Radicale Zelfzorg
“Verandering begint niet bij de ander, en ook niet bij gelijk. Het begint in jezelf.”
Veganist zijn betekent: kiezen voor iets anders, tegen de stroom in. Maar wie alleen stopt met bijdragen aan leed, verandert nog niets fundamenteels aan de wereld. Hij verandert zijn bord, misschien zijn gewoontes…maar niet de werkelijkheid waarin dieren nog steeds massaal lijden.
Als je werkelijk een einde wil maken aan datgene waar je je tegen verzet, moet je méér worden dan je nu bent. Je moet niet alleen je consumptie veranderen, maar ook je gedrag, je denken, je ritme, je lichaam, je relaties. En dat begint bij iets wat pijnlijk vaak wordt vergeten… of als ‘persoonlijk’ terzijde wordt geschoven: radicale zelfzorg.
Niet als feelgoodthee in een mok met affirmatie. Niet als zelfliefde in roze letters op een tegeltje. Maar als “radicale”, doelgerichte daad. Omdat je niets kunt dragen als je zelf aan het wankelen bent. Omdat je geen verschil maakt als je gebukt gaat onder vermoeidheid, verslaving, emotionele chaos of fysieke uitputting. Omdat je alleen kunt bouwen aan een andere wereld als je lichaam en geest sterk genoeg zijn om dat vol te houden.
Wat ik radicale zelfzorg noem is eigenlijk allesbehalve radicaal. Goed eten, bewegen, slapen en ademhalen…dat is het eigenlijk wel zo’n beetje… dat is de basis. De fundering die jij nodig hebt om iets te kunnen betekenen voor een ander. Maar goed eten, natuurlijk bewegen, voldoende slaap en zelfs ademhalen wordt je niet makkelijk gemaakt in een wereld die ingericht lijkt te zijn op precies het tegenovergestelde. Een wereld waarin uitputting de norm is, aandacht een zeldzaamheid en zorg gelijkstaat aan consumptie, lijkt “gewoon doen” al snel een revolutionaire daad. Geen alcohol drinken op de bedrijfsborrel, de trap nemen naar de derde en wandelen in de bos is best een gek voor een hoop mensen. Extreem zelfs…net zoals de veganist vaak als extreem wordt gezien. In zo'n wereld is normaal gedrag een opstand.
De waarheid is dat deze wereld…het systeem…je wil breken. Het wil dat je te druk bent, te moe, te verdoofd. Het wil dat je ‘nee’ zegt tegen groene thee, maar ‘ja’ blijft zeggen tegen burn-outs, bullshitbanen, doorwaakte nachten, en vaten Ben & Jerry’s Non-Dairy Cookie Dough op een dinsdagavond. Het wil dat je ontspanning verwart met herstel, dat je liggen verwart met rust, dat je Netflix verwart met zelfzorg.
Radicale zelfzorg is de weigering om mee te doen aan die uitputtingsmachine. Het is niet jezelf pamperen, maar jezelf trainen. Het is je lichaam zien als bondgenoot. Je aandacht terugpakken. Je gewoontes hervormen. Het is jezelf voeden, niet vullen. Bewegen om niet te verstenen. Rusten om niet te breken. Nee zeggen tegen alles wat je afhoudt van wat jij eigenlijk wél wil voelen: helderheid, kracht, richting.
En met die helderheid komt iets onverwachts: vanzelfsprekend gezag. De veganist die goed eet, vrij beweegt, scherp denkt en zichtbaar floreert, hoeft zichzelf niet langer te verdedigen. Die hoeft geen preek te houden over B12 of plastic verpakkingen. Die hoeft geen excuses te maken voor zijn plantaardige lunch, zijn ecovriendelijke jas of zijn wandeling in de pauze terwijl anderen wachten tot ze weer mogen dóen alsof ze leven.
De Super Vegan overtuigt zonder te praten. Praat over voeding met liefde en helderheid… niet met schaamte of strijd. Beweegt natuurlijk, leeft ritmisch, slaapt diep, denkt scherp. En wordt geen irritante uitzondering in het systeem… maar de meest logische manier om te leven. Niet: “jeetje, hoe hou je het vol?” Maar: “wow… zo wil ik me ook voelen.”
Ik weet hoe moeilijk dit is. Ik heb jarenlang precies gedaan wat het systeem van me vroeg. Braaf op kantoor verschijnen, leeg thuiskomen, alles dempen met bier, games, snacks, YouTube, scrollen tot het scherm mijn gezicht weerkaatste als een spook. Totdat ik ‘uitgerust’ genoeg was om de volgende dag weer te beginnen. Altijd op zoek naar manieren om me beter te voelen, methodes, boeken, routines. Maar niets werkte zolang ik niet begreep dat het systeem precies zo ontworpen is. Om ons net genoeg ruimte te geven om niet in opstand te komen. Veganisme bracht me op het pad van goede voeding. Mijn vriend Odis hielp me om beter te bewegen. En corona was er om me mentaal te bevrijden uit de krochten van het systeem. Ik weet niet of jij dat als lezer herkent, maar ik heb de afgelopen jaren meerdere keren zo’n Neo-momentje gehad. Steeds weer iets waarvan ik dacht: zo hoort het, zo is het nu eenmaal… om er vervolgens achter te komen dat het tegenovergestelde waar was.
Wat ooit begon met het opruimen van mijn kamer (ahum, ja… dank je wel, Jordan Peterson) werd een pad richting beweging, koken, mediteren, lezen. Minder bullshit, meer helderheid. Minder opvulling, meer voeding. En langzaam werd het duidelijk: radicale zelfzorg is geen zijspoor. Het is het begin van de revolutie. Op je bord. In je kast. In je brein. In je bloed. In je ritme. In hoe je loopt. In hoe je kijkt. In hoe je praat over wat je belangrijk vindt…niet vermoeid, maar vol vuur.
Wie de wereld wil veranderen, begint met zichzelf zó goed verzorgen… dat niemand meer om hem heen kan. Niet als doel op zich, maar als fundament voor alles wat volgt. Hoe beter jij voor jezelf zorgt…hoe helderder je wordt, hoe krachtiger je voelt, hoe scherper je geest en sterker je lichaam…hoe meer je kunt betekenen. Voor de dieren waarvoor je ooit begon. Voor de mensen om je heen. Voor een systeem dat hunkert naar voorbeelden, niet naar meningen. En dan gebeurt er iets wat zelfs jij misschien niet had voorzien: je lichaam wordt een antwoord. Niet op morele vragen, maar op fysieke vragen. Kanker. Hart- en vaatziekten. Diabetes type 2. Nierfalen. Obesitas. Hoge bloeddruk. Depressie. We halen er miljoenen voor op, zetten instituten in beweging, starten campagnes… terwijl het antwoord allang voor onze neus ligt. Niet in een pil. Niet in een lab. Maar in iets veel simpels: planten.
De Eerste Hap van de Super Vegan
Waar de veganist stopt met vlees eten, begint de Super Vegan zichzelf te voeden.
Veganisme draait niet om voeding, maar het begint er meestal wel. Voedsel is voor veel mensen dan ook de eerste en grootste barrière. De carnistische mens denkt niet zonder te kunnen; hij denkt bij een plantaardig dieet meteen aan verlies. Veganist worden voelt als eten én leven opgeven: de smaak, de structuur, de eiwitten, het idee van ‘volwaardig’. Een maaltijd is pas ‘compleet’ wanneer er iets vlezigs naast de groenten ligt. Zonder vlees voelt men zich zwak, ziek en misselijk… althans, dat is het beeld.
Vraag een vleeseter waarom hij geen veganist is, en hij begint over de smaak van speklapjes, over eiwitten, of over het risico op tekorten. Of erger nog: over hoe “al dat nepvlees ook niet gezond is.” Grappig genoeg zijn het zelden de mensen die zelf gezond eten die zich daar druk om maken. Niemand stelt vragen over tekorten aan de collega die leeft op koffie, Red Bull en frikandelbroodjes. Maar zodra jij met je plantaardige pokébowl aanschuift, is ineens iedereen voedingsdeskundige. Maar de realiteit is dat vrijwel niemand een voedingsdeskundige is…ook de veganist niet.
Wat is nu het antwoord van het veganisme op de vraag van de carnist: En mijn vlees dan? Vleesvervangers. Kun je niet zonder je Mora-frikandel? Geen probleem. Dan maken we die frikandel gewoon na, met plantaardige ingrediënten. Geef ze Beyond Meat. Laat ze niets missen. We ontwerpen burgers die ‘bloeden’, omdat we denken dat dát overtuigt. Maar wat we daarmee óók zeggen, is dat bloederigheid blijkbaar normaal is. We bevestigen niet alleen het eetpatroon van de carnist, maar ook diens gelijk. Want wat zeggen we eigenlijk, als we de supermarktschappen vullen met producten die op vlees lijken? Je hebt gelijk: echt voedsel is dierlijk. Vlees is onmisbaar. We kunnen niet zonder... dus maken we iets dat erop lijkt. Als je het écht om de dieren te doen is, kun je nu eindelijk veganist worden…het alternatief is er!
Vleesvervangers veroorzaken minder leed… absoluut. Maar ze zijn óók symptoom van iets diepers: we durven het dominante idee van wat voeding is niet los te laten. In plaats van opnieuw te definiëren wat voeding betekent en wat de mens werkelijk nodig heeft, proberen we vlees opnieuw te formuleren. Maar zolang we dat blijven doen, blijven we gevangen in het systeem dat we dachten te verlaten. Als we dat systeem echt willen doorbreken, moeten we stoppen met praten over alternatieven, vervangers of opvolgers. Want dat impliceert dat er iets nieuws moet komen om het bestaande te vervangen…terwijl dat helemaal niet hoeft.
Het veganistische verhaal moet niet gaan over vervangen. Het moet gaan over weglaten en verrijken. Over herstellen. Over leven. Wat wij veganisten moeten doen, is opnieuw leren wat voeding eigenlijk ís. Wat de mens nodig heeft om te floreren. En dan niet langer naar buiten treden als alternatief, maar als de norm. Niet als uitzondering, maar als blauwdruk. Niet omdat het moreel superieur is, maar omdat het dieet superieur is! Omdat het voedt, versterkt, beschermt. Omdat het zin heeft.
Voeding is geen ideologie, geen hype en geen lifestyle. Het is biologie, chemie, wetenschap, leven. Het begint bij snappen wat voeding is…en wat het met je doet.
Wat we niet weten, kan ons doden
Wat wij leren over voeding is beperkt. We zijn daarin afhankelijk van onze ouders, artsen en docenten op school… al kan ik me eerlijk gezegd niet herinneren dat er op school of door mijn huisarts ooit serieus over voeding werd gesproken. Misschien een keer een projectweek met wat folders, een piramide op een poster, maar daar hield het wel op.
Wat ik wist over voeding voordat ik me er ooit in verdiepte, was dit: melk is goed voor je botten (calcium!), vis is gezond vanwege de vetten, kip is mager en eiwitrijk. En vooral: “van alles wat, dan zit je goed.” Die overtuiging kwam rechtstreeks uit de koker van het Voedingscentrum…een instituut dat zegt zich te baseren op wetenschappelijk onderzoek.
Zelfs nu, anno 2025, nu we weten dat consumptie van dierlijke producten bijdraagt aan welvaartsziekten als diabetes type 2, obesitas, hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker, blijft de boodschap mild: “Eet iets minder vlees. Iets meer plantaardig.” Waarom die voorzichtigheid?
Omdat het Voedingscentrum misschien wetenschappelijk wil lijken, maar in de praktijk nooit écht onafhankelijk is geweest. Achter die zogenaamd neutrale adviezen gaat een web van belangen schuil. De Nederlandse vleessector is goed voor een omzet van meer dan 10 miljard euro per jaar. Die industrie heeft er dus alle belang bij dat jij vlees blijft eten, melk blijft drinken en eieren blijft kopen.
En dus financiert de sector haar eigen wetenschappelijke onderzoeken. Decennialang…en nog altijd… wordt de markt overspoeld met desinformatie: studies, rapporten en feiten die precies zo zijn opgesteld dat ze verwarring zaaien. Onderzoeken waarop het Voedingscentrum vervolgens zijn adviezen baseert. Ondertussen worden er mensen in commissies geplaatst, worden onderwijsprogramma’s gesponsord, en wordt er via lobby’s druk uitgeoefend op beleid. Zo blijft de boodschap vaag genoeg om de markt niet te schaden.
Het Voedingscentrum is er dan ook niet in de eerste plaats voor de gezondheid van mensen, maar voor de gezondheid van het systeem. Het systeem dat wil dat je blijft consumeren. En als de wetenschap dan toch wat meer de andere richting op leunt, krijg je wat havermelk en een vleesvervanger toegeschoven… als compromis.
En zo ontstaat er een samenleving waarin iedereen denkt iets van voeding te weten, maar bijna niemand het écht begrijpt.
Eerst leren eten
Ik begon pas echt te begrijpen wat voeding is…wat het werkelijk doet met je lichaam… toen ik How Not To Die van Dr. Michael Greger las. Dat boek was voor mij de ultieme bevestiging: als veganist maak je niet alleen de juiste ethische keuze, maar ook de beste keuze voor je gezondheid.
Greger behandelt daarin systematisch de grote welvaartsziekten die onze samenleving teisteren: hart- en vaatziekten, diabetes type 2, hoge bloeddruk, obesitas, dementie, borstkanker, prostaatkanker… En telkens weer wijst hij op de rol van voeding. Hoe bewerkt vlees het risico op darmkanker vergroot. Hoe melk bijdraagt aan prostaatkanker. Hoe vis je nieren belast. Hoe je met één eetlepel gebroken lijnzaad per dag het risico op borstkanker verlaagt. Hoe kurkuma ontstekingsremmend werkt. Walnoten beschermen je hersenen. Bonen stabiliseren je bloedsuiker. En zo gaat het maar door.
Het is bizar hoe weinig mensen deze essentiële kennis bezitten. Stel je voor dat iedereen zou eten zoals Greger adviseert: de vleessector zou instorten, het zorgsysteem zou drastisch ontlast worden, zorgpremies omlaag, wachtlijsten korter, minder zieken, minder personeelstekorten… een revolutie, gewoon met wat er op je bord ligt.
Sinds ik dat boek las, eet ik anders. Ik houd me…met vallen en opstaan…aan Greger’s Daily Dozen: twaalf dingen die je elke dag zou moeten eten of doen, gebaseerd op de best beschikbare wetenschap. Bladgroenten, kruisbloemige groenten, nog meer groenten, bessen, fruit, peulvruchten, volle granen, lijnzaad, noten, kruiden, beweging, water… meer is het niet. Zo simpel kan het zijn. Een radicaal ander voedingspatroon is misschien wel het makkelijkste wat er is.
Tuurlijk, het verwatert weleens. Laatst nog, toen Romy en ik een patatje haalden. We voelden ons direct vet, vol en moe. En tegelijk wisten we het: “Waarom eten we dit eigenlijk? Als we gewoon zelf iets maken, is het zóveel lekkerder.”
Ik heb mezelf dan ook “verpest”. Bewerkt vegan spul…de burgers, de nepkaas, de rest van de meuk… het smaakt me niet eens meer. Het voelt gewoon niet goed. Heb je ooit goed gekruide kikkererwten uit de oven gegeten? Of een zoete aardappel…een uur in de oven, naakt…geen olie, geen kruiden… misschien wel het lekkerste wat je ooit zult proeven.
Maar je moet het wel wéten. Je moet weten waarom je bonen zou moeten eten. Waarom broccoli goed voor je is. Waarom je prima kunt wokken in water. Als je het eenmaal weet, verandert er iets. Wie dit weet, eet anders. Wie dit leeft, overtuigt anders.
Zonder vlees en zuivel eet je rijker, smaakvoller. Je voelt je fitter, helderder. Je vertrouwt je lichaam meer. Je vertrouwt mezelf meer. En je heb er niets voor hoeven vervangen, alleen maar verrijken. Leer wat voeding werkelijk is. Ga anders eten… en er zal iets met je gebeuren waarvan je nooit wist dat het kon.
De Tweede Stap van de Super Vegan
Waar de veganist het dier spaart, herstelt de Super Vegan de mens.
De veganist is een dapper mens. Niet omdat hij perfect is, maar omdat hij iets durfde wat de rest niet durfde: kijken. Kijken naar wat anderen liever negeren. Naar het lijden achter melkpakken, eierdozen en barbecues. Naar het systeem waar we allemaal aan meedoen, maar dat sommigen weigeren te blijven steunen. De veganist durft ‘nee’ te zeggen waar de rest stil blijft. En dat is krachtig. Dat is bewonderenswaardig. Maar die kracht maakt je nog geen gezond mens.
Want de wereld waarin de veganist leeft, is dezelfde wereld als die van de carnist. Een wereld gebouwd op gemak, afleiding en prestatiedwang. Een wereld waarin je moet rennen om stil te blijven staan, waarin burn-outs worden gevierd als bewijs van inzet, en waarin ziekte de nieuwe norm is geworden. Ook de veganist raakt verstrikt in dat systeem. Je zegt nee tegen dierenleed, maar vaak nog niet tegen zelfverwaarlozing. Je bent principieel aan tafel, maar buigt alsnog voor je inbox. Je eet gezond, maar vergeet te ademen. Je bent kritisch op wat je in je mond stopt, maar niet op wat je in je hoofd laat planten. De meesten van ons leven zonder lijf. We voelen niet meer. We weten niet meer wat het lichaam nodig heeft.
Hoe je leeft, doet ertoe. En we leven massaal…veganisten én carnisten… op een manier die haaks staat op wat we werkelijk nodig hebben. En dan heb ik het dus niet alleen over voeding. We zitten te veel. We ademen gerecyclede binnenlucht. We staren naar schermen in plaats van naar de horizon. We werken aan dingen die er niet toe doen. We ontspannen met content die ons niet voedt. En intussen worden we ziek. Van het zitten. Van het snakken naar prikkels. Van het leven in de vergetelheid van het lichaam.
Rugklachten. RSI. Slapeloosheid. Stress. Hart- en vaatziekten. Burn-outs. Angst. Artrose. Kanker. Ziekten die niet uit de lucht komen vallen, maar uit de leefstijl die we normaal zijn gaan vinden. Ziekten die voortkomen uit een systeem dat je aandacht opeist, je energie afvoert en je vitaliteit inruilt voor comfort. En wij slikken dat. Letterlijk. We slikken pillen, supplementen, diagnoses en de leugen dat dit er allemaal bij hoort. Dat dit is wat volwassen zijn betekent.
Maar dat is niet wat leven is. Niet zoals de mens zou moeten leven, zoals de veganist zou moeten leven. Wie werkelijk weigert mee te doen aan het systeem dat dieren uitput, kan niet blijven meedoen aan het systeem dat hém uitput. De Super Vegan zegt niet alleen nee tegen vlees, maar ook tegen het leven zonder lijf. Tegen de norm die ziek maakt. Tegen de gemakscultuur die vitaliteit uit handen slaat. Niet om een sixpack te kweken. Maar om te leven. Om adem te halen. Om te voelen. Om sterker te worden. Om wakker te blijven. Want wie zich verzet tegen onrecht, moet sterk genoeg zijn om te blijven staan. En dat begint bij je lichaam. Bij je geest. Bij jezelf.
Je lichaam als bezit van het systeem
Wat wij leren over leven… is net zo beperkt als wat wij leren over voeding. Op school krijgen we geen les in slaap, ademhaling of aandacht. We leren niets over wat stress met een lichaam doet, hoe belangrijk beweging is voor je brein, of wat chronische overprikkeling betekent voor je immuunsysteem. Wat we wél leren, is hoe we moeten functioneren binnen een schema: stilzitten, luisteren, presteren, gehoorzamen. En dan twee uurtjes gym per week. Dan kun je alvast wennen aan het volwassen bestaan.
We groeien op met de gedachte dat werk de norm is. Niet als bezigheid, maar als bestaansreden. Of je nu kantoorwerk doet of de bouw in gaat: je lijf wordt geofferd aan een systeem dat draait op uitputting. Lange dagen, slechte lucht, onnatuurlijke houdingen, repetitieve taken, constante prikkels…ons lichaam is daar niet voor gemaakt. En dat weten we. Wetenschappers waarschuwen al jaren dat ‘zitten het nieuwe roken’ is: langdurig zitten verhoogt het risico op hart- en vaatziekten, diabetes type 2, depressie en vroegtijdig overlijden. Maar we blijven zitten. In de auto, achter het bureau, op de bank. Omdat het systeem het zo wil. Omdat alles erop gericht is je aandacht vast te houden…op het verkeerde.
En dan zijn daar de schermen. De gemiddelde Nederlander kijkt meer dan 5 uur per dag naar een scherm buiten werktijd. We pakken onze telefoon gemiddeld 150 keer per dag op. Niet omdat we verslaafd zijn, maar omdat die verslaving ontworpen is. Alles aan het apparaat is gemaakt om je aandacht vast te houden: kleuren, geluiden, notificaties, algoritmes die precies weten wat je triggert. En het werkt. Je bent moe, maar blijft scrollen. Je wilt rust, maar kiest prikkel. Je bent overprikkeld, maar weet niet meer hoe dat voelt.
We leven in een systeem dat ons bewust ziek houdt. Niet in één keer. Maar langzaam. Structureel. Het houdt ons net gezond genoeg om te blijven draaien, maar net ziek genoeg om niet te veranderen. En dus slikken we pillen tegen stress, supplementen tegen vermoeidheid, en kopen we dure gadgets die ons vertellen wanneer we moeten ademen…omdat we dat zelf zijn vergeten.
De gezondheidszorg is geen preventie, maar schadebeperking. De burn-out is geen incident, maar een verdienmodel. En ‘me-time’ is geen luxe, maar een noodzakelijke pleister op een systeem dat structureel over je grenzen gaat. Intussen piekt het aantal mensen met depressie, slaapproblemen, rugklachten, auto-immuunziekten en chronische vermoeidheid. We noemen het modern, maar het is gewoon roofbouw. En we doen het vrijwillig.
Stel je voor dat je daaruit stapt. Niet een weekendje offline of een stappenteller aan je pols… maar echt. Stel je voor dat je het systeem niet langer in je lichaam laat kruipen. Wat zou er dan gebeuren?
Op mijn hurken vond ik mezelf terug
Voordat ik de socials opging als The Vegan Thinker… voordat ik online vragen begon te stellen en iets meer wilde doen… was ik gewoon een manager. Niks bijzonders. Vijf dagen per week teams aansturen, vergaderen, KPI’s najagen, van opdracht naar opdracht hollen. Altijd onderweg. Altijd aan. Overdag loste ik problemen op die eigenlijk niemand interesseerden. ’s Avonds lag ik op de bank… bij te komen met bewerkte troep, alcohol en schermtijd. Ik wist heus wel dat dit niet de manier was om te leven. Ik wilde iets anders. Maar ja, wat dan? Ik doorzag het systeem wel, maar had geen idee hoe diep ik er zelf in vastzat.
Mijn mentale en fysieke gezondheid waren allang gekaapt. Door Outlook-notificaties, prestatiegesprekken, strakke deadlines en een file rijden. Zitten was mijn standaardhouding geworden. Aandacht mijn meest schaarse bezit. Mijn lichaam voelde ik alleen nog als het ergens pijn deed. En m’n hoofd draaide overuren…zonder richting, zonder rust. Tot het systeem zelf even stilviel. Covid-19 baby!
Iedereen heeft de coronaperiode anders beleefd, maar voor mij was die tijd levensveranderend…in de meest positieve zin. Plots viel de schijnbare vanzelfsprekendheid van het systeem stil. Geen files meer. Geen bureaublokken onder TL-licht. Geen gehaaste lunchwandelingen van zeven minuten omdat ‘dat is wat er kan’. Voor het eerst in jaren ontstond er ruimte. Ruimte om te wandelen. Te rennen. Buiten te zijn. Om adem te halen, om stil te staan, om te luisteren naar mijn lichaam in plaats van mijn agenda.
Het was alsof ik langzaam werd losgekoppeld. Alsof ik, net als Neo in The Matrix, besefte dat ik jarenlang vastzat in een wereld die me disciplineerde, afmatte en op de automatische piloot hield. En ik wist: dit wil ik vasthouden. Dit gevoel van aanwezigheid, van vrijheid. Van leven. Niet als luxe. Niet als ontsnapping. Maar als herinnering aan hoe het óók kan.
Na corona moest alles zo snel mogelijk weer terug naar normaal. Maar ik kon het niet meer. Wilde het niet meer. Die worsteling heeft voortgeduurd tot vorig jaar zomer, toen mijn vriendin en ik besloten het roer radicaal om te gooien. We verkochten ons huis, trokken tijdelijk bij elkaar in en kochten een huis/plek op het platteland. Buiten de Randstad. Met grond, bomen, stilte. Ik beëindigde mijn baan. Stapte eruit. Niet omdat ik wist wat ik dan wél moest doen, maar omdat ik zeker wist dat dit het in ieder geval niet meer was. Al was het maar tijdelijk… ik móést eruit. Weg uit het systeem, voordat het me opnieuw volledig opslokte. En dus werkte ik bijna een jaar niet. Ik was geen radertje meer. Geen agenda vol calls, geen ongelezen mails om 08:03, geen vergaderingen waarin niemand echt iets zei. Ik was met andere dingen bezig: dit platform opzetten, schrijven…veel schrijven. Maar ook: denken. Ademen. Bewegen. Voeden. Leven. Gewoon leven.
Het huis kwam met een flink stuk grond: een kas, een moestuin, tientallen bomen en struiken. En dus was er werk aan de winkel. Nadat binnen de grootste klussen waren geklaard, richtte ik zo snel ik kon mijn aandacht op de tuin. Daar moest van alles gebeuren. Omspitten, begroeiing verwijderen, bloemen en planten zaaien. Leren welke soorten bijen en vlinders aantrekken. Leren hoe je de groei van een radijsje stimuleert.
Maandenlang begon ik elke ochtend op mijn hurken. Zaaien, verwijderen, bewateren, oogsten, kijken, ruiken, voelen. In het begin was ik stijf, kon ik het amper tien minuten volhouden. Maar al snel…verrassend snel… werd het normaal. Op mijn hurken zitten werd een houding die ik gewoon aannam. Een houding waarin ik voorheen nooit verkeerde. Wanneer zit je nu, in het moderne leven, nog op je hurken?
Ik werd fitter. Mentaal scherper. Rustiger. Zonder plichtmatige meditatiemomentjes tussen vergaderingen door. De reden dat ik “opeens” kon schrijven had niet alleen met tijd te maken. Het kwam doordat ik anders ging leven. Meer in het moment. Meer in het nu.
We zijn een cultuur geworden die niet meer kan hurken. Die zichzelf letterlijk heeft ontwend om in contact te zijn met de grond. He systeem ontneemt je wat natuurlijk is. Het maakt je afhankelijk. Van stoelen. Van werk. Van geld. Van comfort.En zo raak je steeds verder verwijderd van je lichaam. Van je geest. Van de grond. Van jezelf.
Sinds kort werk ik weer. Want ja… je kunt jezelf maar zo lang onttrekken aan het systeem. Ik doe hetzelfde werk als voorheen, met één belangrijk verschil: ik pas me niet langer aan aan wat zij van mij vragen. Ik laat hen zich aanpassen aan wat ík nodig heb.
Dat betekent dat ik de gebedsruimte opzoek voor een ademhalingssessie à la Wim Hof. Daar rek ik, strek ik, keer ik in stilte, doe ik push-ups. Ik werk aan een zit-stabureau, neem de trap naar de dertiende verdieping terwijl collega’s de lift pakken. En dat gaat niet ten koste van mijn werk. Integendeel: ik ben fitter, scherper, gezonder dan ooit.
Maar makkelijk is het niet. De waan van de dag, de norm… ze liggen op de loer. Altijd klaar om je terug te trekken in die comfortabele stoel, in die eindeloze stroom van deadlines, notificaties en vergaderverzoeken… tot je op een dag weer uitgeput snakt naar het weekend, of naar die volgende vakantie die je moet ‘verdienen’.
Juist voor de veganist is dat een gevaarlijk ritme. Want wie zijn dagen vult met overleven, heeft geen ruimte om te voelen. En wie niet meer voelt, gaat weer meebewegen met de massa. Dat is waarom radicale zelfzorg geen luxe is, maar noodzaak. Niet als doel op zich, maar als fundament. Zodat je wakker blijft in een wereld die je liever in slaap houdt.
De Derde Keuze van de Super Vegan
Waar de veganist stopt bij wat erin zit, kijkt de Super Vegan naar wat het doet.
Het is duidelijk waar biefstuk van gemaakt wordt. En dus is het logisch dat veganisme vooral wordt geassocieerd met wat we eten. Maar daar stopt de exploitatie niet. Dieren zitten in alles. In je badkamer. In je kledingkast. In je gereedschapskist. In je medicijnlade. Dode lichamen, vermalen botten, afgetapt vet, gekookte huid, verminkte laboratoriumdieren. Welkom in je dagelijkse routine.
Ze zitten in je tandpasta (glycerine), in je shampoo (keratine), in je lippenbalsem (bijenwas), je parfum (ambergris, een uitscheiding uit de darmen van potvissen), je make-up (kleurstoffen op basis van insecten), je kaarsen (stearine van dierlijk vet), je lijm, je crèmes, je schoensmeer, je sigarettenfilters (met dierlijk hemoglobine) en je wijn (gefilterd met visblaas). En zelfs als het er niet ín zit, zit het er nog óp…denk aan producten getest op dieren en ingepakt in dierenleed.
De veganist weet dit. Als je jezelf veganist noemt, kún je dit weten. Je hebt op z’n minst bewust gekozen voor niet eten van dieren. En dus ontkom je er niet aan ook stil te staan bij wat je smeert, draagt, koopt en bezit. Maar wat doe je dan, als veganist? Je koopt een shampoo met het PETA-keurmerk. Een diervriendelijke deodorant. Vegan leren sneakers. Lippenstift zonder carmine. Shaving foam zonder tallow. De veganist ruilt de carnistische variant in voor de veganistische…maar waarom eigenlijk?
Het is exact hetzelfde als bij de vleesvervangers. We zoeken naar alternatieven die lijken op wat we al kennen. Vegan leer dat eruitziet als koe. Shampoo die net zo schuimt. Mascara met dezelfde dikte. We willen ons leven veranderen, zonder dat ons leven verandert. We zoeken naar een schoon geweten, zonder het ongemak. Naar ethiek, zonder opoffering. Naar een andere wereld, maar dan wél eentje waarin we ons favoriete product gewoon kunnen blijven gebruiken.
En dus vervangen we het ene product door het andere, zonder werkelijk na te denken over wat het eigenlijk is. Waarom hebben we zeven soorten dagcrème nodig? Waarom heb je voor ieder lichaamsdeel een ander product nodig om jezelf mee te wassen? Waarom drie winterjassen? Waarom nieuwe schoenen als de oude nog goed zijn? Waarom überhaupt zoveel spullen? De veganist zoekt het keurmerk. De Super Vegan stelt de vraag.
Waar komt dit vandaan? Heb ik het nodig? Wat betekent het om dit te kopen, te dragen, te gebruiken? Welke wereld houd ik hiermee in stand?
Ook in consumptie zijn we nog steeds kinderen van het systeem. We willen meedoen, maar dan op een andere manier. Maar die ‘andere manier’ is vaak slechts een kopie, verpakt in ethiek. En dus blijft de structuur hetzelfde: consumeren om te bestaan, kopen om betekenis te geven, spullen als uitdrukking van moraal. Terwijl de enige vraag zou moeten zijn: wat heb ik écht nodig om te leven?
Wat zegt je badkamerkast over jou?
Bezit is vaak niets meer dan een verdedigingsmechanisme. Een zorgvuldig opgebouwde façade, bedoeld om te laten zien wie we zijn…of liever: wie we wíllen zijn. Maar achter al die spullen schuilt zelden kracht. Integendeel. Wat we verzamelen, bewaren, kopen en gebruiken is vaak niets anders dan een dekmantel voor onzekerheid. Voor leegte. Voor het ongemak van het zijn.
We bezitten meer dan we nodig hebben. En veel van wat we hebben, draagt niets bij aan onze gezondheid, ons welzijn of ons vermogen tot werkelijk leven. Onze huizen staan vol. Onze badkamerkasten puilen uit. Onze digitale winkelmandjes zijn altijd gevuld. En waarom? Omdat we geleerd hebben dat consumptie troost biedt. Dat producten oplossingen zijn. Dat iets kopen ons mooier, schoner, gezonder, aantrekkelijker of completer maakt.
Neem de badkamer. Je gebruikt misschien een vegan shampoo met het PETA-keurmerk. Diervriendelijk, plantaardig, niet op dieren getest. Mooi. Maar wat zit er verder in? Kijk op het etiket. Grote kans dat je een lijst leest zoals:
Sodium Laureth Sulfate – schuimvormer die de huidbarrière aantast.
Phenoxyethanol – conserveermiddel dat in hogere concentraties giftig kan zijn voor het zenuwstelsel.
Fragrance/Parfum – een verzamelnaam voor honderden chemische stoffen, vaak synthetisch en hormoonverstorend.
PEG’s (Polyethylene Glycols) – synthetische verbindingen die je huid gevoeliger kunnen maken voor toxines.
Colorants – vaak op petroleum gebaseerd en in verband gebracht met allergieën en hormoonverstoringen.
En dat is een vegan shampoo. Laat staan wat er in je scheerschuim, je aftershave, je handzeep, je zonnebrand en je deodorant zit. De gemiddelde volwassene smeert dagelijks tientallen stoffen op zijn huid…ons grootste orgaan… zonder te weten wat ze doen. Je huid is geen pantser. Het is een spons. En veel van wat erop belandt, komt uiteindelijk in je bloedbaan terecht.
Zogenaamd veilige producten zitten vol met synthetische stoffen die ons lichaam overbelasten. Endocriene disruptors (zoals parabenen en ftalaten) verstoren je hormoonhuishouding. Microplastics hopen zich op in je organen. PFAS…te vinden in waterafstotende kleding, regenjassen, bakpannen, en zelfs menstruatieproducten…worden niet afgebroken en stapelen zich op in je lichaam. Ze verstoren het immuunsysteem, beschadigen organen en zijn gelinkt aan allerlei vormen van kanker.
We kopen ‘gezondheid’ in de vorm van crèmes, poeders en tabletten, maar wat we vaak binnenhalen is ziekte. Producten die zogenaamd voor ons zorgen, maken ons juist afhankelijk: van meer producten, meer behandelingen, meer corrigerende handelingen. En we blijven kopen. Want zonder die spullen zijn we… zo is ons verteld… incompleet. Onverzorgd. Onverantwoordelijk. Onvoldoende.
Maar wie verkondigt die boodschap? De industrie. De marketingmachine. De reclamewereld die ons inprent dat geur gelijkstaat aan reinheid, dat schuim reinigt, dat anti-aging bestaat, dat hygiëne hetzelfde is als steriliteit. Dat je niet alleen moet wassen, maar ook met een product dat glanst, ruikt en verkoopt. En dus kopen we. Vegan of niet.
Wat Je Niet Koopt, Bezit Jou Niet
Is het antwoord dan: niks meer kopen? Alles wegdoen? Nee. Minimalisme als competitie is gewoon weer een vorm van consumeren, maar dan in omgekeerde richting. Het antwoord is simpelweg de vraag: Heb ik dit nodig? Waarom denk ik dat ik dit nodig heb? En wat gebeurt er als ik het níét koop?
Neem “verzorgingsproducten”. We zijn gaan geloven dat elk lichaamsdeel een apart product vereist. Een aparte crème. Een aparte olie. Een aparte behandeling. En dat al die producten noodzakelijk zijn voor onze gezondheid en hygiëne. Maar het overgrote deel van wat in onze badkamer staat, is ontworpen om te verkopen, niet om te verzorgen. Veel producten zijn zelfs actief schadelijk…vol synthetische stoffen die ons lichaam overbelasten, ons immuunsysteem onderdrukken en onze hormonen ontregelen.
Laatst kwam ik in een oude jas die bekende blauwe Labello tegen. Je weet wel… dat spul dat je ‘nodig’ hebt om je lippen te verzorgen. Want zonder Labello drogen je lippen immers uit, toch? Laten we daar eens bij stilstaan. Lippenbalsem is een modern antwoord op een probleem dat we zelf hebben gecreëerd. Je lippen kunnen zichzelf prima hydrateren… zolang je hun natuurlijke balans niet verstoort. Maar smeer je constant een laagje vet op je lippen, dan stoppen ze met hun eigen werk. Ze worden luier, afhankelijker. En dus smeer je vaker. En dikker. En koop je extra ‘intensief verzorgende’ varianten. Of met SPF. Of met menthol, kamille of aloë vera. Wat begon als verzorging wordt afhankelijkheid…vermomd als routine.
Al jaren gebruik ik geen Labello meer en al jaren heb ik geen last meer van uitgedroogde en schrale lippen. Er is een tijd geweest dat ik niet zonder kan en naast doosjes smint altijd labello meedroeg overal waar ik ging. Hoe ik van de een op de andere dag besloot daarmee te stoppen weet ik niet, wat ik wel weet is dat ik mezelf nu besef ik dat ik mijn eigen probleem creëerde. En als je erover nadenkt is het logisch, Labello heeft er niks aan als je lippen na eenmalig gebruik dat smeerbare goedje niet meer nodig hebben. Het is een businessmodel. Je lippen hebben geen balsem nodig, maar de kans om hun natuurlijke staat terug te vinden. Geen parfum, geen kleurstoffen, geen ‘active moisture complex’. Alleen tijd, bescherming tegen de elementen, en het stoppen met telkens opnieuw verstoren wat het lichaam zelf al kan. Maar daar valt niks op te verdienen.
De Super Vegan stelt niet alleen de ingrediëntenlijst ter discussie, maar ook het idee dat je dit überhaupt nodig hebt. De vraag is niet of je vegan shampoo moet kopen… maar of je shampoo überhaupt nodig hebt.
Wat we kopen is vaak letterlijk toxisch. Talloze verzorgingsproducten bevatten ingrediënten die gelinkt zijn aan verminderde vruchtbaarheid, verstoringen in de schildklier, neurologische schade of zelfs kanker. En dan hebben we het nog niet eens over de verpakking, de microplastics of de vervuiling bij productie en afvoer.En dus vraagt de Super Vegan zich niet alleen af: zit er iets dierlijks in? Maar ook: waarom koop ik dit eigenlijk? Omdat ik mezelf verzorg? Of omdat reclamebureau’s mij vertellen dat ik dit nodig heb?
Eigenlijk heb je maar één tool nodig om ook je consumptiegedrag opnieuw te bekijken: je gezond verstand. Heb ik dit écht nodig? Een nieuwe broek? Een nieuwe telefoon? Een andere waterfles, nog een set oordopjes, een vegan scheermes van bamboe met kartonnen verpakking? Of heb ik al zes broeken in de kast, een werkende telefoon in mijn zak, en een badkamer vol spullen die ik nauwelijks gebruik? Wat interessanter is: kun je het zelf maken?
Een van de lastigste dingen om te vervangen toen ik vegan werd, was haargel. Vegan haargel bleek moeilijk te vinden. En toen ik eindelijk iets vond, begon ik me bij het lezen van de ingrediëntenlijst serieus af te vragen: wát smeer ik eigenlijk op mijn hoofd?
Via de Rich Roll Podcast kwam ik ooit uit bij Darin Olien…een gezondheidsonderzoeker, schrijver, avonturier, en de man achter het boek Fatal Conveniences. In dat boek fileert hij de moderne comfortcultuur. Hij laat zien hoe producten die we dagelijks gebruiken… van deodorant tot keukengerei, van schoonmaakmiddel tot kussenhoes… ons belasten met toxische stoffen, hormoonverstoorders, microplastics en PFAS. Zonder dat we het doorhebben. Wat we normaal vinden, maakt ons ziek. En dat wat zogenaamd zorgzaam is, creëert juist afhankelijkheid.
Maar hij biedt ook alternatieven. In het laatste deel van zijn boek vind je een uitgebreide lijst van producten die je zelf kunt maken. Wasmiddel, schoonmaakspray, tandpasta, haargel… het staat er allemaal in. En geloof me: het is simpeler dan je denkt.
Ik maak nu al jaren mijn eigen haargel met drie ingrediënten: lijnzaad, kokosolie en water. Als ik zin heb in een geur, voeg ik wat lavendel uit eigen tuin toe. Dat is het. Voor een paar cent per week heb ik een product waar ik vroeger tien euro voor betaalde. Een zelfgemaakt alternatief dat werkt, geen troep bevat en letterlijk voedend is… voor je haar én je gevoel van autonomie.
Stel niet alleen de vraag “heb ik dit nodig?”, maar ook: “kan ik dit zelf maken?” Zo geef je jezelf de regie terug. Je koopt minder. Je vertrouwt meer op je eigen kunnen. Je weet wat je in huis haalt… en wat niet. En dat is precies wat de Super Vegan doet: die keert terug naar eenvoud, zonder concessies aan kwaliteit. Niet minder comfort, maar meer bewustzijn.
Tot slot: van routine naar ritueel
Radicale zelfzorg begint bij iets kleins. Een ochtendwandeling. Een koud glas water. Een moment van stilte voordat je je laptop opent. Wat vandaag nog aanvoelt als een taak op je to-dolijst, kan morgen een ankerpunt zijn. En overmorgen een ritueel. Iets waar je niet zonder wílt…niet omdat het moet, maar omdat je voelt wat het met je doet.
De Super Vegan is niet bezig met wat hij opgeeft. Hij weet wat hij wint. Geen vlees. Geen zuivel. Geen gif in je lijf. Geen dier dat sterft voor jouw gemak. Maar ook: geen opgejaagd lijf meer. Geen agenda die je opslokt. Geen constant gebrek aan energie, focus, adem. Wat je wint is alles: scherpte, kracht, helderheid, inzicht. Je lijf wordt sterker. Je hoofd rustiger. Je hart wijzer.
En dat alles maakt jou tot een levend voorbeeld. Niet door anderen te overtuigen, maar door te zijn. Jij bént het bewijs dat een ander leven mogelijk is… niet alleen voor jou, maar voor iedereen. De Super Vegan trekt zich niet (blijvend) terug op de berg. Hij leeft midden tussen de mensen. In het systeem, ja, maar zonder zich te onderwerpen. Hij beweegt, en laat anderen meebewegen.
Dus begin. Begin vandaag. En als je wil weten waar:
Lees boeken. Begin met How Not To Die van Michael Greger. Verken het werk van Darin Olien, laat je inspireren door Rich Roll. Duik in boeken over systemen die zijn gebouwd om je afhankelijk te houden. Laat je voeden door kennis, niet door reclame.
Kijk films, luister muziek. Zoek wat resoneert. Wat schuurt. Wat opent. Leer anders kijken. Anders voelen.
Leer koken, leer voeden. Weet wat je eet. En waarom. Keer terug naar eenvoud, naar smaak, naar zorg.
Bouw routines. Sta op zonder scherm. Adem. Beweeg. Eet met aandacht. Doe het elke dag, tot het geen moeite meer kost, maar je juist kracht geeft.
Maak van routines rituelen. Geef betekenis aan herhaling. Wees aanwezig. Maak van kleine handelingen een vorm van protest tegen alles wat jou wil afvlakken.
Onderzoek wat je koopt, wat je draagt, wat je bezit. Laat je spullen een verlengde zijn van je waarden, niet van je verlangens.
En boven alles: wees radicaal eerlijk. Over hoe het gaat. Over wat je voelt. Over waar je nog tekortschiet. Want alleen dan kun je groeien. Alleen dan kun je iemand worden die niet langer vecht tegen het systeem, maar iets belichaamt dat daar vér bovenuit stijgt. Maar daar lees je later meer over…