er geen einde bestaat, stemmen me blij. De waterlelie in de pas aangelegde vijver, waarvan het eerste blad het wateroppervlak bereikte, maakt me blij. De clematis die ik vorig jaar nog klein tegen het rek in de moestuin plantte en die dit jaar plots drie meter hoog klimt met paarse bloemen, maakt me blij. Zelfs de Oost-Indische kers die overwoekert en bladeren geeft met een pittige radijssmaak maakt me blij.

Ik heb geen wetenschappelijke studie nodig om te begrijpen wat mij gelukkig maakt… ik ervaar het dagelijks en ik kan het bevestigen. Wij moeten er niet aan denken weer te wonen en te leven op de manier zoals we het grootste deel van ons leven gedaan hebben. Natuurlijk besef ik dat Romy en ik hier de luxe hebben van ruimte die we zelf vorm kunnen geven. Maar dat betekent niet dat je, wonend in een jaren ’30-appartement, niets kunt doen om een ecosysteem te creëren. Heb je een balkon? Kies planten die insecten aantrekken, hang een schaal met water op, en laat de ruimte leven. Heb je een tuin? Plant bloemen, struiken en bomen die vogels en bijen uitnodigen. Zelfs binnenshuis kun je beginnen: haal planten in huis, leer hoe je ze verzorgt, en ervaar hoe de natuur…hoe klein ook… je leven verrijkt.

Willen wij als mensheid een toekomst, dan zullen we radicaal anders moeten gaan leven. Niet een beetje aanpassen, maar fundamenteel veranderen. Als je mij niet gelooft dat samenleven met groen en dieren de sleutel is tot werkelijk geluk… en misschien wel de sleutel om eindelijk te breken met alle ellendige bullshit die wij mensen dagelijks opnieuw blijven produceren… lees dan de boeken en onderzoeken die dit keer op keer bevestigen.

Stel jezelf als veganist eens de vraag: waar zeg ik eigenlijk nee tegen? Is het alleen de woede jegens dierenexploitatie? Of wijs je als veganist een heel systeem af… een manier van leven die je vervreemdt van wie je werkelijk bent en hoe bedoeld is om te leven?

Wat we nodig hebben, is niet nóg meer afstand tot dieren, maar een andere blik. Niet de vraag: hoe laten we dieren met rust? Maar de vraag: hoe leren we sámenleven? Want uiteindelijk is dat geen offer. Het is winst. Voor mens én dier.

De Veertiende Sanctuary van de Super Vegan

Waar de veganist het dier met rust laat, biedt de Super Vegan het dier onderdak

We blijven nog even thuis. De plek die, als het goed is, inmiddels is veranderd in een klein ecosysteem, een ruimte waar mens en dier elkaar ontmoeten en samenleven zonder dat er een contract is opgesteld of een plan is bedacht. Mussen die zich verzamelen in de struiken, vleermuizen die uit de nok schieten zodra de schemer valt, een duif die neerstrijkt op het balkon om even uit te rusten: het zijn dieren die jou weten te vinden, die hun weg naar jouw leefruimte weten te banen en zich daar, hoe tijdelijk ook, met jou verhouden. Maar naast deze bezoekers, die zichzelf toegang verschaffen tot jouw wereld, is er nog een andere groep dieren. Een groep die jou niet zomaar vindt. Dieren die zonder jouw hulp simpelweg niet overleven.

De gedomesticeerde dieren. Dieren die ooit volledig in handen van de mens zijn gekomen en daardoor iedere eigen autonomie zijn kwijtgeraakt. Het zijn de dieren waarvoor de veganist ooit besloot om te stoppen met consumeren: niet langer eten, niet langer dragen, niet langer gebruiken. De kipnugget werd ingeruild voor een stukje gerookte tofu, het leren jasje voor linnen of hennep, het glas melk voor havermelk. Het was een daad van afwijzing, een weigering om nog langer bij te dragen aan een systeem dat lijden in stand houdt. En dat is terecht.

Maar hier eindigt het verhaal voor de meeste veganisten, terwijl het eigenlijk pas begint. Want de Super Vegan gaat een stap verder. Naast niet eten, niet dragen en niet gebruiken, opent de Super Vegan zijn huis. Hij weigert niet alleen deelname aan het systeem dat dieren uitbuit, maar neemt ook verantwoordelijkheid voor de dieren die er al zijn…de honden en katten die in asiels wachten, de konijnen en parkieten die zijn gedumpt zodra ze niet meer leuk zijn, de vissen en hamsters die worden achtergelaten in een bak of kooi…en de koeien die na een paar jaar zijn ‘afgeschreven’, de varkens die nooit volwassen mogen worden, de kippen en eenden die hun hele leven in dienst staan van ons bord. De Super Vegan opent zijn huis niet alleen voor de dieren die wij als samenleving hebben goedgekeurd als huisdier, maar ook voor de dieren die wij hebben verbannen naar overvolle stallen… dieren die niet sterven aan ouderdom onder de zorg van een dierenarts, maar als kind worden gedood.

Waarom nemen we wel een kat in huis, maar geen varken? Waarom wandelen we wel met onze hond in het bos, maar laten we een kip samen met duizend lotgenoten wegkwijnen in een betonnen loods? Zolang we vasthouden aan het idee dat sommige dieren gezelschap verdienen en andere slechts voedsel of productiemiddel zijn, verandert er wezenlijk niets.

Natuurlijk, niet iedereen heeft de ruimte om een varken of koe te geven wat ze werkelijk nodig hebben. Maar zou dat niet wél het doel moeten zijn? Komt er niet pas echt een einde aan het speciesisme wanneer we dezelfde wandeling maken met een varken als met een hond? Wanneer we een koe dezelfde aandacht, zorg en bescherming gunnen als een kat?

Voor de meeste mensen ligt dat nog ver buiten bereik. Maar ook hier begint verantwoordelijkheid in het klein. Heb je een tuin? Dan kun je in ieder geval ruimte maken voor een paar kippen die anders zouden worden afgedankt. Heb je een balkon? Dan kun je best een mooi plekje creeren voor twee konijnen. Het gaat er niet om dat je in één keer het hele systeem corrigeert, maar dat je de muren tussen ‘huisdier’ en ‘landbouwhuisdier’ langzaam afbreekt. En dat je iets doet voor hen…die nu lijden.

De veganistische paradox

Veganisme brengt geen einde aan dierenleed, omdat het niets verandert voor de dieren die lijden. Het is paradoxaal: als veganist doe je niet mee aan de exploitatie, je weigert deel te nemen aan de massamoord…maar toch sterft er geen dier minder. Je zegt nee tegen het systeem, en daarmee voorkom je dat er in de toekomst dieren vast komen te zitten in de horrors van de bio-industrie. Theoretisch juist, maar wie heeft daar nú iets aan? Niemand. De individuen waarvoor de veganist strijdt, zullen nooit geboren worden. Het veganisme strijdt in wezen voor het voorkomen van geboorte. Een vreemde doelstelling misschien, maar begrijpelijk, omdat de realiteit van hun bestaan ondraaglijk is. Beter niet geboren, dan zo’n leven.

En daar zit mijn grootste frustratie met de dierenrechtenbeweging: alles draait om minder. Minder vlees, minder zuivel, minder leed, minder dieren. Maar wat willen we eigenlijk? Waar strijden we naartoe?

Als veganist ken je ze wel, die websites die je na een bestelling laten zien hoeveel dieren je zogenaamd hebt gered. Een paar muisklikken, en je voelt je een held. Een getalletje op je scherm, een badge voor je geweten. Maar laat ik het nogmaals herhalen: niemand merkt het. Geen enkel dier voelt het verschil. Er wordt geen enkele kip die al leeft minder geslacht omdat jij een shirt van biologisch katoen koopt, en er wordt geen enkel varken dat al geboren is minder vermoord omdat jij een vegan snackbox bestelt.

Dat soort rekensommen bestaan niet voor de dieren zelf. Ze bestaan voor jou. Voor jouw motivatie. Voor jouw dopamine-shot na het afrekenen. Bedrijven en organisaties gebruiken ze omdat ze werken: omdat ze je het idee geven dat jouw keuze een direct, meetbaar resultaat heeft. En zolang jij dat gelooft, bestel je opnieuw, blijf je gemotiveerd, houd je vol. Het is marketing in een ethisch jasje.

Het enige échte verschil wordt niet gemaakt in je winkelmandje, maar op de plekken waar dieren daadwerkelijk worden weggehaald uit de stallen en van de slacht. In de weides en schuren van sanctuaries, waar koeien hun eerste lentezon ervaren, kippen hun veren uitslaan in het zand, en varkens voor het eerst leren wat het is om in modder te rollen zonder dat iemand hen daarna naar de gaskamer sleept. Dáár wordt gevochten tegen het speciësisme van vandaag. Dáár wordt niet alleen voorkomen dat er nieuwe slachtoffers komen, maar wordt gezorgd voor de slachtoffers die er nu al zijn.

Stoppen met consumeren is niet genoeg. Het antwoord ligt niet in ‘met rust laten’ en verder onze bullshitbanen en hippe vegan lifestyleproducten najagen. Het antwoord ligt in opvang. In samenleven. In het openen van je huis, je tuin, je erf… hoe klein of groot ook… voor de dieren die er al zijn. Iedere veganist zou de plicht moeten voelen om iets te doen voor de slachtoffers die wij als mensen elke dag opnieuw maken.

De mensen die werkelijk verschil maken, zijn de Vrijliefs, de Nobele Hoeves, de sanctuaries waar mensen leven mét en tussen dieren. Daar begrijpen ze dat onze plicht niet is om niets te doen, maar om íets te doen. Voor hen die vandaag lijden. Voor hen die anders geen enkele kans zouden hebben.

Niet minder dieren, maar méér leven

Een van de redenen waarom wij vorig jaar op zoek gingen naar een vrijstaand huis op het platteland, was dat we het jaar daarvoor plots begonnen te dromen van een eigen animal sanctuary. Al langer voelde ik dat ik méér wilde doen, dat ik iets wilde betekenen voor zij die nú lijden. Al red ik maar één varken of één geit, dan red ik meer dieren dan ik ooit met mijn plantaardige dieet doe. We reden langs bij de Nobele Hoeve, onder de indruk van de ruimte, van het paradijs waar dieren eindelijk konden zijn wie ze zijn. We bezochten Liesbeth en Melvin van Vrijlief, luisterden naar hun verhaal, liepen door hun weides, tussen de dieren die anders waren geëindigd in plastic verpakkingen in de supermarkt. Het waren geen bezoeken, het waren confrontaties. Zo kan het dus ook. Zo hóórt het dus eigenlijk.

Onze eigen sanctuary is er nog niet, maar het idee om dieren een huis en een leven te geven is nooit weggegaan. Het zaadje is geplant en het groeit mee met alles wat we hier doen. In onze tuin ben ik begonnen met het uittekenen van een plek waar straks kippen en misschien geiten hun dagen kunnen slijten. Geen hok met tralies of kale uitloop, maar een leefruimte die klopt: gras om te grazen, aarde en zand om in te scharrelen, water om uit te drinken en in te spelen, bomen die schaduw en veiligheid bieden, beschutting tegen regen en kou. Een kleine wereld die laat zien dat het anders kan.

Het is ook een plek die een einde moet maken aan een hardnekkig idee: dat een kip alleen bestaansrecht heeft omdat ze eieren legt. Want telkens weer komt in gesprekken dezelfde vraag terug: “En wat doe je dan met de eieren?” En telkens zie ik de verbazing wanneer ik antwoord dat ik ze níét eet. Alsof een dier alleen waarde heeft zolang het iets oplevert. Alsof haar leven niet genoeg reden is om haar te laten zijn.

Precies daar ligt de omslag die we moeten maken. We moeten leren de kip te zien zoals we de hond of de kat zien: als volwaardige bewoner van ons huis en erf, met een eigen karakter, verlangens, angsten en vreugdes. Geen producent, maar een individu. Geen middel, maar een doel in zichzelf.

De kracht van sanctuaries ligt niet alleen in het fysieke redden van dieren, maar juist in de beelden en verhalen die ze ons geven. Een filmpje van een varken dat met een hond speelt, een koe die voor het eerst door het gras rent, een kip die zich tevreden nestelt in het stro. Zulke momenten lijken klein, maar ze doorbreken voor een fractie van een seconde de conditionering die ons hele leven lang is ingeprent. Plots zie je geen “vee” meer, maar een individu dat vreugde kent, vriendschap zoekt, en een leven leeft dat losstaat van ons bord.

Die beelden hebben een kracht die ver reikt. Ze gaan viraal, raken miljoenen mensen, en planten een zaadje dat je niet zomaar uit je hoofd krijgt. Onderzoek laat zien dat persoonlijke verhalen en zichtbare individuen veel meer effect hebben op empathie en gedragsverandering dan abstracte cijfers of statistieken. Waar cijfers afstand scheppen, maakt een filmpje van een koe die voor het eerst de zon voelt juist verbinding mogelijk.

Sanctuaries bieden een glimp van een wereld die we ons nauwelijks kunnen voorstellen, maar die tóch bestaat. Een wereld waarin samenleven wél mogelijk is.

Laat ieder veganistisch huishouden een mini-sanctuary worden. Red honden en katten uit het asiel, geef vissen het grootste aquarium dat je kunt bieden, laat een parkiet vrij door je woonkamer vliegen. Maar laat het daar niet bij. Breid de cirkel van huisdieren uit naar de dieren die nu nog opgesloten zitten in stallen en sterven voor het bord van anderen. Stel je voor: een varken dat niet in de slachtlijn eindigt maar in je tuin, een kip die niet wordt afgedankt maar een pensioen krijgt, een geit die niet wordt afgemaakt zodra ze geen melk meer geeft maar samen met jou oud mag worden.

Dat is de echte verschuiving die we moeten maken: dieren niet langer zien als bezit of product, maar als medebewoners van onze huizen, erven en steden. Want de veganist die niet alleen weigert dieren te exploiteren, maar ook zijn deur opent en hen een thuis biedt…dát is de veganist die werkelijk verschil maakt. Niet morgen. Niet in theorie. Maar vandaag, in de levens die nú lijden.

De Vijftiende Redding van de Super Vegan

Waar de veganist voorbijloopt, bukt de Super Vegan zich.

Nu hoef je geen dieren in huis te halen om verschil te maken. Het leed van dier én mens is dichterbij dan je denkt. De bio-industrie lijkt ver weg… letterlijk, omdat de meeste veganisten in de Randstad wonen terwijl de stallen en slachthuizen zich ophopen op het platteland. En figuurlijk, omdat leed iets is dat we graag buiten ons blikveld plaatsen. In het Midden-Oosten, dáár is leed. In Afrika, dáár is leed. Maar wie zijn blik durft te verruimen en écht kijkt, ziet dat het net zo goed hier is. In je eigen straat. Op weg naar je werk. In het park om de hoek.

Leed is overal in ons landschap ingeweven. We hebben de wereld ontworpen op snelheid, gemak en menselijke behoeften. Wegen waar meeuwen, duiven en egels worden verpletterd. Tramlijnen die voor ganzen en zwanen een dodelijk obstakel vormen. Kanalen en sloten waarin kuikens verdrinken, vissen vast komen te zitten in afval of verstikken in zuurstofloos water. Voor ons betekenen asfalt en beton efficiëntie, bereikbaarheid, vooruitgang. Voor hen is het een dagelijks slagveld…stil, onzichtbaar, maar niets minder dan systematische vernietiging van levens die toevallig in onze weg lopen.

Als je om dieren geeft is veganisme alleen dan ook niet genoeg. Geen vlees, geen zuivel, geen eieren, geen leer… en daarmee zou zijn rol uitgespeeld zijn. Want hij is tenminste niet de dader. Hij is niet de boer, niet de slachter, niet de consument met een karbonade in zijn mandje. Maar spreekt dat werkelijk vrij? Ben je moreel klaar zodra je stopt met bijdragen aan leed? Of begint je verantwoordelijkheid juist dán?

Veganisme ligt dicht bij de filosofie van Peter Singer, de grondlegger van de moderne dierenrechtenbeweging, en het effectieve altruisme. In die stroming draait het om het rationeel berekenen van waar je de meeste levens kunt redden en het meeste lijden kunt voorkomen. Dat is waardevol en ik juich toe dat er op die manier wordt gekeken naar impact. Maar er schuilt ook een gevaar. Want als je alles reduceert tot getallen en tabellen, verlies je gemakkelijk uit het oog waar het werkelijk om draait: individuen. Geen mens, geen dier is ooit een statistiek. Wie alleen in cijfers redeneert, loopt het risico de morele warmte kwijt te raken…het vermogen om geraakt te worden door een enkel individu dat voor je voeten ligt te sterven.

De Super Vegan begrijpt dat weigering slechts de eerste stap is. Niet meedoen aan exploitatie betekent niet dat je nu achterover mag leunen. Het betekent dat je ogen open zijn… en dat je ziet wat anderen liever negeren. Dat je stopt bij een gewonde duif op de stoep in plaats van eroverheen te stappen. Dat je een egel uit de goot tilt voordat hij wordt overreden. Dat je padden helpt oversteken op een natte voorjaarsnacht. Dat je een kat niet negeert wanneer die verdwaald en bang door je straat sluipt. Het betekent dat je niet alleen het systeem weigert, maar ook verantwoordelijkheid neemt voor de slachtoffers die het nú al maakt.

En precies dáár ligt het verschil: de veganist voelt zich klaar zodra hij géén kwaad meer doet; de Super Vegan beseft dat het pas begint zodra je goed gaat doen.

De plicht van nabijheid

Twee jaar geleden besloot ik me plots aan te melden als vrijwilliger bij de dierenambulance in Den Haag. Ik had die witte busjes vaak zat voorbij zien rijden, had ze zelf ook weleens gebeld, maar altijd bleef het daarbij. Tot die ene middag, toen ik met Odis liep in mijn wijk. Twee kinderen stonden gebogen over het gras langs een sloot, bezorgd, wijzend naar iets dat spartelde. Een ganzenkuiken lag op zijn rug, hulpeloos, terwijl de ouders al doorgelopen waren. Ik belde de ambulance, maar er was niemand beschikbaar. Of ik het zelf even naar de vogelopvang De Wulp kon brengen, vroegen ze.

Ik aarzelde. Vond het spannend. Wilde geen fouten maken. Maar uiteindelijk tilde ik het kuiken voorzichtig op, stopte haar in mijn trui om warm te houden, en reed zo snel ik kon naar de opvang. Daar nam een meisje, moe van een lange dag, het kuiken professioneel van me over. En ik reed terug met een vreemd soort rust en voldoening, alsof ik voor het eerst sinds lange tijd echt iets had gedaan wat ertoe deed. Een half jaar later reed ik mijn eerste rit op de ambulance.

Bijna een jaar lang heb ik elke woensdag mijn vrije dag besteed aan dat werk. Eerst naast een ervaren chauffeur, later alleen. En ik kan je vertellen: dat is hard werken. Echt werken. Niet het vergaderen op Teams of het schuiven met documenten in Excel, maar fysiek zwaar werk, altijd onderweg, nooit wetend wat je aantreft. Het was leerzaam, vaak verdrietig, soms ronduit confronterend…maar boven alles dankbaar. Mijn laatste dag, vorig jaar zomer, vergeet ik nooit meer. Tien uur onafgebroken rijden, acht verschillende vogels achterin, elk met hun eigen verhaal. De laatste was een houtduif, uitgeput en broodmager, toevallig gevonden in mijn eigen wijk. Op de basis zette ik een bakje pitten en zaden voor hem neer en zag hoe hij gulzig begon te eten. En ik besefte: dit is waarom ik dit doe. Een kleine handeling van mij kon voor hem het verschil betekenen tussen leven en dood.

Inmiddels ben ik daar gestopt. Maar weet je wat het is? Je hebt helemaal geen shirt van de dierenambulance nodig om dieren te helpen. Je hoeft geen ambulance te besturen om een verschil te maken. Dat realiseerde ik me al eerder…tijdens een van de shifts in de zomer…

De melding kwam binnen via een caféhouder. Binnen, in een hoekje, zat een verzwakte duif. Vier mannen zaten ernaast te kaarten, alsof hij niet bestond. “Hij zit hier al een paar dagen,” zei een van hen, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Ik pakte hem voorzichtig op, zette hem in mijn mandje, klaar om naar de opvang te brengen. En terwijl ik weg wilde gaan, vroeg de barvrouw of ik misschien iets wilde drinken. Het was die dag meer dan dertig graden. En ik voelde de boosheid opkomen. Ik heb geen water nodig, dacht ik, deze duif wel. Wat was nou de moeite geweest om een schoteltje neer te zetten? Om even te kijken wat er met hem aan de hand was? Waarom moest ik hiervoor komen?

Die dag besefte ik hoe treurig het eigenlijk is dat er iemand in een shirt met “dierenambulance” op zijn rug voor nodig is om een dier te helpen. Dat is misschien wel een van de grootste problemen van onze samenleving: we hebben alles zo strak in hokjes en categorieën verdeeld, dat niemand zich nog verantwoordelijk voelt voor wat er voor zijn neus gebeurt. Een dier in nood? Daar is de dierenambulance voor. Een zieke buur? Daar zijn instanties voor. En zo schuiven we zorg eindeloos van ons af, net zolang tot er niemand meer écht handelt.

Maar wat als we het weer zouden terugpakken? Wat als we de verantwoordelijkheid weer naar onszelf toetrekken? Wat als we niet wegkeken, maar simpelweg deden wat nodig is in het moment? Dat is waar Nabij Leven voor staat: de vanzelfsprekende plicht om naar elkaar om te kijken, mens én dier. Iets wat ooit de basis was van samenleven, maar wat we onderweg kwijtgeraakt zijn. We definiëren onszelf nu vooral in termen van werk en hobby’s, als losse individuen met agenda’s en doelen, maar niet langer als leden van een gemeenschap die kan dragen, helpen en handelen.

De Keuze om Niet Weg te Kijken

Nu is het makkelijker gezegd dan gedaan: een dier helpen. Want waar doe je goed aan, en wanneer kun je beter iets laten? Dat vraagt kennis, ervaring en inzicht. De dieren waar ik over praat weten niet meteen dat jij daar bent om ze te helpen. Integendeel, vaak zien ze je als een bedreiging. Ik herinner me een keer dat Romy en ik samen een halsbandparkiet bevrijdden uit de afvoerpijp van een cv-ketel. We hebben bijna een uur lang voorzichtig gezaagd, bang om per ongeluk de staart of pootjes te raken. Toen de vogel eindelijk vrijkwam, beet hij me uit pure paniek zo hard in mijn vinger dat de plek nog maanden gevoelig bleef. Geen dankbaarheid, geen heroïek… gewoon instinct, overleven.

Wat ik hiermee wil zeggen: het gaat er niet om dat jij je voelt als de redder. Het gaat erom dat je iets doet. Dat je niet gedachteloos doorrijdt of voorbijloopt, maar even stilstaat bij wat er voor je ligt. En dan goed afweegt: kan ik hier daadwerkelijk helpen, of moet ik dit overlaten aan de dierenambulance of opvang, waar mensen de kennis en middelen hebben om het beter te doen? Soms is de beste keuze om het te laten, om niet in te grijpen, omdat ingrijpen soms meer kwaad dan goed doet.

Maar de allerbeste keuze is altijd om in elk geval niet weg te kijken en dat vraagt de wil en de moed om iets te doen. Ik heb vaak genoeg momenten gehad waarop ik voelde dat ik had moeten ingrijpen, maar het niet deed. Omdat ik zogenaamd geen tijd had, omdat afspraken, mensen en kantoren zogenaamd belangrijker waren. Maar ook gewoon uit angst: niet weten wat te doen, bang voor de scheve blikken van omstanders.

Daarom heb ik mezelf voorgenomen: bij ieder dier (of mens) in nood dat ik tegenkom…of dat nu op straat is, in het park, het bos, op het strand of in mijn eigen tuin…zal ik handelen, wanneer dat mogelijk en nodig is. Het lukt niet altijd. Ook op de dierenambulance lukte het niet altijd. Soms kwam je te laat, soms was het dier al te ver heen. Maar wat telt, is niet dat je altijd slaagt. Wat telt, is dat je probeert. Dat je niet wegkijkt. Dat je iets doet.

Wat ik je kan vertellen uit eigen ervaring, is dat iets doen voor een ander nooit alleen iets betekent voor die ander, maar minstens zoveel voor jezelf. De keren dat ik doorreed terwijl ik voelde dat ik had moeten stoppen, vrat het aan me. Het schuldgevoel bleef hangen, een leegte die ik niet weg kon rationaliseren. Maar elke keer dat ik wél handelde…of het nu het oppakken van een verdwaalde pas was, of het helpen van een duif…voelde ik iets heel anders: verbondenheid, voldoening, een bijna lichamelijk gevoel van juist handelen.

En dat is niet alleen mijn persoonlijke sentiment. Onderzoek naar altruïsme laat keer op keer zien dat zorgen voor een ander een van de krachtigste bronnen van geluk is. Psychologen spreken over de “helper’s high”: een meetbare toename in gelukshormonen wanneer je iemand helpt. Het gaat niet om grootse daden of spectaculaire reddingen. Het gaat om de simpele handeling van in beweging komen, van niet wegkijken. Wie iets doet voor een ander, voelt zich gelukkiger, gezonder, meer verbonden.

Altruïsme werkt dus twee kanten op. Het tilt de ander op, maar het tilt jou net zo goed uit de sleur van onverschilligheid. Het herinnert je eraan dat je meer bent dan een radertje in het systeem, dat je vermogen hebt om verschil te maken…nu, direct, voor dit ene wezen voor je.

Het beste advies dat ik je kan geven: meld je aan als vrijwilliger bij de dierenambulance in jouw omgeving. Leer over katten, honden, meeuwen, meerkoeten, duiven, vossen, parkieten, schildpadden, slangen en alles wat er tussenzit. Je leert in korte tijd meer dan in welk kantoorleven ook. Van al het werk dat ik in mijn leven gedaan heb, heeft niets me zoveel geleerd en geraakt als die ene woensdag in de week bij de ambulance in Den Haag.

De ambulance een stap te ver? Zoek vrijwilligerswerk bij een opvang, of begin klein: zet een bakje water buiten op een hete dag, til een egel uit de weg, bel een opvang als je twijfelt. Je helpt niet alleen de dieren in nood, en ook niet alleen de mensen die zich dag in dag uit inzetten voor een hongerloontje… je helpt vooral jezelf. Omdat je ervaart wat werkelijk telt: dat je in staat bent iets te doen voor een ander, hoe klein ook. Daar begint nabij leven: niet in grote theorieën of politieke debatten, maar in de simpele keuze om niet voorbij te lopen.

Tot Slot: Van Nee tegen het Systeem naar Ja tegen het Leven

Nabij leven betekent de cirkel van zorg oprekken: niet alleen naar jezelf en je menselijke buren, maar naar álle wezens die jouw omgeving delen. Het is het oude idee van noaberschap overnemen en radicaal uitbreiden…voorbij de mens, voorbij de hekken. Naar de mus die zich verschuilt in je struik, de kat die ’s nachts door de straat zwerft, de egel die de weg probeert over te steken, de kip die gered is van de slacht.

Het is een manier van kijken die je wereld verandert: je ziet geen categorieën meer, geen “plaag” of “huisdier”, maar levens die naast het jouwe bestaan en net zo goed recht hebben op rust, ruimte en veiligheid.

De Super Vegan begrijpt dat dit niet begint met grote gebaren of manifesten, maar met kleine dagelijkse keuzes. Kiezen om niet weg te kijken. Kiezen om te handelen. Kiezen om nabij te leven.

  • Maak van je huis en tuin een gedeeld ecosysteem. Geen bezit, maar een leefruimte die jij deelt met vogels, insecten, planten en alles wat er wortelt en beweegt.

  • Stel je huis open voor zij die je nodig hebben. Niet alleen voor honden en katten, maar ook voor de dieren die nu nog worden weggestopt in stallen en loodsen.

  • Leer kijken, loop niet door en doe iets. Voor een ander, voor een dier, voor wie er nú hulp nodig heeft. Nabij leven begint bij handelen.

Doe dat, en je zult merken dat redden niet alleen betekent dat je voorkomt dat er ooit nieuwe slachtoffers geboren worden. Het betekent ook dat je iets doet voor de dieren die nú bestaan. Voor hen die vandaag leven, lijden en wachten. En dát is waar nabij leven om draait: niet alleen nee zeggen tegen een systeem, maar ja zeggen tegen het individu dat voor je staat.