De Aandacht eruit Gewerkt
Het is voor mij overduidelijk: er is maar één manier om mens, dier en natuur te redden. We moeten radicaal anders gaan leven. Niet een beetje anders. Niet iets bewuster, maar fundamenteel anders. Naar een wereld waarin de mens niet heerst over de aarde, maar er simpelweg deel van uitmaakt. Een wereld waarin alles wat je nodig hebt uit de grond komt of aan een boom hangt… niet verpakt in plastic, voorgesneden en voorzien van een kortingssticker in de supermarkt. Waar we in ons nakie aardbeien plukken, vogeltjes kijken, met zowel honden als varkens spelen en voedsel met ze delen, in plaats van ze op te eten. Een wereld zonder targets, zonder deadlines, zonder bullshitbanen.
Jaja… ik zie het nu ook…deze atheïst verlangt naar de Garden of Eden.
Ik verlang naar een wereld waarin de mens niet voortdurend op zoek is naar meer, maar leert tevreden te zijn met genoeg. Gossie… maar dan moet en we wel flink inleveren, toch? Wat moeten we zonder al die quick fixes die ons nu een goed gevoel geven? Naakt rondlopen in een tuin, een beetje in harmonie leven met dier en natuur… klinkt eerlijk gezegd als fucking saai. De mens heeft meer nodig. Alles wat ons gelukkig maakt, halen we toch uit de constante vooruitgang die we boeken… toch?
Maar is dat wel zo? Moeten we echt iets opgeven? Of zien we gewoon niet in dat wat voelt als een opoffering, misschien wel precies is wat ons dichter bij een gelukkiger bestaan brengt?
De veganist weet allang dat geen dieren meer eten, dragen of gebruiken geen opoffering is. Sterker nog: het maakt de mens sterker, helderder, gezonder. Als je het goed doet. De veganist die écht begrijpt wat zij doet, zou weleens de sleutel kunnen zijn tot een radicaal ander leven…maar dan moet die veganist wél meer doen dan wat zij nu doet. Veganisme is namelijk niet het eindstation, maar het vertrekpunt van een totaal andere manier van leven. Niet alleen stoppen met dieren eten, dragen en gebruiken… maar ook: ergens aan beginnen. Aan iets nieuws. Aan iets “radicaals”. Aan een samenleving waarin we samen leven met dieren in plaats van over hen te heersen. Geen uitsterving als einddoel. Geen stille wereld zonder koeien of kippen. Maar een wereld waarin het Zoopolis-model de norm wordt: een samenleving waarin dieren echt deel uitmaken. Geen bezit. Geen gebruiksvoorwerp. Maar individuen met rechten, ruimte en relaties.
Ik geloof niet meer dat er een andere manier is om structureel een einde te maken aan de uitbuiting van zowel dier als mens. Voor een klein deel van de mensheid werken de beelden, de boeken en de documentaires. Maar voor het overgrote deel? Niet. De kennis is er. Ze wéten dat dieren lijden. Ze weten dat vlees, zuivel en eieren gepaard gaan met moord en mishandeling. Dat het hun gezondheid ondermijnt en de natuurlijke omgeving sloopt. Maar ja… wat heeft de mens eraan zich daar druk om te maken?
De mens moet naar kantoor, rekeningen betalen, kinderen ophalen van de opvang, mailtjes beantwoorden, naar de voetbalclub in het weekend en taart eten op verjaardagen. De energie raakt op en het hoofd zit vol. Er is geen ruimte meer om te reflecteren. Dus blijven ze doen wat ze altijd deden. Wat ze kennen. Wat ze is verteld. Ze laten zich leiden door systemen die ze zelf hebben gecreëerd. En precies daar… zou de veganist in beeld moeten komen
De veganist doorziet het systeem en besluit er…voor een deel…niet meer aan mee te doen. Ik zeg bewust: voor een deel. Want ook de veganist blijft nog altijd meedraaien in datzelfde systeem. Ook de veganist laat zich, net als de carnist, opslokken door de machine. Ze staan op maandagochtend in dezelfde file. Delen een kantoorvloer met collega’s die zich achter de vleeswaren verstoppen. Werken zich kapot voor bedrijven die duurzaamheid in hun missie zetten, maar op vrijdag bitterballen serveren. Ze kopen hun boodschappen in dezelfde supermarkten. Scrollen door dezelfde apps. Vliegen met dezelfde vliegtuigen naar dezelfde all-in resorts. Ze leven exact hetzelfde leven. Met als enige verschil: de keuze om géén dieren te exploiteren.
En dan stel ik mezelf de vraag: is dat het dan? Is dat de grote morele omwenteling waar we het over hebben? De veganist zegt nee tegen exploitatie. Maar wat komt daarna? Wat voor wereld bouwen we als de bio-industrie morgen stopt? Is dat een wereld waar we nog steeds op maandagochtend in de file staan, uitkijkend over akkers volgestampt met zonnepanelen waar ooit koeien stonden? Waar we nog steeds producten kopen die “lijken” op vlees, omdat we het niet kunnen loslaten? Waar we nog steeds de dag doorbrengen achter schermen, scrollend, snackend, wachtend tot het weekend begint?
Als we de rest mee willen krijgen, zullen we een alternatief moeten bieden. De mens is in essentie een laf, lui en volgzaam wezen. Dom in zijn gemakzucht. Gevangen in wat hij kent. Liever nog stort hij zich op comfort en herhaling dan dat hij de storm van verandering recht in de ogen kijkt. Hij leeft niet… hij ondergaat. Een laatste mens, tevreden met z’n spaarlamp en beter leven kiprollade, terwijl de wereld om hem heen afbrandt. En daarom hebben we geen aanpassing nodig, maar een radicale heroriëntatie. Niet minder vlees, maar meer visie. Bied de mens daarom een echt alternatief. Niet een plantaardige burger in plaats van een dierlijke, maar een nieuw toekomstbeeld. Iets dat verder reikt dan 'een beetje minder' of 'een tikje duurzamer'.
Volgens mij ligt het antwoord deels in Zoopolis. Samenleven in plaats van scheiden. Delen in plaats van bezitten. Zorgen in plaats van gebruiken. Maar zover zijn we nog lang niet. Om die wereld te bereiken, moeten we het roer drastisch omgooien. En dat begint niet bij betere wetten, nog een petitie of weer een protestmars. Dat begint bij jezelf. Bij hoe je leeft. Hoe je eet. Hoe je beweegt. Hoe je denkt. Wat je weet, en wat je durft te doorzien.
Als we de mens echt willen bereiken, moeten wij veganisten inzien dat ook wij nog altijd worden vastgehouden. Vast in een systeem dat ons opslokt. Niet alleen dieren worden geëxploiteerd. Ook de mens. En dus ook de veganist. Haar tijd, haar energie, haar lichaam…uitgeknepen voor een salaris, een cv-regel en een denkbeeldige ladder die nergens toe leidt. En daarmee kom ik op een onderwerp waar al talloze boeken over zijn geschreven en films over zijn gemaakt: het werkende bestaan.
Het Logo Gaat Altijd Door
Er bestaat een versie van mij die leefde voor werk. Voor het kantoorbestaan. Ik was het logo op de gevel. Ik was de afdeling. Zonder mij zou het instorten. Alles draaide om mij. Mijn aanwezigheid, mijn inzicht, mijn controle. Werk was niet zomaar belangrijk… het was alles.
De mensen die mij nu kennen, kunnen zich daar niets bij voorstellen. Maar het is echt waar. Ik heb wel vaker geschreven dat ik lang zoekende ben geweest naar wie ik ben, naar wat ik precies moest met het leven… altijd dat knagende gevoel dat er iets niet klopte. Dat ik een rol speelde in een toneelstuk waarvan ik het script nooit helemaal gelezen had. Maar ik kon het nooit precies benoemen. Werk bood een tijdelijke oplossing. Het gaf me richting, een plek en een doel. Of eigenlijk: het gaf me de mogelijkheid om niet langer na te denken over de vraag of er misschien iets mis was. Want er was werk. En ik was er goed in. En belangrijk. En onmisbaar.
Ik hoefde niet meer te voelen. Ik kon me verliezen in Excel-sheets, meetings, strategieën en targets. Ik was die collega die als eerste op kantoor was en als laatste wegging. Die je verwijtend aankeek als je een rookpauze te veel nam. Die verwachtte dat jij dezelfde werkethiek had als ikzelf. Ik wist alles, controleerde alles: van planning tot performance, van klantgesprekken tot koffiekwaliteit… en alles daartussenin.
In mijn vorige stuk schreef ik al dat die versie van mij ook niet bepaald gezonde keuzes maakte. Ik at slecht, dronk te veel, bewoog nauwelijks, en sleet mijn avonden op de bank… wachtend tot het maandag was en ik weer mocht. Een verslaving die in onze samenleving simpelweg ‘loyaliteit’ wordt genoemd. Terugkijkend op die tijd zijn er genoeg momenten waarvan ik nu denk: ohohoh Rick…maar één dag staat me haarscherp bij. Een soort Matrix-moment. Zo’n ogenblik waarop je ineens wordt geconfronteerd met de vraag: waar bén ik eigenlijk mee bezig?
Ik was die ochtend te laat. Geen tijd voor ontbijt, gehaast de auto in. De stadse ochtendspits in. Bij een druk kruispunt zag ik een gans met haar kuikens midden op de weg. Auto’s raasden links en rechts om hen heen. Ze konden geen kant op. Het waren letterlijk seconden, maar het voelde als een eeuwigheid. Ik voelde het direct: spanning, bezorgdheid en het instinct om iets te doen. Maar ik deed niets. Ik zat vast. Auto’s achter me, auto’s naast me. En ik moest naar kantoor. Ik was al te laat. Ik kon niet nog later zijn. Dit was toch ook niet mijn verantwoordelijkheid? Die gans had toch zelf de fout gemaakt om van de berm de weg op te lopen?
Dus ik reed door. Met klamme handen, een verhoogde hartslag, en een dialoog met mezelf die de rest van de dag zou blijven aanhouden. Had ik moeten stoppen? Had ik gewoon even uit moeten stappen? Nee… tuurlijk niet! Dan had ik voor chaos gezorgd… boze mensen die net als ik ergens moesten zijn… nee nee nee… dat had niet gekund. Doorrijden was de juiste keuze. Toch?
Aan het einde van de dag ben ik eerder vertrokken van kantoor dan normaal. Ik wilde weten of ze veilig de overkant hadden bereikt. Mijn geweten sussen. Bij het kruispunt aangekomen zag ik niets meer. Geen gans, geen kuikens, geen aangereden resten. Dus waarschijnlijk is het goed gekomen. Opluchting. Geweten gesust. De juiste keuze, toch?
Inmiddels weet ik beter. De juiste keuze was om te stoppen. Zoals ik dat nu ook doe wanneer ik een hulpbehoevend dier tegenkom. Het systeem even negeren. Want dat gaat echt nergens heen. Dat systeem draait gewoon door. Altijd. Acht jaar heb ik gewerkt bij dat ene logo… tot het plots stopte. En…het logo draaide gewoon verder, zonder mij. Ik bleek helemaal niet onmisbaar te zijn. Het bleek helemaal niet om mij te draaien. Voor het bedrijf was ik gewoon een poppetje met een taak, waar makkelijk een ander poppetje voor in de plaats kon komen.
Achteraf gezien was dat plotselinge vertrek bij dat logo het beste wat me had kunnen overkomen. Het drukte me keihard met mijn neus op de feiten en opende mijn ogen.
Toen De Stilte Sprak
Maar goed… dan zijn je ogen geopend… en dan? Dan wordt het niet opeens makkelijker. Integendeel. Het maakte het kantoorbestaan voor mij juist ingewikkelder. Want wat doe je als je ineens beseft dat wat je doet eigenlijk nergens over gaat… maar je het tóch moet blijven doen? Man, dat is een worsteling. Ignorance is bliss. Na mijn vertrek bij dat ene logo ben ik op zoek gegaan naar een ander logo. Een plek waarvan ik dacht: daar pas ik beter. En ik dacht het gevonden te hebben. Maar vanaf dag één wist ik: dit is het niet. Ik heb een fout gemaakt.
Maar ja… wat dan? Ik had geld nodig. Ik moest iets. En dit… wat ik op dat moment deed…was wat men bereid was om mij voor te betalen. Dus deed ik het. Drie lastige jaren volgden. Maar wel drie belangrijke. Want ik ben dankbaar voor dat logo. Juist omdat het geen fijne of warme plek was. Het maakte het makkelijker om door de bullshit heen te kijken. Om op zoek te gaan naar iets anders. Iets echts. Misschien was ik anders nooit op veganisme uitgekomen. Misschien had ik gewoon weer een leuke kantoortuin gevonden, een bedrijf dat goed voelde… en was ik vrolijk carnist gebleven. Zeker weet je dat nooit. Maar wat ik wél zeker weet: er is een versie van mij van vóór 2019, en een versie van ná.
In 2019 maakte ik eindelijk… na jarenlang geklooi en halfbakken pogingen… de keuze om volledig vegan te leven. Geen geschipper meer tussen principes en gemak. Gewoon: klaar. Klaar met compromissen, klaar met “maar af en toe dan,” klaar met mezelf voor de gek houden.
Nog geen half jaar later begon het coronatijdperk. Een periode waarin het veganisme, in 2020, heel even groeide van 1% naar 1,5%… om in 2021 weer terug te zakken naar die ene procent. Ik kijk met gemengde gevoelens terug op die tijd. In het begin vooral angst. Angst om, net als zovelen, slachtoffer te worden van iets wat je niet kunt zien, maar overal leek te zijn. Maar wat voor mij uiteindelijk het meest is blijven hangen, is iets anders: de tijd die vrijkwam. De plotselinge leegte in de agenda. De stilte op straat. De ruimte om te voelen, te denken, opnieuw te kiezen.
Ik bevond me in de luxe positie…zoals nog steeds…dat ik thuis kon werken. En ja, dat was even wennen. Maar het wende snel. Ik woonde op nog geen tien minuten van het strand en de duinen, maar kwam er zelden. Tijdens die eerste coronamaanden was ik er bijna dagelijks. Mijn calls deed ik wandelend, dwalend door het zand, tussen helmgras en zeewind. Thuis had ik ineens tijd. Tijd om te lezen, om te koken, om na te denken. How Not To Die van Dr. Michael Greger was precies wat ik nodig had. Het raakte alles waar ik naar op zoek was: kennis, richting en zelfzorg. Ik werd gezonder. Bewuster. Door het virus, de confrontatie met het onbekende, begon ik me steeds meer te realiseren wat er écht toe doet in het leven: connectie met mijn familie, met mezelf, met de natuur. En bovenal: de vrijheid om te kiezen. Om te kiezen voor wat mij gelukkig maakt, in plaats van wat er van me verwacht wordt.
Richting het einde van die periode besloot ik een hond te adopteren. Ik realiseerde me dat het kon: ik werkte thuis, ik had de ruimte. En toen ik die foto zag van een vier maanden oude Odis… ik was verkocht. Iets in zijn blik raakte me direct. Maar toen hij eenmaal in mijn woonkamer stond…bibberend van angst, schuilend onder de tafel…vroeg ik me even af of ik geen enorme fout had gemaakt. Gelukkig had ik tijd. Die eerste maanden waren het Odis en ik. Elkaar leren kennen, vertrouwen opbouwen. En toen hij op een dag met zijn pootjes tegen me aan kwam liggen om te spelen, wist ik dat het goed was. Door Odis werd ik een geduldiger mens. Een beter mens. Een gezonder mens. De klassieke bankzitter die ik was, maakte plaats voor iemand die dagelijks door bos, strand en park trekt.
Ik was vegan vóór corona. Maar ik ben vegan gebleven dankzij corona. Die combinatie van factoren… tijd, bewustzijn, beweging en de connectie met Odis…heeft het bij mij verankerd. De prioriteiten in het leven lagen bij mij verkeerd. En dat werd in die periode voor mij onmiskenbaar duidelijk.
De Kans Die We Lieten Liggen
Veel mensen kijken met verdriet terug op die tijd. Verlies. Isolatie. Angst. Begrijpelijk. Maar het was ook een periode van hoop. Van kans. Van pauze. Een kans om te herstellen. Om het anders te doen. Ik herinner me nog goed die berichten over schonere luchten. Heldere rivieren. Zichtbare bergtoppen in China. Geen files meer. Geen haast. Geen drukte. Ja, er waren beperkingen… maar we kregen een kans. En wat deden we? We gooiden hem weg.
Ik was niet de enige die in die periode een huisdier adopteerde. Massaal werden er honden en katten uit het asiel gehaald. En net zo massaal weer teruggebracht. In 2023 bereikten de asielen een recordaantal afgedankte dieren. Dieren die tijdens lockdowns werden geadopteerd als troost of bezigheidstherapie, bleken ineens lastig toen het systeem weer ging draaien. De pandemie had voor velen niet geleid tot reflectie, maar tot ongeduld. Alles moest weer zoals het was. Alsof die pauzeknop nooit had bestaan.
Waarom? Omdat het nieuwe normaal nooit echt vorm kreeg. Niemand stond op. Geen leider die de pandemie gebruikte als kans. Niemand die zei: stop met chips eten, stop met vlees, stop met zuipen en roken. Ga wandelen. Eet planten. Word gezond. In plaats daarvan hadden we een oetlul op een podium die week in week uit herhaalde: handen wassen, afstand houden, thuisblijven.
Stel je eens voor dat één van die twee sukkels wél was opgestaan. Dat ze in plaats van alleen te hameren op afstand houden en handen wassen…het lef hadden gehad om het volk toe te spreken met visie. Met vuur. Alsof ze echt geloofden dat dit een kantelpunt kon zijn:
"Mensen van Nederland, dit is ons moment. De wereld staat stil. De natuur haalt adem. De lucht is schoner dan ooit. De rivieren helder. De dieren komen terug. Als wij mensen de wereld heel even met rust laten, kan ze herstellen. Deze pandemie is geen vloek, het is een waarschuwing…en tegelijk een kans. We hoeven niet ten onder te gaan. Niet aan het virus. Niet aan onszelf. We kunnen kiezen voor iets beters.
Jij, die risico loopt op ernstige klachten door een leven lang roken…gooi die sigaretten weg. Jij, die een hond in huis haalde uit eenzaamheid…zie dat dier als een familielid, niet als een meubelstuk. Kom van die bank, ga naar buiten, adem en leef.
We gaan gezonder leven. Anders eten. Anders werken. We voeren een suikertaks en een vleestaks in. Gratis appels voor iedereen. We schrappen bullshitbanen. En we stoppen met het opsluiten van dieren alsof het machines zijn. Dit is het moment. Niet om terug te keren naar normaal…maar om iets radicaal beters te bouwen."
Wat als? Maar ja. We wilden terug, want dat nieuwe normaal beviel voor geen meter. En we zijn ook teruggegaan. Naar wat we kenden. Naar wat ons ziek maakt. We hadden de perfecte kans. En we hebben hem verpest.
Niet Meer Terug In De Kooi
Kantoorwerk… mijn ervaringen met het kantoorbestaan… zijn een voorbeeld van hoe makkelijk onze aandacht gekaapt kan worden. Hoe wij mensen onze dagen kunnen vullen met dingen die, als je eerlijk bent, eigenlijk helemaal niet zoveel betekenen. Wat ik probeer te zeggen: het hóéft niet zo te zijn. Niet alles aan het kapitalistische systeem is slecht. Het heeft ons ook dingen gebracht. Maar het kan je opslokken, als je niet oplet. En precies daarom wil ik dit verhaal vertellen.
Voor mij was het het kantoorleven. Voor jou is het misschien de middelbare school, de universiteit, de kerk, de sportschool, je voetbalclub of je studentenvereniging. En ik zeg niet dat we ons daar massaal tegen moeten keren… wat ik zeg, is dit: wees je bewust van de bubbel waar je deel van uitmaakt. En realiseer je dat die bubbel niet je hele leven hoeft te bepalen.
Voor mij is het werkende bestaan voorgoed veranderd. In positieve zin. Dankzij de coronaperiode is hybride werken het nieuwe normaal geworden voor de kantoorwerkende mens, en dat heeft mij goed gedaan. Niet alleen voor mij persoonlijk, maar ook voor mijn werkgever. Die kreeg een versie van mij die meer in balans is, maar nog altijd levert wat er geleverd moet worden. Ik ben niet teruggegaan naar het “oude normaal.” Maar dat geldt dus niet voor iedereen. Het feit dat ík mijn leven kon aanpassen, betekent nog niet dat het systeem is mee veranderd. Voor veel anderen bleek het thuiswerken slechts een tijdelijke onderbreking van de norm. De ruimte die even ontstond, werd snel weer dichtgetimmerd. En dat zie je terug in hoe we zijn omgegaan met de dieren die we in die periode verwelkomden. Wat eerst voelde als een nieuw begin, bleek uiteindelijk vooral een gemiste kans.
Het is jammer… ondanks alle waarschuwingen waren we er niet klaar voor. En helaas moet ik concluderen dat we er nog steeds niet klaar voor zijn. De mensen… inclusief ikzelf…die destijds een hond, kat of konijn in huis haalden om een leegte op te vullen, hadden dat misschien nooit mogen doen. We hadden dat nooit moeten toestaan. Niet omdat die dieren geen plek verdienen, maar omdat de omstandigheden simpelweg niet deugden. De wetgeving was er niet naar. En de maatschappij is er niet op ingericht om écht samen te leven met dieren. Om ze te bieden wat ze nodig hebben…en verdienen.
Het is te gek voor woorden dat je vandaag de dag nog altijd met één druk op de knop een dier kunt “bestellen.” Alsof het een product is. Dat zou onmogelijk moeten zijn. Dieren zijn geen spullen, geen opvulling voor eenzaamheid of verveling, geen emotioneel pleistermateriaal. Wij mensen zijn nu niet in staat samen te leven met dieren. Niet binnen het huidige systeem dat draait om bezit, gemak en willekeur. Er moet een systeem voor in de plaats komen op basis van gelijkwaardigheid. Op basis van zorg, van erkenning, van echte verantwoordelijkheid. En dat is precies waar het Zoopolis-model om draait.
Niet Nóg Een Model. Behalve Deze Dan.
Ik ben al een paar keer begonnen over Zoopolis zonder écht uit te leggen wat het is. Dus laat me dat nu toch maar even doen. Het Zoopolis-model, ontwikkeld door Sue Donaldson en Will Kymlicka, biedt een alternatief voor het denken waar de meeste dierenrechtenactivisten en theoretici nog steeds in vastzitten. Geen welfarisme. Geen abolitionisme. Maar een radicaal… en tegelijkertijd volkomen logisch…uitgangspunt: dieren horen niet aan de rand van de samenleving, maar er middenin. Niet als bezit, niet als object, niet als decorstuk in het menselijke verhaal. Maar als burgers. Als volwaardige leden van onze politieke gemeenschap, met rechten, belangen, en een eigen plek binnen de samenleving.
Lees het hele hele boek zou ik zeggen, maar kortgezegd maakt dit model onderscheid tussen drie typen dieren:
Gedomesticeerde dieren, zoals honden, katten, kippen, koeien… zij worden burgers. We nemen verantwoordelijkheid voor hun welzijn, bieden ze een veilige plek, maar erkennen ook hun agency: het recht op een eigen leven binnen onze samenleving.
Liminale dieren, zoals duiven, ratten, vossen…zij worden onze buurtgenoten. We bemoeien ons niet onnodig met hen, maar we erkennen hun recht op ruimte. Geen jacht. Geen vergif. Wel coexistentie.
Wilde dieren, zoals wolven, beren, herten…zij blijven onafhankelijk. Soevereine naties. We beschermen hun leefgebied, hun vrijheid. En wij houden afstand.
Stel je eens voor wat dat zou betekenen voor de wereld zoals we die nu kennen. Wat dat zou doen met de manier waarop we leven. Honden zijn het hele jaar welkom op het strand, niet alleen in de winter. Wie een dier adopteert, krijgt zorgverlof…net zo vanzelfsprekend als ouderschapsverlof. Supermarkten verkopen geen eieren meer, maar hebben schappen vol met lijnzaad, walnoten en algenolie. We eten niet langer wat makkelijk is, maar wat goed doet… voor ons en voor de rest van de planeet. We werken minder, omdat zorg voor anderen belangrijker wordt dan targets. Omdat je hond niet wacht tot jouw weekend begint. Omdat je verantwoordelijk bent voor wie je in huis haalt. Bij de paddentrek gaat de weg dicht. Kinderen krijgen les in empathie en helpen met oversteken. Rattenvallen zijn verboden. Niet omdat het ‘zielig’ is, maar omdat je geen medebewoner vermoordt omdat hij je stoort. Egels krijgen voorrang op robotgrasmaaiers. Duiven zijn geen ‘plaag’, maar stadsgenoten met veren. De jacht op ganzen en hazen is verboden. We leren samenleven in plaats van domineren. Voedselbossen vervangen monoculturen; landbouw wordt weer landschap. Niet alleen voor mensen, maar voor wie daar al woonde. Kinderen leren nestkastjes bouwen in plaats van vogelverschrikkers tekenen. We noemen het geen “natuur” meer alsof het iets buiten ons is. We noemen het thuis.
Door het Zoopolis-model te omarmen veranderen we niet alleen de verschrikkelijke situatie waarin de dieren op deze planeet verkeren…we veranderen ons hele bestaan. Kapitalisme, communisme, socialisme, anarchisme, eco-modernisme… het doet er allemaal niet toe. We moeten af van systeemdenken. Wat telt, is een duidelijke visie op de toekomst. Een richting. Een doel. Misschien halen we wel UBI van stal. Misschien combineren we het beste van kapitalisme met het beste van communisme. Misschien gooien we alles overboord en beginnen we opnieuw. Maakt niet uit. Als het doel maar helder is. En dat is het nu niet. Niemand weet waar we heen gaan. Iedereen rent. Alles draait. Maar waarvoor eigenlijk?
Voor mij is het glashelder waarom we naar het Zoöpolis-model moeten toewerken. Maar hoe we daar moeten komen… dat blijft voorlopig nog de vraag. Zoöpolis biedt een radicaal ander denkmodel… maar het is geen routekaart. Geen handleiding. Toch denk ik te weten waar we moeten beginnen. Wat de sleutel is om die routekaart überhaupt te kunnen ontwikkelen. Die sleutel… is de veganist. Maar dan moet de veganist wél besluiten de sleutel om te draaien.
De Sleutel Die Niemand (nog) Omdraait
Wat als wij veganisten, aan het begin van de pandemie, een goed verhaal hadden gehad? Een verhaal dat verder ging dan ‘nee’ zeggen tegen vlees, melk en eieren. Een verhaal dat mensen niet alleen confronteerde, maar ook uitnodigde. Een verhaal over wat een mens gezond maakt. Wat een mens gelukkig maakt. Over de bijzondere band tussen mens en dier. Over de mogelijkheid om het anders te doen. Om het samenwerken… waar wij mensen zo goed in zijn… eindelijk te benutten voor iets wat er écht toe doet.
Wat als we toen al het grotere plaatje hadden geschetst? Een wereld waarin dieren niet langer buiten de samenleving staan, maar er volwaardig deel van uitmaken. Waar zorgen voor dieren net zo vanzelfsprekend is als zorgen voor elkaar. Waar voedsel lokaal groeit in plaats van anoniem wordt geproduceerd. Waar empathie het curriculum binnenstapt, en steden ademruimte geven aan álle soorten bewoners…menselijk en niet-menselijk.
Stel je voor dat de veganist toen had gezegd: niet alleen stop hiermee, maar vooral: bouw daaraan. Aan een samenleving waarin wij samenleven met dieren…niet erboven, niet ernaast, maar samen. Geen pleisters plakken, maar nieuwe structuren bouwen. Niet het systeem een tikje menselijker maken, maar het radicaal herzien.
Dat verhaal… dát had misschien mensen kunnen raken. Omdat het niet alleen liet zien wat er mis is…maar ook wat er mogelijk is. Omdat het een richting gaf. Een doel. Zoöpolis als kompas. Maar ja… dat verhaal hadden we toen nog niet. De pandemie kwam misschien wat te vroeg, het veganisme was nog maar net aan haar opmars begonnen, de wind nog maar net in de zeilen. Ik had het verhaal toen nog niet, ook ik wilde vooral ergens een einde aan… geen idee waar dan mee te beginnen. De Covid-19-crisis had een serieus kantelpunt kunnen zijn, maar we grepen die niet… daarom is dit mijn oproep aan de veganist: het is tijd om jezelf te overstijgen.
Ik begrijp de abolitionistische insteek. De boosheid die je als veganist voelt. Ook ik ben boos. Ook ik heb weinig vertrouwen in de mens. Maar tegelijkertijd ken ik genoeg carnisten die echt geen slechte mensen zijn… ze weten gewoon niet beter. En als ze het wél weten, is het vaak niet duidelijk genoeg waarom ze hun gedrag zouden moeten veranderen.
Stel jezelf eens de vraag: hoeveel impact heeft het nu écht gehad om beelden van slachthuizen te delen? Om te praten over de bio-industrie en alle misstanden? Ja, er is meer bewustzijn. Maar er is nauwelijks iets veranderd. En wat er wél verandert, heeft zelden te maken met wat we dieren aandoen.
De grote maatschappelijke veranderingen (eiwittentransitie, verkleinen van de “veestapel” ect) die we nu zien komen voort uit zorgen over het klimaat. Niet uit compassie, maar uit angst. Angst voor overstromingen, hittegolven, voedseltekorten en overlast. De waarheid is simpel: de mens is een egoïst pur sang. En dat moet je in je strategie meenemen.
Lieve veganist…heb jij eigenlijk wel een goed verhaal? Heb jij jezelf de tijd gegund om te reflecteren. Niet alleen op wat er op je bord ligt of aan je lijf hangt, maar op hoe je leeft. Hoe je je dagen vult. Hoe je keuzes maakt. Of je je nog steeds laat leiden door systemen die niet van jou zijn. Of het enige verschil tussen jou en de carnist is dat jij ‘nee’ zegt… en zij niet. Als we echt willen bouwen aan iets nieuws, dan begint dat bij ruimte. Ruimte in je hoofd. In je agenda. In je denken. En dan komt vanzelf de vraag: hoe kan ik méér doen? Hoe kan ik beter doen? Niet als schuldgevoel. Maar als verantwoordelijkheid. Als uitnodiging. Als begin.
De veganist in de huidige vorm is niet genoeg. We moeten méér doen dan we nu doen. Beelden laten zien van slachthuizen, mensen confronteren op straat, recepten delen, minder dieren eisen in het parlement… het is niet genoeg. Het zijn druppels op een gloeiende plaat. We doen dit al decennia, en we blijven steken op die ene procent. De veganist moet méér worden. Niet activist, maar architect. Niet consument, maar creator. Niet alleen tegenstander van het systeem, maar voorvechter van een alternatief. De veganist moet zichzelf overstijgen. Een nieuwe identiteit aannemen. Niet alleen de bio-industrie doorzien, maar alle industrieën en systemen. Een mens die zorg draagt, verantwoordelijkheid neemt en verbinding belichaamt. Die altijd stopt voor zowel een dier als een mens in nood. Die andere prioriteiten stelt. Zich niet verliest in werk. Een mens die laat zien hoe het wél kan. Wat die mens precies is? Dat vertel ik je over twee weken. Maar ik kan alvast één ding verklappen:
Die veganist bouwt geen toekomst op de smaak van het verleden.