Door de Bubbel, Tot de Wereld Zich Wendt
Wat heeft het allemaal voor zin? Dit ene zinnetje begon zich de afgelopen weken, na de publicatie van mijn laatste stuk, hardnekkig in mijn hoofd te nestelen. En dat is funest als je schrijft vanuit de overtuiging dat je iets van nut doet, dat je denkt zinvol bij te dragen. Het is niet de eerste keer dat die gedachte voorbij is gekomen de afgelopen maanden (of gedurende mijn veertigjarige bestaan), maar het is wel de eerste keer dat het me volledig blokkeerde sinds ik begonnen met mijn Vegan Thinker schrijfsels. Elke keer als ik ging zitten om te schrijven, kwam er niets zinnigs uit.
Ik wilde werken aan een stuk over vogelgriep, maar dat liep vast. Dan maar verder met Taal aan het Spit? Of misschien het volgende deel in Liever Dood dan Vegan? Of toch dat nieuwe idee dat ik had? Oh, wacht… ik had al een concept liggen over vissen! Misschien dat dan? Weet je wat… eerst maar even de tuin in. Het is goed weer, tijd om de moestuin gereed te maken. Die buxus moet nog weg trouwens. En als ik toch bezig ben, kan ik net zo goed de aanslag van de kruidenbakken verwijderen.
Oh ja…een artikel. Er moet een artikel komen. Maar ja, wat heeft het allemaal voor zin?
Wat heeft het voor zin als kranten massaal de lobbypraat overnemen dat melk drinken goed voor je is? Wat heeft het voor zin als ministers glashard ontkennen dat de bio-industrie schade toebrengt? Wat heeft het voor zin als er nieuwe industrieën opgetuigd worden om de bestaande ellende alleen maar verder uit te breiden? Wat heeft het voor zin als mensen zeggen van dieren te houden, maar tegelijkertijd niet zonder kaas kunnen? Wat heeft het voor zin wanneer ik vooral mensen bereik die al samen met mij in de vegan bubbel leven?
Terwijl ik in de tuin werkte, een aantal weken geleden, bedacht ik me ineens: waarom probeer ik die vraag niet gewoon te beantwoorden? Laat ik dat stemmetje dan maar gewoon eens alle ruimte geven. Misschien kan ik wel een antwoord vinden op de vraag of het allemaal wel zin heeft. Niet alleen of het zin heeft dat ik tweewekelijks iets publiceer, maar ook: wat voor nut hebben alle initiatieven die er zijn? Alle pogingen om dierenleed te verminderen, de gezondheid te verbeteren en de natuurlijke wereld te beschermen? En als het wel zin heeft iets te doen, waarom merk ik daar zo weinig van?
Van Wetten tot Hashtag: Op welke fronten zijn we actief?
Verandering in een samenleving komt in vele smaken. Je hebt de langzame, bureaucratische route via de politiek en wetgeving…waar wetten worden aangenomen, maar meestal pas na jaren gesteggel en verwatering door de vleeslobby. Dan is er educatie, waar schrijvers en filosofen boeken volpennen over ethiek en rechtvaardigheid, in de hoop dat iemand die niet al vegan is het ooit leest. Activisten zetten zichzelf en anderen op het spel met demonstraties, spraakmakende campagnes en undercoverbeelden uit de bio-industrie, in de hoop dat je volgende bitterbal je net iets minder goed smaakt.
En dan hebben we nog social media en influencers, die ervoor zorgen dat ‘vegan’ steeds minder wordt geassocieerd met geitenwollen sokken en meer met proteïneshakes en killer tofu-recepten. Supermarkten en voedselproducenten introduceren plantaardige alternatieven…niet per se uit morele overwegingen, maar omdat er geld in zit. Ondertussen doen universiteiten en onderzoeksinstituten ‘objectieve’ studies naar plantaardige voeding, tenzij ze worden gesponsord door de zuivelsector, want ja, wetenschap en belangenverstrengeling gaan hand in hand.
Elke methode heeft zijn eigen tempo en impact. Educatie en bewustwording zijn een trage druppel op de gloeiende tang waarmee de staarten van varkens worden afgeknipt, terwijl regelgeving soms in één klap dingen kan verbieden…als het tenminste door de politieke molen komt zonder compleet te worden uitgehold.
We doen van alles… maar het gaat allemaal zó traaggggg! Goed, ik probeer mijn fatalistische gedachten even te parkeren om een verkenning te schrijven naar de meest effectieve manieren om verandering te versnellen. Ik heb gekeken op welke fronten er momenteel gewerkt wordt aan die verandering. Per front zoom ik in op de belangrijkste personen, organisaties of middelen, en wat er juist tegenwerkt.
Uiteindelijk kom ik uit op zes kernproblemen die we écht moeten aanpakken als we het proces willen versnellen. Heb je weinig tijd? Scroll dan vooral meteen even naar beneden.
Politiek: De Macht om te Veranderen… of te Vertragen?
Laten we maar gewoon eens beginnen met het kleinste onderwerp… de politiek. Ik had me voorgenomen om deze verkenning van de verschillende fronten zo objectief mogelijk aan te pakken… maar holy shit. Echt, fuck de politieke arena’s. En fuck politici die bewust de boel traineren omdat ze anders later geen mooi baantje krijgen in de sector die ze nu zogenaamd reguleren.
Hoe kun je dag in dag uit vergaderen, rapporten lezen, rapporten negeren, “zorgvuldig afwegen”, “rekening houden met draagvlak”… om uiteindelijk weer met lege handen buiten te staan?
En dan die praatprogramma-politiek. Alles draait om beeldvorming. Statements worden zorgvuldig uitgedokterd in mediatrainingen, waarbij het vooral niet de bedoeling is om iets werkelijks te zeggen. Alleen maar schijnaanpak, voor de bühne. Lekker polderen totdat er niks overblijft behalve tijdverlies, frustratie en een wéér uitgestelde beslissing.
De belangenverstrengeling is niet eens subtiel meer. Vleeslobby hier, zuivellobby daar, en als je het nieuws een beetje volgt, zie je dezelfde koppen keer op keer schuiven van ministerie naar sector naar adviesraad. En niemand die zich afvraagt waarom er al decennia niets verandert aan het systeem. Waarom wetten en regels keer op keer uitgesteld worden. Waarom boeren worden voorgehouden dat ze “gewoon moeten doorgaan,” terwijl iedereen diep vanbinnen weet dat het systeem op instorten staat!
Goed. Nu dat eruit is….politiek kan wel degelijk iets veranderen. En het is ook niet allemaal kommer en kwel. Wet- en regelgeving bepalen in grote mate hoe de vee-industrie functioneert. Wat wel en niet is toegestaan binnen de bio-industrie wordt grotendeels vastgelegd in wetten, vaak op Europees niveau. Zo zijn er EU-richtlijnen die bijvoorbeeld legbatterijen verbieden en plannen bevatten om bepaalde kooitypes uit te faseren. In Nederland worden die richtlijnen vervolgens omgezet naar nationale wetgeving.
Klinkt hoopvol, maar de praktijk is weerbarstig. De wetten zitten vol mazen en uitzonderingen waardoor de kern van het systeem onaangetast blijft. En dan hebben we het nog niet eens over subsidies: de Europese Unie pompt jaarlijks miljarden euro’s in landbouwsubsidies, waarvan het overgrote deel rechtstreeks naar de vee-industrie stroomt. Vlees en zuivel blijven daardoor kunstmatig goedkoop, terwijl plantaardige alternatieven nauwelijks iets krijgen. Dit houdt het huidige voedselsysteem in een wurggreep en vertraagt iedere poging tot échte transitie.
Dus ja, er is politieke invloed. En ja, er is ruimte voor verandering. Maar zolang de geldstromen de verkeerde kant op blijven gaan en regelgeving blijft hinken op twee gedachten, verandert er structureel te weinig.
Hoe zorgt de politiek ervoor dat er niets verandert?
Op papier heeft de politiek de macht om de bio-industrie te hervormen, maar in de praktijk gebeurt dat nauwelijks. Dit komt door een aantal hardnekkige problemen:
Sterke belangenverstrengeling met de agrarische sector: Partijen zoals BBB en CDA verdedigen actief de veehouderij en gebruiken hun politieke macht om de sector te beschermen tegen hervormingen.
De invloed van lobbygroepen: Organisaties zoals LTO Nederland hebben directe toegang tot beleidsmakers en zetten hen onder druk om dierenwelzijnswetten af te zwakken of uit te stellen.
Reactieve in plaats van proactieve politiek: Pas als maatschappelijke druk of juridische stappen de politiek dwingen, wordt er iets gedaan. De stikstofcrisis is daar een goed voorbeeld van—de overheid handelde pas toen de rechter ingreep.
Bovendien is politiek een traag proces, waarin tegenstellingen tussen economische belangen en ethische keuzes het besluitvormingsproces frustreren. Hierdoor zijn veranderingen in wetgeving vaak minimaal en vooral gericht op symptoombestrijding, zonder het fundament van de bio-industrie aan te pakken. Maar er is hoop!
Politieke bondgenoten: de stem voor de dieren in de Tweede Kamer.
Er is gelukkig een geluid voor de dieren in de politiek. Een enorm belangrijk geluid: De Partij voor de Dieren. Nederland was het eerste land ter wereld met een partij die zich volledig richt op dierenrechten, klimaat en duurzaamheid. Dankzij hun werk staat het debat over de bio-industrie vast op de politieke agenda…iets wat zonder hun aanwezigheid waarschijnlijk nooit was gebeurd.
Waar andere partijen terughoudend blijven of slechts kleine stappen zetten, durft de PvDD te pleiten voor structurele verandering. Daarnaast kunnen lokale en provinciale overheden een verschil maken. Zij hebben invloed op onder andere schoolkantines, gemeentelijke voedselvoorziening en subsidies voor duurzame landbouwinitiatieven. Hier kan sneller worden gehandeld dan op landelijk niveau. Politiek kan er best wel wat voor elkaar worden gekregen, maar dan moeten de ego’s en ambities die de mens zo vaak parten speelt wel gemanaged blijven. Iets wat de PVDD lange tijd gelukt is, tot aan de laatste verkiezingen…
Ik stem langer op de Partij voor de Dieren dan dat ik vegan ben. Ik heb enorme bewondering voor deze partij, en in het bijzonder voor Marianne Thieme en Esther Ouwehand. Ik ben zelfs lange tijd een echte Esther-fanboy geweest. In aanloop naar de laatste verkiezingen deelde ze dat ze naar John Frusciante luisterde en in een boekenprogramma vertelde ze dat De Gebroeders Karamazov van Dostojevski haar favoriete boek was. Wow. Goede muzieksmaak? Check. Een voorliefde voor Russische literatuur? Check. En dan ook nog eens precies de normen en waarden uitdragen die ik zelf zo belangrijk vind? Ik was fan.
En toen werd plots dat bommetje gedropt: Esther Ouwehand was geen partijleider meer. Of toch wel? Of niet? Eerst een onderzoek… en toen wéér een wending. Binnen de Partij voor de Dieren was een interne strijd uitgebroken. Een tweedeling tussen de oprichters en de leider. En hoewel ik, net als velen, in die periode partij koos voor Esther, brak er iets in mij.
Ik was lid, speelde met de gedachte om congressen te bezoeken, om actiever betrokken te raken. Maar toen ik de chaos van dat congres zag, de modder die werd gegooid, de machtsstrijd die zich ontvouwde, wilde ik daar verre vandaan blijven. Macht. Ambitie. Het eeuwige probleem in de politiek. Maar hoe kan een partij die zich inzet voor de zwaksten…voor de dieren…verstrikt raken in dezelfde politieke spelletjes als alle andere partijen? Dit ging toch niet over mensen, over ego’s?
Misschien was het een botsing van visies. Moet de partij klein en activistisch blijven of juist groeien en meeregeren? Moet de focus uitsluitend op dieren liggen, of moet de partij zich breder profileren? Of ging het uiteindelijk gewoon om persoonlijke ambities? Wat het ook was, één ding stond vast: het ging in ieder geval niet over de dieren. En dat is misschien wel het grootste gevaar voor de Partij voor de Dieren…de drang om méér te willen.
De reden dat ik op de PvDD stem, is simpel: ik geloof niet in de politiek. Ik vertrouw er niet op dat de gevestigde partijen iets zullen doen voor dieren, maar ik hoop dat de PvDD tenminste wel íéts voor hen kan betekenen. Maar de laatste jaren valt het me op hoe vaak de partij zich uitspreekt over bredere politieke kwesties. Oekraïne, Israël en Palestina, LHBTQ+ issues, sociale strijdpunten…ik hoef Esther en de rest daar niet per se over te horen eerlijk gezegd. Niet omdat die zaken onbelangrijk zijn, maar omdat ze afleiden. Verdeeldheid creëren.
De kracht van de Partij voor de Dieren ligt in haar focus op dieren en milieu. Dáár hebben ze morele autoriteit. Dáár maken ze een verschil. Natuurlijk zijn alle vormen van onrecht met elkaar verbonden, maar als er één partij is die de strijd voor dieren centraal moet stellen, dan is het de PvDD. Hoe groter hun scope, hoe groter het risico op verwatering. En dat mogen ze nooit uit het oog verliezen.
Er is geen groter onrecht dan wat we dieren aandoen. Het is de meest systematische en alomtegenwoordige vorm van onderdrukking die we als mensheid hebben gecreëerd. Maar hier ligt ook een diepere waarheid: als we dát onrecht aanpakken, als we écht stoppen met het reduceren van levende wezens tot producten, dan wordt de weg vrijgemaakt voor bredere maatschappelijke verandering.
Wat we dieren aandoen, is niet alleen een kwestie van dierenrechten. Het is een humanistisch probleem. Het is een weerspiegeling van ons gebrek aan empathie, van hoe we omgaan met macht, met kwetsbaarheid, met alles wat zich niet kan verdedigen. De manier waarop we dieren behandelen, laat zien hoe diepgeworteld exploitatie in onze structuren zit. En zolang we blijven wegkijken bij het grootste onrecht, hoe kunnen we dan verwachten dat we andere vormen van ongelijkheid en uitbuiting écht oplossen?
Want hoe breder het thema, hoe minder scherp het geluid. En in een politieke wereld waar al zoveel krachten werken om de bio-industrie te behouden, kunnen we het ons niet veroorloven om dat geluid te laten vertroebelen.
Hoe kan politiek een belangrijkere rol spelen dan nu?
Meer maatschappelijke druk: Politici bewegen pas als ze voelen dat er brede steun is. Bewustwording en publieke opinie zijn essentieel om politieke verandering af te dwingen.
Hervorming van economische prikkels: Subsidiëring van plantaardige alternatieven en eerlijke belasting op vlees en zuivel om de werkelijke kosten te reflecteren.
Striktere wetgeving en handhaving: Geen cosmetische dierenwelzijnsregels, maar structurele hervormingen die de bio-industrie inperken.
Onderwijs hervormen: Als we willen dat de volgende generaties andere keuzes maken, moeten we beginnen bij wat we ze leren. Voedseleducatie, ethiek en ecologische bewustwording verdienen een vaste plek in het curriculum…van basisschool tot universiteit.
Lokale politiek benutten: Gemeenten kunnen sneller duurzame maatregelen nemen dan de landelijke politiek.
Stemmen op partijen die dierenrechten serieus nemen: Los van de problemen die er op de achtergrond spelen (of speelden) bij de PvDD is dit wel de enige partij die iets doet voor de dieren en dus de beste keuze wanneer je een hart hebt voor dieren.
Conclusie: Politiek is traag en zit vol tegenwerking, maar het heeft de potentie om structurele verandering te brengen. Hoe groter de maatschappelijke en economische druk, hoe sneller de politiek moet meebewegen.
De Media: De Spiegel van de Samenleving… of de Megafoon van de Vleesindustrie?
Regelmatig kijk ik samen met mijn vriendin naar Keuringsdienst van Waarde. Een programma dat haarfijn blootlegt hoe wij als consument genadeloos genaaid worden door de industrie. Hoe labels de waarheid verhullen, hoe nep of ronduit slecht producten kunnen zijn, en hoe het dierenwelzijn er in de vlees- en zuivelsector écht uitziet. Ik waardeer de opzet enorm, maar tegelijkertijd irriteer ik me mateloos aan de “gespeelde” onwetendheid van de presentatoren.
Laatst hoorde ik Marijn Frank…terwijl ze een biggetje in haar armen hield…zeggen dat ze eigenlijk niet durfde toe te geven dat ze de dag ervoor nog spek had gegeten. Ja… dan breekt dus echt mijn klomp. Natuurlijk, laat de kijker vooral zelf tot inzicht komen, maar de cognitieve dissonantie druipt er soms vanaf. Of is het gewoon een gebrek aan respect? Die quasi-naïeve opmerkingen die ze af en toe maken, drijven me soms tot waanzin.
Toch is dit een van de weinige programma’s op tv die misstanden in de bio-industrie en de ongezondheid van bepaalde producten op een toegankelijke manier aan het licht brengen…en dat ook nog eens voor een groot publiek. Juist daarom is het zo frustrerend dat ze net niet durven doorpakken. In de rest van de mainstream media gaapt een opvallend gat waar het de donkerste praktijken van onze samenleving betreft …de bio-industrie voorop. Dat gebrek aan eerlijke, diepgravende berichtgeving is een groot probleem voor de beweging. Als we echt vaart willen maken, moeten er… naast een incidentele Lubach …meer talkshows en programma’s komen die laten zien hoe de wereld werkelijk in elkaar zit.
Want media bepalen in grote mate hoe we denken over voedsel. Van kranten en tv-programma’s tot online nieuwsplatforms en podcasts…journalistiek heeft de macht om het systeem ter verantwoording te roepen of juist in stand te houden.
Soms zijn er lichtpuntjes. Denk aan undercoverbeelden uit slachthuizen, of onderzoeksstukken over de klimaatimpact van vleesconsumptie. Platforms als Follow the Money brengen regelmatig messcherpe analyses over de verwevenheid tussen overheid en agro-industrie, of hoe subsidies de vlees- en zuivelsector kunstmatig in leven houden.
Maar het blijven uitzonderingen. In de meeste gevallen serveren de media ons gefilterd en “genuanceerd” nieuws, waarin dierenrechten zelden meer dan een voetnoot zijn. De agrarische sector wordt maar al te vaak als slachtoffer neergezet…van stikstofbeleid, van activisten, van ‘de stad’. Het gevolg? De bio-industrie blijft grotendeels buiten schot, en de gemiddelde consument blijft zich onbewust van de werkelijke impact van z’n bord.
Hoe houdt de media het systeem in stand?
Media hebben de macht om het publieke bewustzijn te beïnvloeden, om misstanden aan het licht te brengen en om het maatschappelijke debat richting verandering te sturen. Maar in de praktijk functioneren ze vaak eerder als bewakers van de status quo dan als uitdagers van het systeem. Dit komt door een aantal structurele problemen:
Commerciële belangen en advertentie-inkomsten: Journalistiek zou onafhankelijk moeten zijn, maar de realiteit is anders. De vlees- en zuivelindustrie pompen miljoenen in advertenties. Supermarkten adverteren met kiloknallers en fastfoodketens laten je geloven dat een hamburger van één euro ‘normaal’ is. Kranten en tv-zenders zijn afhankelijk van deze inkomsten, waardoor ze zelden echt kritisch durven te zijn.
‘Neutraliteit’ als valkuil: In discussies over de bio-industrie wordt vaak gestreefd naar ‘balans’. Dit betekent dat een dierenrechtenactivist in een talkshow steevast tegenover een vleesliefhebber of boer wordt gezet. Zo wordt dierenleed behandeld alsof het slechts een mening is, in plaats van een feitelijke ethische en wetenschappelijke kwestie.
Sensatie boven inhoud: Kranten en nieuwswebsites zijn gefocust op clicks en engagement. Schokkende berichten halen de voorpagina’s, maar fundamentele analyses over de bio-industrie verdwijnen vaak naar de achtergrond. Diepgaande onderzoeksjournalistiek bereikt vooral een nichepubliek, terwijl oppervlakkige content het grote publiek domineert.
Een groeiend wantrouwen in de mainstream media: Steeds meer mensen vertrouwen de gevestigde media niet meer. Of het nu gaat om politieke verslaggeving, klimaatverandering of voedselindustrie, er heerst een breed gevoel dat journalisten óf niet kritisch genoeg zijn, óf een bepaalde agenda pushen. Dit wantrouwen is deels terecht…journalistiek is niet altijd zo onafhankelijk als het zou moeten zijn. Tegelijkertijd zorgt deze scepsis ervoor dat veel mensen hun informatie liever halen uit alternatieve of sociale media, waar de kwaliteit en betrouwbaarheid sterk kunnen variëren. Dit creëert een gevaarlijke situatie waarin feitelijke informatie over de bio-industrie verdrinkt in een zee van desinformatie, complottheorieën en polarisatie.
De media kunnen een krachtig middel zijn om verandering teweeg te brengen, maar zolang winst en kijkcijfers leidend blijven, zullen ze eerder de gevestigde belangen beschermen dan echte verandering aanjagen. Hierdoor blijft het gesprek over dierenrechten vaak oppervlakkig en worden de systemische problemen van de bio-industrie nauwelijks aangekaart.
Bondgenoten in de media: Waar vinden we échte journalistiek?
Is er dan helemaal geen hoop in de media? Geen onafhankelijke platforms die niet afhankelijk zijn van advertentiegelden en wél durven door te prikken? Gelukkig wel.
Een van de beste voorbeelden is Follow the Money…een platform dat zich niet laat leiden door commercie, maar door feiten. Hun dossier De toekomst van de landbouw legt haarscherp bloot hoe politiek, subsidies en de vleeslobby de transitie naar een duurzamer voedselsysteem blokkeren. Geen eindeloze talkshowdiscussies waarin boeren en politici elkaar de hand boven het hoofd houden, maar feiten, cijfers en onderzoeksjournalistiek zoals het hoort. Dit is wat we nodig hebben. Dit is hoe media zouden moeten opereren.
Daarnaast zijn er onafhankelijke journalisten en podcasts zoals Studio Plantaardig, die de diepte ingaan over plantaardig eten, duurzaamheid en dierenrechten…zonder de gebruikelijke framing van ‘extremisme’ of ‘persoonlijke keuze’.
Een bijzondere rol is hier ook weggelegd voor schrijver en onderzoeksjournalist Jeroen Siebelink. Met zijn non-fictieboeken over de bio-industrie, dierenrechtenactivisme en de plantaardige toekomst weet hij complexe thema’s toegankelijk te maken voor een breed publiek. Boeken als Onder de Beesten en De Dierenbevrijders maken de morele en maatschappelijke urgentie tastbaar. Siebelink laat zien dat de waarheid over de vleesindustrie niet alleen op YouTube te vinden is, maar ook gewoon in de boekwinkel ligt…voor wie het durft te lezen.
Maar hier ligt het probleem: deze media bereiken vooral mensen die al openstaan voor verandering. Die bereid zijn om een journalistiek platform financieel te steunen of een boek te kopen. De grote massa blijft gevangen in een narratief waarin de bio-industrie als ‘normaal’ of ‘onvermijdelijk’ wordt gepresenteerd. Hoe doorbreken we dat? Hoe krijgen we échte journalistiek daar waar het nodig is…bij de mensen die nog overtuigd moeten worden?
Hoe kunnen media een belangrijkere rol spelen in verandering?
Meer financiële steun voor onafhankelijke journalistiek – Media zoals Follow the Money bewijzen dat diepgravende journalistiek mogelijk is zonder afhankelijk te zijn van adverteerders. Dit soort initiatieven moeten we steunen en versterken. Neem hier een abonnement op! Steun FTM!
Kritischer omgaan met framing – We moeten stoppen met de illusie van ‘balans’ als dat betekent dat ethische kwesties worden gereduceerd tot meningen. Dierenleed is een feit, geen debatonderwerp.
Meer zichtbaarheid in mainstream media – We moeten aan tafel zien te komen. Niet alleen in de marges, maar midden in het publieke debat. En dan wel met de juiste mensen. En dan niet types als Rutger Bregman die nog doodleuk vlees eten terwijl ze praten over duurzaamheid en ethiek, maar mensen zoals Marjolein de Rooij of Frederieke Schouten, die niet alleen goed geïnformeerd zijn, maar ook leven naar hun overtuigingen. Mensen die de realiteit van de bio-industrie durven benoemen en daar helder en genuanceerd over kunnen communiceren.
Consumenten bewuster maken van de invloed van media – Mensen moeten begrijpen hoe commerciële belangen het nieuws kleuren. Alleen dan kunnen ze kritisch kijken naar wat ze lezen en zien.
Conclusie: Journalistiek heeft de kracht om maatschappelijke verandering te versnellen, maar zolang commerciële belangen en framing de berichtgeving beheersen, blijft de impact beperkt. Kritische en onafhankelijke media zijn cruciaal om de waarheid over de bio-industrie boven tafel te krijgen.
Social Media en Influencers: Een Revolutie of een Bubbel?
Social media heeft de manier waarop we denken over voeding, dieren en ethiek drastisch veranderd. Waar vroeger boeken en kranten de toon zetten, bepalen nu algoritmes, hashtags en influencers wat mensen te zien krijgen. Platforms als Instagram, YouTube en TikTok hebben ervoor gezorgd dat miljoenen mensen in aanraking kwamen met veganisme…soms zonder er actief naar te zoeken.
Dankzij social media worden undercoverbeelden uit slachthuizen en megastallen sneller verspreid dan ooit. Veganisme is in relatief korte tijd verschoven van een ‘extreme’ levensstijl naar een onderwerp dat je tegenwoordig zelfs op menukaarten in dorpscafés tegenkomt. Complexe thema’s als dierethiek en ecologie zijn via korte video’s en infographics toegankelijk geworden, en individuen zonder toegang tot traditionele media hebben een miljoenenpubliek weten op te bouwen.
Voor veel mensen begint hun vegan reis met een YouTube-video van Earthling Ed of een TikTok over de impact van de zuivelindustrie. Social media kan de eerste vonk zijn die leidt tot gedragsverandering.
Maar hoe diep gaat die impact écht?
Als ik ergens een haat-liefdeverhouding mee heb, dan is het wel met social media. En ik weet zeker dat ik daarin niet de enige ben. Regelmatig verwijder ik Instagram (het enige platform waar ik actief op ben) van mijn telefoon… om het een paar uur later toch weer te installeren.
Ik heb grote moeite met het fenomeen ‘influencers’. Mensen die sponsordeals krijgen omdat ze een bepaald aantal volgers hebben bereikt. Maar goed…ik snap het óók wel. Als ik morgen 100.000 volgers zou hebben en een bedrijf komt met een zak geld om een onbenullig product te promoten… zou ik het dan weigeren? Als dat betekent dat ik nooit meer een kantoor van binnen hoef te zien? Sign me up!
En toch. Het moet toch anders kunnen? Het moet toch mogelijk zijn om méér te doen dan je publiek vermaken met inside jokes, grappige video’s waarin carnisten belachelijk worden gemaakt, of elke vrijdag een kortingscode voor een product dat niemand écht nodig heeft? Het moet toch mogelijk zijn om mensen buiten de bubbel te bereiken…de mensen die geen idee hebben dat een kikkererwt eetbaar is, laat staan dat je er iets lekkers mee kunt maken?Of… laten de algoritmes dat gewoon niet toe?
Want dat is het probleem: de meeste content blijft hangen binnen dezelfde kringen. Influencers bereiken vooral mensen die al een zekere mate van bewustzijn hebben. De grote massa blijft buiten beeld. En hoe onafhankelijk kun je eigenlijk blijven als activisme ook een verdienmodel wordt?
Social media heeft absoluut het potentieel om te ontregelen, te inspireren en te informeren. Maar als we het écht willen inzetten als motor van verandering, moeten we slimmer zijn dan de algoritmes…en dapperder dan de angst om volgers te verliezen.
Waarom verandert er zo weinig, ondanks al die posts?
Social media heeft de potentie om een breed publiek te bereiken en snel bewustzijn te creëren rond dierenrechten en veganisme. Maar in de praktijk blijkt het vaak een bubbel waar vooral gelijkgestemden elkaar vinden, terwijl de rest van de samenleving nauwelijks geraakt wordt. De manier waarop social media werkt…gestuurd door algoritmes en commerciële belangen—maakt het lastig om voorbij de eigen kring te komen en echte verandering teweeg te brengen.
De algoritmische bubbel: Mensen krijgen vooral content te zien die hun bestaande overtuigingen bevestigt. Vegan content bereikt vaak alleen mensen die al interesse hebben in het onderwerp, niet de gemiddelde vleeseter die dagelijks barbecuevideo’s bekijkt.
Commerciële belangen: Veel vegan influencers verdienen geld aan hun content via advertenties, sponsordeals en productverkoop. Dit roept vragen op: hoe onafhankelijk ben je nog als je je inkomen haalt uit de industrie die je promoot?
Vertekend beeld van veganisme: Instagram staat vol met perfect gestylede vegan bowls en influencers met een ‘gezonde’ uitstraling, waardoor veganisme soms als een dure, hippe lifestyle wordt gepresenteerd in plaats van als een ethische noodzaak.
Polarisatie in plaats van verbinding: Activisten die vooral shockeren, bereiken vaak meer weerstand dan verandering. Sommige influencers scoren vooral door confrontatie en controverse, maar is dat effectief op de lange termijn?
Social media kan een enorm krachtig middel zijn om de samenleving in beweging te krijgen, maar alleen als het strategisch wordt ingezet. De uitdaging is om de bubbel te doorbreken en een bredere groep te bereiken. Hoe kan social media niet alleen een middel zijn voor bevestiging, maar ook voor échte gedragsverandering?
Bondgenoten op social media: Wie speelt welke rol?
Social media barst van de vegan influencers, allemaal met hun eigen stijl en strategie. De één probeert met logische argumenten vleeseters tot inzicht te brengen, de ander stormt schreeuwend een slagerij binnen. Sommigen kiezen voor humor, anderen verleiden mensen met eten of praktische tips. Maar de vraag blijft: wat werkt nou echt? En nog belangrijker… werkt het buiten de vegan bubbel?
De Educator – De Rationele Debater: Earthling Ed is hét schoolvoorbeeld van deze rol. Zijn stijl? Rustig, intelligent en altijd goed voorbereid. Hij fileert argumenten met een bijna chirurgische precisie. In zijn debatten laat hij zien hoe inconsistent het denken van vleeseters vaak is. Geen geschreeuw, geen woede-uitbarstingen, alleen logica en een scherpe tong. Ik heb zijn boeken gelezen, ik kijk zijn video's, en ik bewonder hem enorm. Maar ja… ik ben vegan.
Ik vraag me af: wat denkt een vleeseter als hij een filmpje ziet met een titel als “Texan patriot takes on vegan. One of them regrets it”? Klikt hij erop om zich te laten overtuigen? Of alleen maar om te zien hoe een ‘vegan’ wordt afgemaakt? YouTube-algoritmes helpen je publiek te vinden, maar wat als dat publiek vooral uit mensen bestaat die het toch al met je eens zijn? Wat is de waarde van een debat als je het voert voor een publiek dat jou allang gelijk geeft?
De Shocktivist – De Confrontatiezoeker: Sommigen vinden dat logische discussies niet genoeg zijn. De wereld schreeuwt om verandering, dus waarom zou je zelf niet schreeuwen? De shocktivist confronteert mensen direct met hun gedrag. Denk aan Tash Peterson, de Australische activist die zichzelf besmeurt met nep-bloed en supermarkten bestormt.
Ik kan haar vastberadenheid waarderen, maar vraag me tegelijk af: helpt het? Ik zag ooit een filmpje waarin ze een pak melk uit de handen van een vrouw trok, terwijl haar dochter van een jaar of acht verbijsterd toekeek. "Niet jouw melk!" riep Tash. Ze heeft gelijk. Maar helpt het?
Die vrouw weet waarschijnlijk niet beter. Veganisten worden zelden als vegan geboren. De meesten van ons zijn opgegroeid met vlees, melk en kaas als vanzelfsprekendheid. Als iemand tien jaar geleden op deze manier op mij was afgegaan, had ik dan anders gereageerd? Had ik me schuldig gevoeld en mijn koelkast leeggehaald, of was ik boos geworden en had ik me dieper ingegraven in mijn eigen gelijk? Confrontatie is krachtig, maar kan ook een muur opwerpen in plaats van een deur openen.
De Humorist – De Satirische Prikker: Sommige influencers kiezen voor een lichtere aanpak: humor. Carnistische gewoonten worden belachelijk gemaakt, vleeseters krijgen een spiegel voorgehouden. Dit werkt goed binnen de vegan community: het is een manier om samen te lachen en frustraties kwijt te kunnen. Maar werkt het ook naar buiten toe?
Ik lach regelmatig om de satire van iemand als Danny Ishay. Maar ja… ik ben vegan!!!! Wat zou een vleeseter denken als hij wordt uitgelachen omdat hij kipfilet een ‘gezonde keuze’ noemt? Voelt hij zich uitgedaagd om na te denken over zijn eetpatroon? Of voelt hij zich aangevallen? Humor is een krachtig wapen, maar het snijdt vaak aan twee kanten.
De Culinaire Verleider – De Smakelijke Toegangsdeur: Sommige influencers vermijden discussies en laten simpelweg zien hoe lekker plantaardig eten kan zijn. Geen debatten, geen ethische preken, gewoon recepten en eten dat je doet watertanden. Dit lijkt de meest toegankelijke vorm van vegan content. Niemand voelt zich veroordeeld…wie kan er nou boos worden op een bord heerlijk eten?
Toch kan ook hier de drempel hoog zijn. De recepten van een food-influencer als Nisha Vora zijn prachtig, maar bevatten vaak ingrediënten waar de gemiddelde vleeseter nog nooit van heeft gehoord. Wie vanavond gehaktballen wil eten, zoekt geen recept voor een linzen-walnootgehakt met tamari en edelgistvlokken. Hoe meer stappen iemand moet zetten, hoe groter de kans dat hij afhaakt.
De Consumentengids – Veganisme Zonder Gedoe: Sommige influencers houden het nóg simpeler. Geen morele discussies, geen ingewikkelde recepten—gewoon: "Deze burger koop je in de supermarkt. Dit restaurant heeft nu een volledig vegan menu.
Geen afschrikking, geen polarisatie, gewoon gemak. Want als de overstap moeiteloos voelt, waarom zou je het dan niet proberen? Toch vraag ik me af: is dat genoeg? Worden mensen vegan doordat een product beschikbaar is? Of moeten ze eerst overtuigd raken van waarom ze die keuze maken?
Ik denk dat het inmiddels wel duidelijk is dat ik kritisch ben op social media influencers, maar dat betekent niet dat ik hun impact onderschat. De belangrijkste rol van een vegan influencer is misschien niet eens om vleeseters te overtuigen, maar om veganisten verbonden te houden. Om hen het gevoel te geven dat ze niet alleen staan, om nieuwe inzichten en kennis te delen, om de gemeenschap te versterken. In die rol zijn influencers onmisbaar.
In Nederland is Plantbased Dennis waarschijnlijk de meest invloedrijke vegan influencer. Hij combineert verschillende stijlen: hij belicht de ethische kant van veganisme, maakt luchtige, humoristische content en biedt praktische tips voor een moeiteloze overgang naar plantaardig eten. Hij heeft bereik, hij heeft invloed, en hij weet hoe hij zijn boodschap brengt zonder mensen af te schrikken.
Maar… spreekt hij niet vooral voor eigen parochie?
Afgelopen zomer zag ik hem spreken in een kerk in Rotterdam op de Vegan Fair. Hij was het voorprogramma van Earthling Ed, de ‘messias’ van de vegan beweging… en dat bedoel ik zowel inhoudelijk als qua uiterlijk. Terwijl hij het podium beklom, zat het publiek verwachtingsvol te luisteren, bijna alsof ze wachtten op een preek.
En ik? Ik liep ongemakkelijk rond door de kerk, langs de kraampjes vol vegan producten, branding en merch. Overal om me heen zag ik stands met eco-vriendelijke tassen, plantaardige kaas, supplementen en de nieuwste vleesvervangers. Daar stond ik, midden in een kerk… een plek van geloof, rituelen en overtuigingen… en ik vroeg me af: is veganisme ook gewoon een geloofsovertuiging? Een overtuiging die mensen verbindt, een beweging met haar eigen profeten en haar eigen rituelen. Maar tegelijk: is het ook gewoon een commercieel product geworden?
Ik voelde me daar totaal niet thuis, wilde hier helemaal niet bij horen. Waarom begreep ik toen nog niet helemaal. Ik was immers juist opzoek naar gelijkgestemden…dan heb je gelijkgestemden allemaal netjes om je heen en dan wil je daar opeens niet bij thuis horen? De vercommercialisering en verheerlijking van mens en product stond mij gewoon enorm tegen. Ik heb voor zowel Ed als Dennis enorm veel respect en bewondering, maar als ik ze op youtube of instagram met kortingscodes zie strooien voel ik toch ook vooral teleurstelling. Teleurgesteld dat ook dit…veganisme…vercommercialiseert is. Het is een markt geworden. Die vegan fair was een plek waar activisme en commercie samenkwamen. Waar veganisme niet alleen een moreel standpunt is, maar ook een lifestyle, een industrie, een merk. En dat stemde mij enorm verdrietig. Want als iets een merk wordt, dan wordt het automatisch afhankelijk van een publiek.
Dat publiek bestaat grotendeels uit veganisten. Mensen die de boodschap allang begrijpen, die niet meer overtuigd hoeven te worden, maar vooral bevestiging zoeken in hun keuze. En als dat de groep is die je volgt, die je content bekijkt en je werk financiert, dan wordt het verleidelijk om je boodschap steeds meer daarop af te stemmen. Waar het ooit begon als een roep om verandering, wordt het gaandeweg een verdienmodel. En wat gebeurt er als activisme je inkomen wordt? Dan ga je vanzelf geven wat het publiek wil horen.
Social media speelt hierin een grote rol. Veganisme is hip, het verkoopt. Maar waar ligt de grens tussen activisme en commercie? Wanneer wordt de boodschap ondergeschikt aan het verdienmodel? En als influencers vooral preken voor hun eigen volgers, hoeveel impact heeft het dan echt?
Dat is de valkuil van social media-activisme: het kan een echo-kamer worden, een commercieel circus, of simpelweg een manier om content te maken die goed scoort in het algoritme. Maar hoe zorgen we ervoor dat het meer wordt dan dat?
Hoe kan social media een belangrijkere rol spelen in verandering?
Social media kan een krachtig hulpmiddel zijn, maar dan moeten we het slimmer en onafhankelijker inzetten.
Doorbreek de bubbel – Hoe kunnen we zorgen dat vegan content niet alleen binnen de bestaande kring blijft hangen? Misschien door samenwerkingen met niet-vegan influencers, zodat hun volgers ermee in aanraking komen.
Minder afhankelijkheid van commerciële belangen – Hoe kunnen we activisme beschermen tegen de verleidingen van commercie? Kunnen we modellen vinden waarbij mensen hun werk kunnen doen zonder dat het afhankelijk is van sponsordeals?
Tweaken van de stijl en vorm - Tot de ultieme vorm gevonden is. Wat is mijn doel? Dat zou iedere influencer zich moeten afvragen. Laat ik daar maar antwoord opgeven: sneller een veganistische wereld bereiken. Dat betekent ook automatisch dat de influencer zich zou moeten richten op mensen die nog geen vegan zijn. In ieder geval voor het grootste deel van hun content.
Social media gebruiken als brug naar diepere educatie – Een TikTok-video kan iemand prikkelen, maar leidt die ook tot echte verandering? Hoe kunnen we mensen vanuit snelle content naar diepgaande informatie krijgen?
Veganisme is een revolutie die nog steeds in de kinderschoenen staat. Social media kan een katalysator zijn, maar alleen als we manieren vinden om uit de bubbel te breken en de massa te bereiken.
De vraag blijft: hoe maken we van social media een middel voor échte verandering, in plaats van alleen een commercieel platform waar veganisme een nichemarkt blijft?
Educatie en Filosofie: De Kracht van Ideeën
Als ik terugdenk aan mijn tijd op school, denk ik vooral aan hoeveel ik níét geleerd heb. Of nou ja — hoe ik vooral dingen heb geleerd die later compleet nutteloos bleken. Ik herinner me nog hoe ik in het tweede jaar van de havo ruzie kreeg met de gymleraar. De opdracht: een koprol maken. Het lukte me niet. Maar het móést. Ik geloof dat ik toen riep: "Waar heb ik dit in hemelsnaam voor nodig, man?! Hoe vaak denk je dat ik een koprol moet maken als ik straks gewoon een kantoorbaan heb?" Tja. Jaja.
Een andere herinnering: schoolmelk. Van die witte pakjes koemelk die we op de basisschool kregen. Nu leefden mijn ouders niet veganistisch, maar ik dronk niet mee. Ik geloof dat ik het gewoon niet lustte…net als boter, kaas en eieren. Iets waar ik als elfjarige in groep acht graag een grapje over maakte tijdens het paasontbijt: "Nee, ik lust geen boter, kaas en eieren." En dan lachen: net als dat spelletje. Snap je?
Maar als ik er nu op terugkijk, dan zie ik die pakjes melk als het ultieme symbool van wat er fundamenteel misgaat in onze maatschappij. Van jongs af aan worden kinderen geïndoctrineerd. Opgevoed in een systeem waar je later nauwelijks nog uit kunt ontsnappen. En de bio-industrie? Die heeft haar tengels daar diep in zitten.
Als ik aan de politiek denk…en ja, ook aan de Partij voor de Dieren…dan frustreert het me hoe weinig aandacht er uitgaat naar écht onderwijs. Onderwijs waarin je leert over voeding, over je lichaam, over ethiek. Ik kwam er pas op mijn 34e achter wat voeding eigenlijk is. Wat mijn lichaam nodig heeft…en vooral wat niet. Beetje laat, vind je niet? Natuurlijk mogen ouders daarin een rol spelen. Maar ja, als die…net als ik…zijn opgegroeid met het idee dat je melk nodig hebt voor sterke botten, kun je het ze moeilijk kwalijk nemen dat ze die pakjes melk in groep 3 gewoon toestaan.
En dan heb ik het nog niet eens over de middelbare school. Ja, ik zat op de havo… maar betekent dat dan dat we niet een béétje mogen filosoferen? Je hoeft heus niet meteen Spinoza te lezen, maar een beetje vrij denken mag toch wel? Even reflecteren op wat het betekent om mens te zijn? Om keuzes te maken? Maar nee! Ik moest koprollen maken! En hoofdsteden uit m’n hoofd leren!
En dat is precies het probleem: onderwijs is niet ingericht op bewustwording, maar op conformeren. We worden klaargestoomd voor toetsen, banen, systemen. Niet voor reflectie. Niet voor verandering.
Verandering begint bij bewustwording. Ideeën hebben de kracht om overtuigingen te verschuiven en maatschappelijke structuren aan het wankelen te brengen. Maar hoe groot is die impact in een wereld waarin de meeste mensen liever een Netflix-serie bingen dan een filosofisch werk lezen?
Onderwijs, wetenschap, boeken en documentaires vormen de intellectuele basis van de vegan beweging. Klassiekers als Animal Liberation van Peter Singer en documentaires als Cowspiracy en Dominion hebben duizenden mensen wakker geschud. Wetenschappelijke studies tonen steeds duidelijker de ethische, ecologische en gezondheidsvoordelen van plantaardig eten aan. Toch blijven deze inzichten vaak hangen in dezelfde bubbel.
Het reguliere onderwijs? Dat besteedt nauwelijks aandacht aan dierenrechten. De wetenschap? Wordt beïnvloed door de zuivel- en vleeslobby. Boeken en documentaires? Bereiken vooral mensen die al openstaan voor verandering.
Als educatie écht verandering wil teweegbrengen, dan moet het breder. Dieper. Vaker. Niet als optionele bijzaak, maar als essentieel onderdeel van wat we kinderen en jongeren meegeven. Want zolang de koprol wél op het programma staat, maar kritisch denken over waar je eten vandaan komt niet — blijven we ronddraaien in dezelfde cirkel.
Waarom leren we wel koprollen, maar niet nadenken?
Educatie en filosofie vormen het intellectuele fundament van verandering. Ideeën hebben de kracht om overtuigingen te verschuiven en systemen aan het wankelen te brengen. Maar hoe effectief zijn ze als instrument voor dierenrechten en veganisme? Hoeveel invloed hebben boeken, documentaires en academische analyses als de meeste mensen hun voedselkeuzes maken op basis van gewoonte, gemak en sociale druk?
Het bereikt vooral mensen die al geïnteresseerd zijn: Filosofische werken en diepgaande documentaires worden vaak bekeken door mensen die al twijfelen of op zoek zijn naar bevestiging. De gemiddelde consument die zonder nadenken dierlijke producten eet, gaat niet snel een boek van Singer of een documentaire als Dominion opzetten.
Wetenschap is traag en beïnvloedbaar: Onderzoek naar de nadelen van dierlijke producten groeit, maar de voedingsindustrie heeft een grote vinger in de pap. Veel studies worden gefinancierd door de zuivel- en vleeslobby, waardoor de feiten lang niet altijd onbevooroordeeld zijn.
Onderwijs wordt beïnvloed door de industrie: In schoolboeken wordt melk nog steeds gepresenteerd als essentieel voor sterke botten. Boerenorganisaties ontwikkelen lespakketten om kinderen te laten geloven dat de bio-industrie ‘goed’ is. Het onderwijs is dus lang niet altijd een neutrale bron van kennis.
Mensen handelen niet altijd rationeel: Zelfs als iemand weet dat veganisme beter is voor dieren, klimaat en gezondheid, betekent dat nog niet dat ze hun gedrag aanpassen. Kennis leidt niet altijd tot actie.
De boodschap blijft vaak in een ivoren toren: Academici en denkers leveren waardevolle inzichten, maar die bereiken vaak alleen een intellectuele elite. Hoe vertaal je complexe filosofische vraagstukken naar een taal die de massa begrijpt?
Onderwijs en filosofie kunnen een enorme impact hebben, maar alleen als de kennis de juiste mensen bereikt en wordt omgezet in actie. Hoe maken we deze ideeën toegankelijker, begrijpelijker en relevanter voor de mensen die ze het hardst nodig hebben?
Bondgenoten in educatie en filosofie: Is er dan niemand die mij iets kan leren?
Op het gebied van filosofie en ethiek is Floris van den Berg een van de weinige academici in Nederland die zich hard maakt voor een radicaal en moreel onderbouwd veganistisch wereldbeeld. Hij stelt, zonder omwegen, dat veganisme geen kwestie van smaak of persoonlijke voorkeur is, maar een ethische noodzaak. En dat doet hij niet alleen in zijn boeken, zoals De Vrolijke Veganist of Filosofie voor een Betere Wereld, maar ook via zijn betrokkenheid bij De Vrije Gedachte…een vereniging die zich inzet voor een seculiere, rationele en vrijzinnige samenleving.
Binnen die vereniging laat Floris zien hoe logisch, helder en noodzakelijk het is om morele verantwoordelijkheid niet alleen toe te passen op mensen, maar ook op dieren. Zijn stijl is direct, confronterend, en soms oncomfortabel. Maar voor wie bereid is écht te luisteren, is zijn redenering ijzersterk. Zelf waardeer ik zijn compromisloze toon — juist omdat hij het lef heeft om te zeggen wat anderen liever inslikken. Toch snap ik dat diezelfde helderheid bij anderen weerstand oproept. Dat is precies het spanningsveld waar we mee te maken hebben: hoe breng je een ongemakkelijke waarheid zó dat mensen niet meteen afhaken?
Daarom is het werk van De Vrije Gedachte zó belangrijk. In hun podcasts, lezingen en artikelen brengen ze op een toegankelijke manier fundamentele thema’s als vrije wil, kritisch denken en morele verantwoordelijkheid onder de aandacht. Zonder wolligheid, zonder dogma. Gewoon: logisch nadenken. Als ik naar hun podcast luister denk ik vaak: waarom krijgen kinderen dit niet op school? Waarom leren ze wel over Romeinse keizers, maar niet hoe je ethische keuzes maakt of wat ‘moreel handelen’ eigenlijk betekent?
En terwijl deze geluiden op de achtergrond blijven, heeft de vlees- en zuivelindustrie het onderwijs wél goed op orde. Van melkcampagnes in de klas tot educatieve uitstapjes naar boerderijen: kinderen groeien op met het idee dat melk gezond is, vlees normaal is en dieren voor ons zijn. Geen wonder dat het wereldbeeld van volwassenen zo hardnekkig vastzit.
Ondertussen ontbreekt een gestructureerd tegenwicht. Er is geen brede beweging die zich bezighoudt met het herschrijven van leerplannen, het ontwikkelen van ethisch onderbouwde lespakketten, of het integreren van dierenrechten en duurzaam denken in het onderwijs. Dat is een gemiste kans. Want als we íets kunnen leren van de tegenpartij, dan is het hoe krachtig educatie is als wapen.
De meeste mensen ontdekken pas op latere leeftijd…als ze het geluk hebben…dat hun hele leven gebaseerd is op halve waarheden. Dat melk níet onmisbaar is. Dat vlees níet gezond is. Dat dieren níet “ervoor zijn.” Maar waarom moet je daar eerst 34 jaar voor worden, vijf boeken lezen, drie documentaires zien en een morele crisis doormaken?
Het wordt tijd dat er een serieuze, structurele tegenbeweging komt. Geen losse initiatieven, maar een georganiseerde educatieve tak van de dierenrechten- en veganismebeweging. Met mensen als Floris van den Berg aan het roer, samen met onderwijsvernieuwers en activisten die weten hoe je fundamentele ideeën op een toegankelijke manier kunt overbrengen.
Want als er één plek is waar echte verandering kan beginnen…en blijvend effect kan hebben…dan is het daar: in het onderwijs.
Hoe kan educatie en filosofie een grotere rol spelen in de verandering?
Maak educatie visueler en toegankelijker. Minder dikke filosofische boeken, meer korte video’s, toegankelijke documentaires en pakkende verhalen die de kern van veganisme begrijpelijk maken.
Breek door de weerstand heen. In plaats van een moralistische toon, moeten educatieve initiatieven mensen uitnodigen om zelf na te denken, zonder ze direct te veroordelen.
Invloed uitoefenen op onderwijs. Scholen kunnen een cruciale rol spelen. Hoe krijgen we meer aandacht voor plantaardige voeding en dierenrechten binnen het curriculum?
Leer kinderen denken. En dan bedoel ik: echt denken. Niet alleen feitjes stampen of toetsen leren halen, maar kritisch leren redeneren. Zelfstandige, vrije geesten kweken die durven vragen te stellen. Waarom eten we dieren? Waarom wordt melk als gezond gepresenteerd? Wat is rechtvaardigheid? Wat betekent empathie? Wat vind ik echt belangrijk? Dát zijn de vragen die jonge mensen moeten leren stellen…op de basisschool al. Niet als luxe, maar als basis.
Zorg dat wetenschap onafhankelijk blijft. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat voedingsonderzoek niet wordt gedomineerd door de industrie? Financiële steun aan onafhankelijke studies kan hier een oplossing bieden.
Koppel educatie aan actie. Kennis is pas nuttig als het leidt tot verandering. Hoe kunnen we mensen niet alleen informeren, maar ook praktisch begeleiden in de transitie naar een plantaardig dieet?
Educatie is een van de krachtigste wapens voor verandering, maar alleen als we het op de juiste manier inzetten. Het verspreiden van kennis is niet genoeg…het moet de juiste mensen op de juiste manier bereiken.
Wetenschap en Gezondheidsorganisaties: De Slag om de Voedingsrichtlijnen
Een aantal jaren geleden begon het me op te vallen hoe ontzettend dom artsen eigenlijk wel niet zijn. Ja ja, ik zeg het gewoon. Mijn huisarts is een ontzettend lieve vrouw, maar telkens als ik daar kom (niet vaak), som ik mijn symptomen op… die zij dan invoert vanachter haar bureau, waarna er een diagnose uit haar scherm rolt…vaak gevolgd door een recept dat ik naast de praktijk bij de apotheek mag ophalen.
Goh. Dat kan ik tegenwoordig ook met ChatGPT hoor. Maar hey dokter… misschien even vragen wat ik eigenlijk eet? Nee, het lijstje is altijd hetzelfde: Rook je? Drink je? Maar waar blijft de vraag: Eet je kankerverwekkend varkensvlees? Eet je kaas met verhoogd risico op hart- en vaatziekten? Eet je vis vol zware metalen en microplastics? Daar beginnen ze niet over.
Daar begonnen ze óók niet over toen mijn vader een paar jaar geleden het ziekenhuis in en uit moest. Gelukkig is hij met zijn 81 jaar nog een fitte vent die elke dag probeert een puppy onder controle te houden…maar dat doet hij wel volgestopt met medicatie. Hoge bloeddruk? Pillen. Risico op een bloedprop? Bloedverdunners. Oeps, nu te lage bloeddruk? Dan maar weer wat anders.
Niemand… ik herhaal: niemand… heeft hem ooit iets verteld over voeding. Geen enkele arts. Geen enkele specialist. En geloof me: mijn vader is mijn held, maar ook een koppige man. Een man die z’n leven lang ontbijt oversloeg en zich overdag redde met een droge boterham en een plak kaas. That’s it. En inmiddels eten mijn ouders beter, maar een arts die daar de focus op had gelegd was toch wel een beetje fijn geweest.
Ik zei het al eerder: ik moest 34 worden voordat ik begreep wat mijn lichaam wél en niet nodig heeft. De gezondheidsklachten van mijn vader versnelden mijn autodidactische obsessie met voeding. En gelukkig… het was niet moeilijk. How Not to Die van Dr. Michael Greger liet me niet alleen anders naar eten kijken, het blies mijn hele wereldbeeld op. Pagina na pagina. Onderbouwd. Met wetenschap. Mijn mond viel open…en vulde zich sindsdien met bonen, bessen en broccoli.
Waarom weet geen enkele arts dit? Waarom duurt het decennia voordat zelfs de Schijf van Vijf voorzichtig durft te fluisteren dat ietsje minder vlees misschien een beetje beter zou zijn? Nee! Niet “minder”, fuckers… geen vlees. Want het is écht teringslecht voor je gezondheid. Punt.
En dan komen we bij het grotere plaatje. Want het probleem zit dieper dan alleen bij de huisarts. Het raakt aan de fundamenten van ons hele gezondheidssysteem…en aan de rol van wetenschap en gezondheidsorganisaties daarin. Steeds meer studies tonen aan dat een plantaardig dieet niet alleen goed is voor je lijf, maar ook voor de planeet. Dat dieren emoties en pijn ervaren. Dat onze huidige manier van eten onhoudbaar is. \
De EAT-Lancet-studie uit 2019 concludeerde dat we wereldwijd moeten overstappen op een grotendeels plantaardig dieet om iedereen duurzaam te kunnen voeden. Of neem het groeiende bewijs dat zuivel helemaal niet zo gezond is als jarenlang werd beweerd. Sterker nog: het brengt aantoonbare gezondheidsrisico’s met zich mee. Dit zijn geen obscure pamfletten van activisten. Dit is mainstream wetenschap. En die zou de basis moeten zijn voor beleid, medische richtlijnen en educatie. Maar wat zie je in de praktijk? Dat deze kennis nauwelijks wordt doorgegeven aan het grote publiek. Wetenschap mag vooruitgaan, maar als die inzichten niet landen bij de mensen die ze nodig hebben, wat heb je er dan aan?
Hier ligt een enorme verantwoordelijkheid voor gezondheidsorganisaties. Die hebben het bereik én de autoriteit om deze informatie te vertalen naar de praktijk: voorlichtingscampagnes, schoolprogramma’s, medische protocollen. Maar helaas… die organisaties lopen achter. Decennia achter. Waarom? Omdat economische belangen… de invloed van de zuivel- en vleesindustrie… zwaarder wegen dan wetenschappelijke consensus.
En zo blijven we zitten met artsen die pillen voorschrijven in plaats van planten, met diëtisten die nog steeds ‘een plakje kaas’ adviseren bij de lunch, en met mensen die pas als het te laat is ontdekken dat voeding niet zomaar iets is wat je tussen twee vergaderingen door naar binnen werkt…maar misschien wel het belangrijkste medicijn dat we hebben.
Wat heb je aan wetenschap als niemand ernaar luistert?
Wetenschap en gezondheidsorganisaties zouden een leidende rol kunnen spelen in de transitie naar een gezonder en duurzamer voedselsysteem. Onderzoek naar de voordelen van een plantaardig dieet stapelt zich op, en steeds meer studies tonen de schadelijke effecten van dierlijke producten op zowel gezondheid als milieu aan. Maar ondanks deze groeiende kennis blijft de impact op beleid en medische richtlijnen beperkt. Waarom vertaalt wetenschappelijk bewijs zich zo moeizaam naar concrete veranderingen in hoe we eten en leven?
Traagheid van de medische wereld: Voedingswetenschap evolueert, maar artsen krijgen nauwelijks onderwijs over voeding. De medische sector blijft gefocust op medicatie en symptoombestrijding in plaats van preventie via een gezond dieet.
Invloed van de industrie: De vlees- en zuivelsector financieren nog steeds veel voedingsonderzoek en beïnvloeden de voedingsrichtlijnen. Dit leidt tot verwarrende en inconsistente adviezen voor consumenten.
Beperkte invloed op beleid: Hoewel er veel onderzoek is naar de voordelen van een plantaardig dieet, vertaalt dit zich nog nauwelijks naar overheidsbeleid. Het Voedingscentrum blijft dierlijke producten aanbevelen, ondanks wetenschappelijke bewijzen van de negatieve gezondheidseffecten.
Gebrek aan educatie binnen de gezondheidszorg: De meeste artsen en diëtisten baseren hun adviezen nog steeds op verouderde inzichten. Dit betekent dat patiënten zelden worden gewezen op de voordelen van een plantaardig dieet, zelfs als dat hen zou kunnen helpen bij aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, diabetes of obesitas.
Wetenschap heeft de feiten aan haar kant, maar mist de slagkracht om fundamentele veranderingen teweeg te brengen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze kennis niet alleen in academische papers blijft hangen, maar daadwerkelijk het gezondheidsbeleid en de medische praktijk beïnvloedt?
Bondgenoten in wetenschap en gezondheidseducatie: Wie neemt de leiding?
Gelukkig zijn er ook binnen de medische wereld professionals die de urgentie van plantaardige voeding wél begrijpen. Caring Doctors is daar een krachtig voorbeeld van. Deze organisatie, bestaande uit artsen en andere zorgprofessionals, pleit voor een voedingspatroon dat goed is voor zowel mens als planeet. Ze zetten zich in voor betere voedingseducatie in de zorg, en proberen collega’s bij te scholen over de voordelen van plantaardige voeding en de schadelijke impact van de bio-industrie op de volksgezondheid.
Een tijdje terug sprak ik met Patrick Deckers, de man achter Caring Doctors. Het gesprek maakte indruk. Toen ik de naam Michael Greger liet vallen, werd er niet gereageerd op een manier alsof ik een kwakzalver citeerde. Integendeel…Patrick onderstreepte volmondig hoe belangrijk diens werk is. Een arts… die inziet dat voeding meer is dan een bijzaak. Die beseft dat eten ons ziek kan maken, maar ook genezing in gang kan zetten. Het gaf mij toen heel even hoop.
Caring Doctors probeert wetenschappelijke inzichten daadwerkelijk te vertalen naar de praktijk. Ze dagen de gevestigde orde uit, en bieden een alternatief perspectief op geneeskunde waarin preventie en voeding een veel grotere rol spelen. Niet langer pillen als standaard, maar groenten, peulvruchten en beweging als basis.
Maar het probleem? Caring Doctors staat nog in de schaduw van de grote, gevestigde gezondheidsorganisaties. Zolang voeding nauwelijks een plek krijgt in de medische opleiding, blijft medicatie de norm en voedingsadvies optioneel. Veel artsen blijven vasthouden aan achterhaalde ideeën, vaak onbewust gevoed door belangen uit de vlees- en zuivelsector.
Toch zijn organisaties zoals Caring Doctors cruciaal. Ze vormen de noodzakelijke tegenstem. Als ze meer zichtbaarheid en steun krijgen, kunnen ze helpen om de zorg fundamenteel te veranderen. Want laten we eerlijk zijn: als we weten dat ons voedingspatroon niet alleen dieren en het milieu schaadt, maar ook ons eigen lichaam, waarom zouden we dan niet radicaal kiezen voor een gezonder, plantaardig alternatief?
Hoe kunnen wetenschap en gezondheidsorganisaties een grotere rol spelen?
Meer aandacht voor voeding in de opleiding van artsen – Medische studies moeten voedingseducatie serieus nemen en de link tussen voeding en preventieve gezondheidszorg sterker benadrukken.
Onafhankelijke wetenschappelijke studies – Minder afhankelijkheid van onderzoek gefinancierd door de zuivel- en vleesindustrie. Investeren in onafhankelijke studies die de werkelijke impact van dierlijke producten op gezondheid en milieu blootleggen.
Gezondheidsorganisaties moeten hun richtlijnen updaten – Het Voedingscentrum en andere instanties moeten hun adviezen baseren op de nieuwste wetenschap, in plaats van te blijven hangen in verouderde inzichten en lobby-invloeden.
Artsen en diëtisten als voorlichters – Meer zorgprofessionals moeten plantaardige voeding serieus nemen en dit opnemen in hun adviezen aan patiënten. Caring Doctors kan hierin een voortrekkersrol spelen.
Publiekscampagnes over voeding en gezondheid – Net zoals er campagnes zijn voor stoppen met roken en bewegen, zouden er grootschalige initiatieven moeten zijn die de voordelen van een plantaardig dieet onder de aandacht brengen.
Wetenschap heeft de feiten aan haar kant. Gezondheidsorganisaties hebben het bereik om deze kennis te verspreiden. Maar zolang de gevestigde structuren achterblijven en economische belangen de boventoon voeren, blijft de transitie naar een duurzamer en gezonder voedselsysteem traag verlopen. De vraag is: hoe lang kunnen we ons dat nog permitteren?
Economie en Voedselindustrie: Veganisme als Markt of als Beweging?
Laatst liep ik door de Ekoplaza. Zo’n winkel waar je verwacht dat alles beter is. Beter voor de wereld, beter voor je lijf, beter voor je geweten. En eerlijk is eerlijk: het aanbod aan plantaardige alternatieven was indrukwekkend. Tofu met basilicum. Tofu met ananassmaak. Gerookt op dertig verschillende manieren. En de prijs? Alsof je een designertas aanschaft. Begrijp me niet verkeerd…het is goed dat er steeds meer dierloze producten op de markt komen. Maar moeten we echt een tofu hebben die naar fruit smaakt? Of een burger die, zodra je erop drukt, bloederige sappen loslaat zodat het lijkt alsof je een “echte” burger eet? Is dit het antwoord op het vleesprobleem? Of een slimme marketingtruc in een nieuw jasje?
Wat je ook zou kunnen doen…gewoon even een wild idee… is massaal inzetten op het goedkoper maken van tofu, peulvruchten, groenten en fruit. Producten die al bestaan. Die niet uit een fabriek komen, maar gewoon uit de grond. Geef mensen een goed recept, een beetje inspiratie, en je hebt geen bloedende burger nodig. Geen tofu met ananassmaak. Gewoon lekker eten, zonder leed, zonder poespas.
Maar zo werkt het niet in de wereld van voedsel. De economie en de voedingsindustrie bepalen in grote mate wat mensen eten. Supermarkten, fastfoodketens en producenten sturen consumentengedrag via marketing, prijsstrategieën en productaanbod. De bio-industrie wordt kunstmatig in stand gehouden door een systeem dat gericht is op efficiëntie en winstmaximalisatie…niet op ethiek of duurzaamheid.
De economische structuren achter ons voedselsysteem maken vlees en zuivel spotgoedkoop, terwijl plantaardige alternatieven relatief duur blijven. Dit is geen toeval, maar het resultaat van decennialang beleid, subsidies en industriële belangen. Overheden pompen miljarden in de veehouderij, terwijl de plantaardige sector het zonder noemenswaardige steun moet doen.
De prijs aan de kassa geeft een vertekend beeld. Vlees is goedkoop omdat de échte kosten…milieuvervuiling, biodiversiteitsverlies, gezondheidszorguitgaven…worden afgewenteld op de samenleving. Ondertussen denken consumenten dat ze een vrije keuze maken, terwijl hun opties zorgvuldig gemanipuleerd zijn.
En als die alternatieven er dan eindelijk wél zijn… burgers, kazen, melk zonder dier…dan stapt de vlees- en zuivelsector met gezwinde spoed naar de rechter. Want “melk” mag je niet zomaar zeggen. “Kaas” evenmin. Je zou mensen nog op ideeën kunnen brengen. En dat is natuurlijk gevaarlijk.
De plantaardige revolutie is begonnen. Maar het is nog steeds een gevecht tegen een industrieel systeem dat tot op het bot verdedigd wordt. Met reclamebudgetten, lobbyisten, en misleiding in marketing. De vraag is dus niet óf mensen anders willen eten…maar of ze daartoe in staat worden gesteld.
Hoe saboteert de voedingsindustrie de plantaardige revolutie?
De voedingsindustrie is een machtig en complex systeem waarin economische belangen vaak zwaarder wegen dan duurzaamheid en ethiek. De overstap naar een plantaardig voedselsysteem wordt niet alleen tegengewerkt door consumentengedrag, maar vooral door financiële structuren en marktmechanismen die de status quo in stand houden. Waarom blijft vlees zo goedkoop en dominant, terwijl plantaardige alternatieven moeite hebben om door te breken?
Oneerlijke concurrentie: De vlees- en zuivelsector ontvangt gigantische subsidies, waardoor plantaardige alternatieven duurder blijven.
Marktmacht van de agro-industrie: Grote voedselproducenten en supermarktketens bepalen het aanbod en zetten kleinere plantaardige initiatieven onder druk.
Marketing en framing: De industrie beïnvloedt consumenten door nostalgische reclames over ‘boerenleven’ en framing als ‘vlees is traditie, veganisme is extremisme’.
Prijspolitiek: Kiloknallers en fastfooddeals maken vlees goedkoop en toegankelijk, terwijl gezonde, plantaardige opties vaak duurder en minder zichtbaar zijn.
Groene schijnheiligheid (klinkt beter dan greenwashing): Grote voedselbedrijven lanceren plantaardige producten, maar blijven tegelijk de vlees- en zuivelindustrie steunen. Dit vertraagt de echte transitie.
De voedselindustrie is een systeem dat zichzelf in stand houdt door economische prikkels en manipulatieve marketing. Maar hoe kunnen we deze machtsstructuren doorbreken en de markt zo beïnvloeden dat plantaardige alternatieven écht de norm worden?
Bondgenoten in de economie: Wie kan de transitie versnellen?
Op economisch vlak lijken we op een kantelpunt te staan. Steeds meer bedrijven investeren in plantaardige producten en de eiwittransitie wordt gepresenteerd als dé oplossing voor een duurzamer voedselsysteem. Maar wat betekenen die ‘plantaardige alternatieven’ nu echt? Alternatieven voor vlees en zuivel…productcategorieën die we in feite helemaal niet nodig hebben. Door de focus te leggen op vleesvervangers in plaats van op plantaardig eten als geheel, creëren we een verhaal waarin vlees de norm blijft, en plantaardige producten slechts een manier zijn om die norm te imiteren. Dit is problematisch. Want de waarheid is: we kunnen prima zonder vlees en zuivel, en dat is niet alleen duurzamer, maar ook gezonder. Toch lijkt de transitie naar plantaardige eiwitten soms een tunnelvisie te worden: alles moet wijken om dit doel te bereiken, zonder dat we lijken te beseffen dat we de echte alternatieven al duizenden jaren eten. Mensen zijn simpelweg vergeten wat echt voedsel is, omdat alles in een pakje of uit een fabriek moet komen. Hier ligt een fundamentele uitdaging: educatie moet een veel grotere rol spelen in de manier waarop we de voedseltransitie benaderen.
Op economisch vlak zien we langzaam verschuivingen. Steeds meer bedrijven investeren in plantaardige producten, en sommige supermarkten nemen stappen richting een duurzamer assortiment. Toch is er één organisatie in Nederland die zich al jaren expliciet inzet voor de eiwittransitie: ProVeg Nederland.
ProVeg werkt samen met bedrijven, overheden en onderwijsinstellingen om de overstap naar plantaardige eiwitten te versnellen. Ze zetten druk op de voedingsindustrie om plantaardige producten beter beschikbaar te maken en adviseren beleidsmakers over eerlijke marktkansen voor duurzame producten. Dit soort initiatieven zijn cruciaal om de economische ongelijkheid tussen dierlijke en plantaardige producten te verkleinen.
Maar de uitdaging blijft groot. De voedingsindustrie beweegt traag en veel bedrijven spelen dubbelspel: ze brengen plantaardige producten op de markt, maar blijven tegelijk investeren in vlees en zuivel. Bovendien blijven supermarkten vol inzetten op goedkope dierlijke producten, simpelweg omdat daar nog steeds de grootste winst te behalen valt.
Om echte impact te maken, moet de economische infrastructuur veranderen. Minder subsidies voor vlees en zuivel, eerlijke prijzen voor plantaardige producten, en strengere regels voor greenwashing in de voedingsindustrie. ProVeg speelt hierin een belangrijke rol, maar als we willen dat plantaardig eten de norm wordt…niet als ‘alternatief’ maar als vanzelfsprekende keuze…dan is er meer nodig. Educatie, bewustwording en een bredere kijk op voedsel moeten de kern worden van deze transitie.
Hoe kan de economie een grotere rol spelen in de eiwittransitie?
Subsidies verschuiven – Minder geld naar de bio-industrie, meer steun voor plantaardige initiatieven.
Eerlijke prijsstelling – De werkelijke kosten van vlees en zuivel (milieu-impact, gezondheidskosten) moeten worden doorberekend in de prijs.
Duidelijke etikettering – Geen misleidende claims meer over ‘duurzaam’ vlees of ‘eerlijke zuivel’.
Meer plantaardige opties in supermarkten en horeca – Grotere zichtbaarheid en betere prijsstelling van plantaardige alternatieven.
Bedrijven verantwoordelijk houden – Voedselbedrijven moeten verantwoording afleggen over hun bijdrage aan duurzaamheid en dierenwelzijn.
De voedingsindustrie beweegt niet vanzelf richting verandering. Zolang dierlijke producten kunstmatig goedkoop blijven en economische belangen de markt sturen, blijft de bio-industrie dominant. De vraag is: hoe lang kunnen we dat nog accepteren?
Activisme en Dierenrechtenorganisaties: De Druk van de Straat
Activisme is essentieel. En dus zijn activisten essentieel. Zonder mensen die…soms letterlijk… hun eigen veiligheid op het spel zetten om de waarheid te laten zien over de Auschwitz-achtige praktijken in de bio-industrie, zouden we nergens zijn. Geen politieke partij, geen wetgeving, geen influencer zou enig effect hebben zonder de inzet van activisten en dierenrechtenorganisaties. Zij zijn de motor achter maatschappelijke bewustwording, de aanjagers van protesten, de speurneuzen die misstanden blootleggen, en de juridische vechters die verandering proberen af te dwingen.
De impact van dierenrechtenactivisme is onmiskenbaar. Van undercoverbeelden uit slachthuizen tot rechtszaken tegen megastallen…deze mensen en organisaties zetten de bio-industrie onder druk en laten de samenleving zien wat normaal gesproken verborgen blijft. Zonder hen zouden de meeste mensen nog steeds in de illusie leven dat vlees en zuivel afkomstig zijn van ‘blije dieren’.
Maar activisme is niet zonder strijd. De tegenkrachten zijn groot: de vleeslobby, de politiek, en het juridische systeem werken eerder tegen dan mee. Bovendien worden activisten steevast weggezet als extremisten, terwijl ze in feite niets anders doen dan pleiten voor gerechtigheid en het beëindigen van structureel geweld.
En toch…voel ik zelf ook niet altijd empathie voor de activist. Ik heb mijn hele leven in Den Haag gewoond, ook in de tijd dat zowel boeren met hun trekkers als Extinction Rebellion-activisten het verkeer lamlegden. Vermoeiend, maar je raakt eraan gewend. Wat ik echter lastig vond om aan te wennen, waren de A12-blokkades van XR. En ik was niet de enige. Den Haag is een van de dichtstbevolkte steden van Nederland. De A12 is een levensader, niet alleen voor forenzen, maar ook voor hulpdiensten.
Zelf werkte ik een tijd als vrijwilliger bij de dierenambulance, vlakbij diezelfde A12. Die weg is cruciaal voor snelle ritten naar bijvoorbeeld Zoetermeer of Rijswijk. Als je dan ziet dat activisten die route blokkeren, zit je niet alleen mensen met haast in de weg, maar ook mensen die… vaak onder zware omstandigheden…dag en nacht klaarstaan om dieren te helpen. Dat schuurt. Keihard.
Want hoewel ik de boodschap van XR volledig onderschrijf, voel ik geen sympathie voor de manier waarop die soms wordt overgebracht. En als ík dat al voel…als iemand die zich dagelijks met deze thema’s bezighoudt…wat doet het dan met de gemiddelde dieselrijdende VVD-stemmer?
Dat is de paradox van activisme. Je hebt het keihard nodig om het systeem te schokken. Maar als de vorm de inhoud overschreeuwt, haken mensen af nog vóór ze de boodschap überhaupt gehoord hebben. Dus hoe zorgen we ervoor dat activisme effectief blijft, zonder de deuren dicht te gooien bij de mensen die nog overtuigd moeten worden?
Wat zijn de uitdagingen binnen het dierenrechtenactivisme?
Dierenrechtenactivisme heeft de wereld al veel veranderd. Zonder activisten zouden we nog steeds legbatterijen hebben, zouden er geen undercoverbeelden van slachthuizen zijn, en zou dierenleed grotendeels verborgen blijven achter de muren van de industrie. Toch is het een voortdurende strijd, waarbij activisten op talloze manieren worden tegengewerkt en de beweging zelf regelmatig worstelt met interne verdeeldheid.
Criminalisering van activisten: Van huiszoekingen tot rechtszaken: de industrie en politiek schuwen harde middelen niet om dierenrechtenactivisten te ontmoedigen. Het tonen van de waarheid wordt in sommige gevallen zelfs als misdaad behandeld.
Interne verdeeldheid: De dierenrechtenbeweging is breed, en niet iedereen is het eens over de juiste strategie. Moet je focussen op beleidsverandering of directe actie? Op pragmatisme of radicale idealen? Deze interne discussies kunnen de kracht van de beweging soms verzwakken.
Mediabeeld en framing: Activisten worden vaak neergezet als ‘extreem’ of ‘irrealistisch’, terwijl hun boodschap feitelijk gewoon neerkomt op basale ethiek: dieren niet behandelen als producten.
De kracht van de vlees- en zuivellobby: De tegenpartij heeft oneindig veel meer geld en politieke invloed. Activisten moeten het hebben van strategische inzet en maatschappelijke steun.
Toch hebben dierenrechtenorganisaties in Nederland al veel bereikt. Van wetswijzigingen en juridische overwinningen tot bewustwording via campagnes… zonder hen zou de beweging nergens zijn. Maar als activisme effectief wil blijven, moet het zich continu aanpassen aan de veranderende spelregels. Hoe zorgen we ervoor dat dierenrechtenactivisme niet alleen volhoudt, maar daadwerkelijk wint?
Bondgenoten in Activisme: Varkens in Nood als Lichtend Voorbeeld
Als er één organisatie is die de zaken goed op orde heeft, dan is het Varkens in Nood. Waar sommige dierenrechtenclubs hun pijlen op alles tegelijk richten en verzanden in discussies over strategie of identiteit, is Varkens in Nood gefocust, doelgericht en effectief. Geen ruis. Geen ego’s. Eén missie: opkomen voor het varken. Ze combineren activisme met juridisch werk, mediacampagnes en wetenschappelijke onderbouwing. Ze brengen beelden naar buiten die het journaal halen. Ze sluiten slachthuizen. Ze dagen bedrijven én de staat voor de rechter. En ze doen dat allemaal zonder te verzanden in radicale symboolacties of een moreel superieur toontje. Het is helder, strategisch en vooral: effectief.
Als ik aan Varkens in Nood denk, dan denk ik aan varkens. Aan gevoelige, sociale dieren. Aan die zachtaardige wezens die niet veel verschillen van mijn hond Odis, die ’s nachts met z’n kop op mijn kussen ligt. (Ja, ik slaap daardoor slecht. En ja, dat zijn wallen. Maar hé, liefde heeft een prijs.)
Als ik aan XR denk, denk ik aan mensen. Booskijkende mensen. Ik denk aan Carice van Houten die de wereld overvliegt en vervolgens met een protestbord op het Malieveld staat. Dolf Jansen die in zijn Trouw-column moppert dat het niet eerlijk is hem een hypocriet te noemen omdat hij een keertje naar Indonesië is gevlogen. "Ik doe al zoveel, dan mag dat toch wel?" Nee Dolf! Dat is alsof ik iedere dag pleit voor dierenrechten en in de zomer spareribs op de BBQ gooi omdat ik “al zoveel doe”. Dat is precies het probleem.
Wat Varkens in Nood zo sterk maakt, is dat ze niet om henzelf draaien. Geen grote ego’s op de voorgrond, maar varkens. De dieren staan centraal, niet de activisten. Ze praten mét de samenleving, niet ertegen. Ze weten hoe ze de massa kunnen raken zonder die af te stoten.
Andere organisaties kunnen hier iets van leren. Activisme moet meer zijn dan preken voor eigen parochie. De ware uitdaging is niet het versterken van de vegan gemeenschap, maar het uitdagen en veranderen van de mainstream. Want zolang de meerderheid de misstanden blijft negeren, verandert er structureel niets.
Hoe kan activisme effectiever worden?
Meer samenwerking tussen organisaties – De beweging is sterker als dierenrechtenorganisaties elkaar aanvullen in plaats van concurreren om aandacht en donaties.
Slim gebruik maken van juridische mogelijkheden – Zoals Varkens in Nood laat zien: een sterke juridische strategie kan de industrie aan banden leggen.
Nog meer undercoverwerk en mediacampagnes – Hoeveel mensen zouden hun vlees nog met smaak eten als ze wisten wat er echt gebeurt in de slachthuizen?
Een sterkere focus op strategische doelstellingen – Te veel activisme verzandt in randzaken. Effectieve organisaties richten zich op haalbare veranderingen en maximaliseren hun impact.
Beter nadenken over beeldvorming – De manier waarop we activisme in beeld brengen, bepaalt of mensen afhaken of aanhaken. Niet elke actie hoeft een boze wegblokkade of een dramatische huilbui voor de camera te zijn. Juist rust, helderheid en empathie kunnen overtuigen. Hoe zorgen we ervoor dat het publiek niet alleen de actie ziet, maar ook de reden erachter? En kunnen we alternatieve vormen van verzet bedenken die even krachtig zijn, maar minder polariserend?
Activisme is en blijft de ruggengraat van de dierenrechtenbeweging. Zonder hen zou de gruwel van de bio-industrie verborgen blijven. De vraag is: hoe zetten we de volgende stap, zodat hun werk niet alleen bewustzijn creëert, maar ook daadwerkelijke verandering afdwingt?
Wettelijke en Juridische Stappen: De Wet als Wapen?
Ik moest “iets” gaan studeren toen ik van de havo afkwam… dus ehm… tja, dan maar rechten of zo? Klinkt lekker serieus. Daar zal ik vast wel een baan in kunnen vinden. Maar na drie maanden was ik er al klaar mee. Wat bleek? Iemand die totaal niet gemotiveerd is, geen flauw idee heeft wat hij wil met zijn leven, moet dus vooral géén rechten gaan studeren. Het boeide me gewoon niet. Al die boeken vol wetten en regels… nee dank je. Ik wilde gewoon op m’n gitaar klooien en achter de PlayStation kruipen…geen tijd voor dat juridische geneuzel.
Pas toen ik me echt begon te verdiepen in dierenrechten, begon mijn interesse in het recht te groeien. En het juridische front… wetten, regelgeving, juridische procedures… is misschien wel een van de meest veelbelovende terreinen waarop de beweging nu strijd levert. Dit is spannend. Dit is nieuw. En hier valt misschien wel échte verandering te behalen!
Hoe ironisch ook… voor iemand als ik, die moeite heeft met autoriteit en al begint te koken bij het zien van zo’n overijverige tramcontroleur die de hele tram binnenstapt alsof hij de SS opnieuw mag uitvinden. Oehhh, dat beetje macht,,,dáár gaan ze lekker op hè? Nazi’s! Fascisten! …Oké, oké… rustig, Rick. Focus. Recht. Wet. Daar kunnen we terrein winnen. Misschien wel meer dan we denken.
Het recht, hoe frustrerend traag en bureaucratisch ook, is een krachtig wapen geworden in de strijd voor dierenrechten. Rechtszaken tegen overheden, vee-industrieën en misleidende marketingcampagnes worden steeds vaker ingezet om structurele verandering af te dwingen. En dat werkt. Want waar politiek traag laveert tussen allerlei belangen en bedrijven niets veranderen zolang het hun winstmarge aantast, kunnen juridische precedenten hen daartoe verplichten.
Er is een duidelijke verschuiving gaande: van alleen activisme en mediacampagnes naar strategisch inzetten op het recht. Denk aan zaken over dierenwelzijn, de misleidende manier waarop producten gepresenteerd worden (“boerderijmelk van blije koeien”), of zelfs de erkenning van dieren als rechtssubjecten in plaats van als “objecten”. In sommige landen worden daar nu al stappen in gezet.
En dat is hoopgevend. Want misschien is dit wel de plek waar we eindelijk iets kunnen vastleggen. Iets dat blijft, iets dat niet zomaar weggeveegd wordt door de volgende marketingcampagne of politieke wind. Geen mooie praatjes, geen influencers, geen halve maatregelen…maar wetten. Regels. Bescherming. Zodat rechtvaardigheid voor dieren niet langer een kwestie is van moreel appèl, maar van juridische noodzaak.
Waar lopen we tegenaan in de juridische strijd?
De wet zou het ultieme wapen moeten zijn om dieren te beschermen. In theorie is het juridische systeem bedoeld om misstanden aan te pakken, rechten te waarborgen en grenzen te stellen aan wat wel en niet mag. Maar in de praktijk blijkt keer op keer dat dierenrechten ondergeschikt blijven aan economische belangen en dat juridische stappen vaak een moeizame weg zijn.
Dieren worden wettelijk nog steeds als ‘dingen’ beschouwd – Ondanks de erkenning van dieren als ‘wezens met gevoel’, blijven ze in de praktijk juridisch vergelijkbaar met eigendom. Dit betekent dat hun welzijn nog altijd ondergeschikt is aan economische belangen.
Handhaving is zwak – Zelfs de beperkte dierenwelzijnswetten die we hebben, worden vaak niet goed gecontroleerd. Overtredingen worden zelden bestraft, en inspecties zijn minimaal.
De vee-industrie heeft juridische mazen – Veel wetten zijn zo opgesteld dat ze loopholes bevatten die de bio-industrie beschermen. Regels rond transport, slacht en huisvesting worden vaak zodanig geformuleerd dat dierenleed in feite legaal blijft.
Juridische procedures kosten tijd en geld – Een rechtszaak aanspannen is een langdurig en kostbaar proces. Grote bedrijven hebben eindeloze financiële middelen om zich te verdedigen, terwijl dierenrechtenorganisaties moeten knokken voor elke euro.
De politiek en rechterlijke macht lopen vaak achter op maatschappelijke verandering – Het juridische systeem reageert meestal pas op veranderingen in de publieke opinie. Dit betekent dat juridische doorbraken vaak pas plaatsvinden nádat een brede maatschappelijke discussie al is gevoerd.
Toch zijn er lichtpuntjes. In Nederland zien we een groeiende juridische strijd tegen de vee-industrie. Misstanden in slachthuizen, misleidende reclames over ‘diervriendelijk’ vlees en de milieu-impact van de sector worden steeds vaker voor de rechter gebracht. Maar hoe zorgen we ervoor dat wetgeving en handhaving niet achter de feiten aan blijven lopen, maar actief bijdragen aan een wereld waarin dieren niet langer als producten worden gezien?
Bondgenoten in juridische strijd: Wie trekt de grens?
De discussie over dierenrechten binnen de wet groeit. Steeds vaker wordt de vraag gesteld: moeten dieren gezien worden als dingen zonder rechten, of als individuen met intrinsieke waarde? Dit is een onderwerp waar steeds meer over wordt geschreven, zowel in academische kringen als in populaire non-fictie.
Twee organisaties die zich in Nederland specifiek richten op de juridische status en bescherming van dieren zijn:
Dier&Recht – Een juridische organisatie die procedeert tegen misstanden in de bio-industrie en misleidende reclameclaims van de vlees- en zuivelsector aanvecht. Door strategische rechtszaken dwingen ze bedrijven en beleidsmakers tot eerlijkere communicatie en betere bescherming van dieren.
Vakbond voor Dieren – Deze organisatie zet zich in om dieren als rechtssubjecten te laten erkennen en pleit voor een systeem waarin dierenbelangen juridisch worden meegewogen. Ze streven naar fundamentele hervormingen die dieren uit de categorie 'bezit' halen en hen meer wettelijke bescherming bieden.
Naast het werk van deze organisaties groeit ook het aantal publicaties over dierenrechten en de juridische positie van dieren. Nederlandse auteurs die hieraan bijdragen zijn onder andere:
Marjolein de Rooij met Hoeveel vakantiedagen heeft een varken? – Een toegankelijke en kritische analyse van hoe dieren juridisch worden behandeld en wat er nodig is om hun positie te verbeteren. Marjolein is de oprichter van de Vakbond voor Dieren
Erno Eskens met Democratie voor dieren – Een filosofische verkenning van de vraag of dieren politieke rechten zouden moeten hebben en hoe dat in de praktijk vorm zou kunnen krijgen.
Jessica den Outer met Rechten voor de natuur – Hoewel haar werk zich richt op de bredere ecologische context, raakt het direct aan de juridische erkenning van dieren als belanghebbenden in onze samenleving.
Dit is een thema dat zich razendsnel ontwikkelt. Steeds vaker wordt de juridische positie van dieren niet alleen als een morele kwestie, maar ook als een concreet politiek en juridisch vraagstuk behandeld. De vraag is niet meer of dieren wettelijke bescherming verdienen, maar hoe we dat gaan realiseren.
Hoe kan de juridische strijd een grotere rol spelen in de verandering?
Om wetgeving en juridische stappen effectiever te maken in de strijd tegen de bio-industrie, zijn er meerdere mogelijkheden:
Meer publieke steun – Rechtszaken tegen de vee-industrie winnen kracht als er een breed maatschappelijk draagvlak voor is. Hoe meer mensen begrijpen wat er juridisch speelt, hoe groter de druk op beleidsmakers.
Sterkere handhaving – De wetten die er al zijn, moeten daadwerkelijk worden nageleefd. Er is meer toezicht en strengere bestraffing nodig voor misstanden.
Meer gespecialiseerde juridische teams – Net zoals milieuorganisaties juridische experts inzetten om klimaatbeleid af te dwingen, moeten dierenrechtenorganisaties ook meer juristen in dienst nemen om wetgeving op de proef te stellen.
Dieren als rechtssubjecten erkennen – De meest radicale, maar potentieel meest effectieve stap: dieren niet langer zien als bezit, maar als individuen met eigen rechten.
Internationale samenwerking – Leren van successen in andere landen, zoals rechtszaken tegen de vleesindustrie in de VS of de erkenning van natuurgebieden als rechtssubjecten in Spanje en Nieuw-Zeeland.
De juridische strijd is misschien traag en complex, maar als er één ding duidelijk is: de wet is een krachtig middel dat, mits goed ingezet, de bio-industrie ernstig kan verzwakken. De recente toename van rechtszaken tegen vee-industrieën en overheden is een teken dat dit terrein steeds belangrijker wordt. Het is tijd om door te pakken.
Consumenten en Individueel Activisme: De Kracht (en Beperkingen) van Persoonlijke Keuzes
Ach… wat heeft het allemaal voor zin? Ik ben maar één persoon. De uitbuiting en slacht van dieren gaat toch gewoon door, of ik nou wel of geen vlees eet. En die cervelaatworst in de supermarkt… als ik ‘m laat liggen, dan heeft dat dier toch helemaal voor niets geleden?
Deze woorden… in allerlei variaties… zijn me vaker dan me lief is om de oren geslagen. Meestal gebracht met een zucht, een schouderophaling of een cynisch lachje. Een cocktail van zelfmedelijden, gemakzucht en morele luiheid. Het zijn de zinnen die mijn geloof in de mens het snelst onderuit weten te halen. Het is de ultieme verschuiltruc: het ligt niet aan mij, het ligt aan het systeem. Alsof je geen keuze meer hebt zodra er subsidie, een sociale norm of een supermarktactie om de hoek komt kijken. En ja, natuurlijk zijn systemen krachtig. Natuurlijk zijn we allemaal gevormd door marketing, tradities en de mensen om ons heen. Maar dat ontslaat je niet van je eigen morele verantwoordelijkheid.
Ik zeg het weleens zo: "Ach, ik kan best een Jood op zolder verstoppen, maar ja… die nazi’s hè, wat doe je eraan?" Klinkt bizar? Ja. Maar moreel gezien is het exact dezelfde redenering. Je ziet onrecht, maar doet niets…omdat het systeem te groot zou zijn. Omdat je zelf zogenaamd te klein bent. Omdat je liever niets voelt dan iets verandert.
En toch… van alle strategieën om verandering teweeg te brengen, voelt dit misschien wel als de meest tastbare: wat je dagelijks eet, koopt en ondersteunt. Iedere keer dat je een plantaardige keuze maakt, stuur je een signaal. Je stemt met je portemonnee, je beïnvloedt je omgeving en je draagt bij aan de groei van een alternatieve voedselketen.
De impact van consumentenkeuzes is ook echt zichtbaar. De markt voor plantaardige producten groeit explosief, supermarkten en fastfoodketens bieden steeds meer vegan opties aan, en bedrijven die zich puur richten op plantaardige alternatieven worden steeds serieuzer genomen.
Maar hoe groot is die invloed nou écht? En vooral: is het genoeg? Zolang de meerderheid van de mensen blijft hangen in een excuusmentaliteit, verandert er structureel niets. En dat is misschien nog wel het pijnlijkst: het individu is én de zwakste schakel, én de grootste krachtbron. Want al die systemen waar we ons achter verschuilen, bestaan uiteindelijk uit keuzes van individuen. Jij. Ik. Wij.
Het is dus niet zomaar een vraag of jouw keuze ertoe doet. Het is dé vraag.
Wanneer houdt de kracht van het individu op?
Elke dag maken we keuzes over wat we eten, wat we kopen en hoe we ons leven inrichten. Vanuit dat perspectief zou je kunnen zeggen dat individuele consumenten de sleutel in handen hebben om het voedselsysteem te veranderen. Maar is dat echt zo? Hoewel bewuste keuzes zeker impact hebben, wordt de nadruk op individuele verantwoordelijkheid vaak misbruikt om de aandacht af te leiden van de grotere krachten die het systeem in stand houden.
De nadruk op consumentenkeuzes verschuift verantwoordelijkheid: Grote bedrijven en overheden hebben een veel grotere invloed op het voedselsysteem dan individuele consumenten. Door de focus te leggen op ‘jouw keuze’, wordt de aandacht afgeleid van de structurele veranderingen die nodig zijn.
De industrie speelt in op vraag zonder het systeem fundamenteel te veranderen: Plantaardige producten zijn booming, maar zolang vlees, zuivel en eieren goedkoop blijven en de bio-industrie wordt gesubsidieerd, blijft de dominante voedselindustrie intact. Supermarkten voegen vegan producten toe, maar promoten tegelijkertijd nog steeds kiloknallers.
Sociale druk en gewoontes maken het moeilijker: Veganisme wordt nog steeds vaak gezien als ‘extreem’, en sociale situaties maken het voor veel mensen moeilijk om de overstap te maken. Familiediners, restaurants zonder opties, en een gebrek aan kennis over voedingswaardes zorgen ervoor dat mensen afhaken.
Moral licensing: de valkuil van ‘goed bezig zijn’: Consumenten kunnen zichzelf een vrijbrief geven: ‘Ik koop een keer een vegan burger, dus ik doe genoeg’. Maar individueel consumptiegedrag is niet genoeg om een systeem dat op uitbuiting draait, te laten kantelen.
Individuele keuzes spelen zeker een rol, maar alleen als ze gekoppeld worden aan bredere maatschappelijke verandering. Wat als we onze inspanningen niet alleen zouden richten op persoonlijke ethiek, maar ook op collectieve actie? Hoe zorgen we ervoor dat individuele veganisten niet alleen bewuste consumenten zijn, maar ook krachten die het systeem zelf ter discussie stellen?
De Kracht van het Individu: Het Potentiële Effect van Persoonlijke Overtuiging
Stel je eens voor: elke veganist in Nederland weet elk jaar één persoon te overtuigen om ook veganist te worden. Gewoon één. Een vriend, een familielid, een collega. Niet door te drammen, niet door te dwingen, maar simpelweg door informatie te delen, vragen te stellen en een alternatief te laten zien. Hoe snel zou de beweging dan groeien? Hoe lang zou het duren voordat een plantaardige levensstijl de norm wordt in plaats van de uitzondering?
Momenteel wordt geschat dat ongeveer 90.000 mensen in Nederland volledig veganistisch leven…ongeveer een half procent van de bevolking (deze cijfers schommelen overigens wel een beetje, maar zeker is dat we niet met veel zijn). Dat lijkt weinig, maar als al deze mensen erin slagen om slechts één persoon per jaar mee te nemen in hun overtuiging, dan verdubbelt dat aantal elk jaar. De eerste jaren zou de groei nog bescheiden ogen: van 90.000 naar 180.000, dan 360.000. Maar na vijf jaar zitten we op bijna drie miljoen veganisten. Nog eens drie jaar later zou de hele Nederlandse bevolking vegan zijn. Dat klinkt misschien als een utopie, maar wiskundig gezien is het geen onmogelijke rekensom.
Natuurlijk ligt de werkelijkheid ingewikkelder. In 2020 leefden er meer veganisten in Nederland, dan in 2024. Niet iedereen staat open voor verandering. Sommige mensen zitten vast in gewoontes, anderen willen er niet eens over nadenken. Sociale en culturele barrières zijn sterk. De vlees- en zuivelindustrie hebben miljoenenbudgetten voor marketing, en de politiek is traag in het aanpassen van regelgeving. Maar toch… wat als? Wat als iedere veganist niet alleen leeft volgens zijn eigen principes, maar ook actief de tijd neemt om een ander mee te nemen in die gedachtegang? Niet door activisme op straat, maar gewoon door gesprekken aan de keukentafel, door een goede documentaire aan te raden, door iemand een keer een écht goed plantaardig gerecht voor te schotelen.
Het idee dat persoonlijke keuzes geen verschil maken, is misschien wel het grootste obstakel voor verandering. Want juist het individu kan een sneeuwbaleffect veroorzaken. Elke grote verandering in de geschiedenis begon met een kleine groep mensen die niet alleen geloofden in een betere wereld, maar ook de moeite namen om anderen mee te krijgen. Als we dat principe toepassen op veganisme, is de vraag niet óf het zal groeien, maar hoe snel. En dat is iets waar je als individu een actieve rol in kunt spelen. Niet door de wereld in één klap te veranderen, maar door gewoon te beginnen met die ene persoon.
Hoe kan consumentengedrag een grotere rol spelen?
Focus op systeemverandering in plaats van alleen individuele acties: Vegan producten kopen is goed, maar het is nog beter om druk te zetten op supermarkten, bedrijven en overheden om structurele veranderingen door te voeren.
Steun initiatieven die de markt verschuiven: Petities ondertekenen, bedrijven aanspreken op hun aanbod en organisaties steunen die actief werken aan beleid en educatie.
Maak veganisme sociaal aantrekkelijk en toegankelijk: Niet iedereen gaat vegan worden door filosofische argumenten of schokkende beelden. Mensen moeten zien dat het makkelijk, lekker en normaal is.
Wees kritisch op greenwashing: Bedrijven voegen vegan producten toe, maar blijven investeren in de bio-industrie. Doorbreek de illusie dat ‘meer keuze’ gelijkstaat aan ‘minder dierenleed’.
Neem verantwoordelijkheid voor je eigen keuzesJe kúnt andere keuzes maken. Elke dag opnieuw. Je kúnt weigeren mee te doen aan een systeem dat gebouwd is op leed. Niet door perfect te zijn, maar door bewust te kiezen. Het begint met erkennen dat jouw keuzes ertoe doen…en dat niet kiezen óók een keuze is.
Individuele keuzes kunnen een verschil maken, maar alleen als ze niet gezien worden als het eindpunt, maar als een stap in een bredere beweging. Consumentengedrag is geen losstaande oplossing, maar een middel om druk te zetten op het systeem. En die druk moeten we collectief opvoeren.
Iedereen Strijdt, Maar Waar is het Front?
Dit stuk begon als een losse gedachteoefening, maar groeide uit tot een analyse die voortkomt uit zowel onderzoek als persoonlijke observaties. Het is een opiniërend stuk (waarin ik ook redelijk wat frustratie kwijt kon), geen wetenschappelijke paper vol cijfers en statistieken…maar dat was ook niet mijn insteek, noch iets wat bij mij past. Mijn doel was om voor mezelf te beantwoorden of wat ik doe zin heeft…en in bredere zin of het überhaupt zin heeft om iets te doen.
De voorzichtige conclusie is dat ik niet met 100% zekerheid kan zeggen of mijn inspanningen daadwerkelijk impact hebben op de dieren waar ik me zo druk over maak. Maar wat wél zeker is, is dat er talloze initiatieven zijn die onmiskenbaar effect hebben. Op al die fronten waar we actief zijn, zijn er overwinningen geboekt. Voor mij was het de filosofie van Peter Singer die mijn ogen opende, voor iemand anders was het de politiek van Marianne Thieme, en weer een ander werd geraakt door de beelden van Varkens in Nood. Veganisme is geen beweging met één strategie of één oorzaak. Het is een optelsom van duizenden momenten van bewustwording, ieder op zijn eigen manier.
Dus ja, het heeft zin. Maar tegelijkertijd vraag ik me af: hoe nu verder? Blijft die 0,5% veganisten in Nederland een vast gegeven? Accepteren we dat, of zoeken we naar manieren om die barrière te doorbreken? Voor mij is het antwoord duidelijk: er moet meer gebeuren. En dat betekent dat iedere veganist een verantwoordelijkheid draagt om méér te doen…ook ik.
De zes belangrijkste obstakels…kern issues…of umm ja..zes dingen die beter kunnen
In principe zijn de antwoorden op wat we beter of anders moeten doen al in dit stuk terug te vinden. Maar voor de volledigheid leek het me goed om nog eens overzichtelijk de belangrijkste obstakels samen te vatten. Waar verliezen we momentum? Wat vertraagt de transitie? En moeten we het anders doen?
1. De Bubbel Moet Doorbroken Worden
Veel initiatieven, content en activisme bereiken vooral mensen die al overtuigd zijn. Social media werkt op basis van algoritmes die mensen in hun eigen overtuigingen bevestigen. Vegan content wordt daardoor vooral door veganisten bekeken. Hierdoor blijft de beweging grotendeels in haar eigen kring hangen, terwijl de werkelijke uitdaging is om diegene te bereiken die nog nooit serieus hebben nagedacht over hun voedselkeuzes.
→ Oplossing: Een bewuste verschuiving in strategie:
Meer focus op mainstream media en educatie, in plaats van enkel op activisme binnen eigen kringen.
Veganisme presenteren als een maatschappelijk vraagstuk, niet alleen als een individuele levensstijl.
Inzetten op strategisch taalgebruik, waardoor de boodschap toegankelijker wordt voor een breder publiek zonder direct weerstand op te roepen.
2. Veganisme Verliest Focus Door Verwatering
Sommige dierenrechtenorganisaties en politieke partijen verbreden hun focus te veel. Hoewel intersectionaliteit belangrijk is, bestaat het risico dat de kernboodschap verloren gaat in een veelheid aan thema’s. De Partij voor de Dieren bijvoorbeeld, heeft zich in de loop der jaren steeds vaker uitgesproken over onderwerpen die niet direct met dierenrechten te maken hebben. Hierdoor verliezen ze niet alleen focus, maar ook kiezers die primair geïnteresseerd waren in het verbeteren van dierenrechten.
Ook binnen het activisme zien we dat de boodschap soms versplintert. Sommige activisten schuiven veganisme naar de achtergrond en leggen de nadruk op bredere sociale rechtvaardigheidskwesties. Hoewel deze thema’s zonder twijfel relevant zijn, roept het de vraag op: Moet de vegan beweging niet meer gefocust blijven op haar kernmissie?
→ Oplossing:
Een duidelijke prioritering in boodschappen en strategie – dierenrechten moeten centraal blijven staan.
Een heldere, eenduidige communicatie waarin veganisme niet wordt vervormd tot een ‘persoonlijke keuze’, maar gepresenteerd wordt als een ethische noodzaak.
3. De Commercialisering van Veganisme Brengt Risico’s Met Zich Mee
Veganisme is big business geworden. Grote voedselconcerns brengen plantaardige producten op de markt, supermarkten breiden hun vegan assortiment uit, en influencers verdienen geld met vegan content. Dit is enerzijds een teken van vooruitgang, maar er schuilt ook een risico in: wanneer commerciële belangen de boodschap overnemen, verdwijnt de oorspronkelijke morele drijfveer naar de achtergrond.
Vegan producten worden verkocht met dezelfde marketingtactieken als dierlijke producten: "leuk, hip, lekker en goed voor je gezondheid." Maar waar blijft de fundamentele ethische boodschap?
Daarnaast zijn veel vegan influencers afhankelijk van het algoritme en hun publiek. Hierdoor passen ze hun boodschap aan op wat goed scoort, in plaats van wat de beweging écht nodig heeft. Ze blijven vaak in de veilige zone van productreviews en lifestylecontent, terwijl scherpe, confronterende boodschappen minder populair zijn en dus vermeden worden.
→ Oplossing:
Een bewustere scheiding tussen activisme en commercie.
Meer focus op educatie en ethiek in plaats van alleen ‘hippe’ marketing.
Bewustzijn over hoe verdienmodellen de boodschap kunnen beïnvloeden.
4. Het Belang van Wetgeving en Structurele Verandering Wordt Nog Te Vaak Onderschat
Individuele keuzes zijn belangrijk, maar zonder wet- en regelgeving blijft de bio-industrie dominant. Mensen worden dagelijks verleid met goedkope dierlijke producten en marketingcampagnes. Terwijl activisten zich richten op consumentenverandering, blijft de industrie gewoon draaien.
Grote maatschappelijke verschuivingen zijn zelden veroorzaakt door individuele keuzes, maar door structurele beleidsmaatregelen. Denk aan rookverboden, milieuwetgeving en verkeersveiligheidsregels – deze kwamen niet tot stand omdat consumenten ‘bewustere keuzes’ maakten, maar omdat overheden ingrepen.
De Partij voor de Dieren heeft hier al belangrijke stappen gezet, maar de beweging als geheel moet meer inzetten op politieke druk en juridische strategieën. Het verbieden van dieronvriendelijke producten, het invoeren van heffingen op vlees en zuivel, en het herzien van subsidies zouden een grotere prioriteit moeten krijgen.
→ Oplossing:
Meer samenwerking tussen activisten en juridische experts.
Een sterkere lobby voor wetgeving die de bio-industrie daadwerkelijk terugdringt.
Focus op juridische precedenten die dierenrechten structureel verbeteren.
5. Veganisme Moet Meer Zijn Dan Alleen ‘Een Alternatief’
De eiwittransitie richt zich nu sterk op het ontwikkelen van plantaardige alternatieven die vlees en zuivel imiteren. Dit maakt de overstap voor veel mensen toegankelijker…het voelt als een kleine aanpassing in plaats van een radicale verandering. Maar deze benadering heeft ook een keerzijde: het suggereert dat we vlees en zuivel eigenlijk niet kunnen missen en dat ze alleen vervangen kunnen worden door producten die er exact op lijken.
Dit is een problematische boodschap. In werkelijkheid hebben we helemaal geen ‘alternatieven’ nodig. We eten al duizenden jaren plantaardig voedsel zoals peulvruchten, noten, granen en groenten, zonder dat we het als ‘vervangers’ beschouwden. Toch blijft het narratief hangen in: "Kijk, deze vegan burger smaakt net als vlees!", terwijl de echte vraag zou moeten zijn: "Waarom zijn we zo geobsedeerd met het blijven imiteren van vlees?"
Als we de voedseltransitie echt willen versnellen, moeten we af van het idee dat plantaardig eten slechts een alternatief is voor dierlijke producten. De focus moet liggen op het begrijpen van voeding. Hoeveel mensen weten nog waar hun eten vandaan komt? Hoeveel mensen herkennen groenten buiten een verpakking? Ons voedingspatroon is zo sterk beïnvloed door industrie en marketing dat we vergeten zijn wat écht voedsel is.
→ Oplossing:
Meer educatie over échte voeding. Niet alleen over vervangers, maar over de rijkdom van plantaardige voeding en hoe je een volwaardig dieet samenstelt zonder de behoefte om iets te ‘vervangen’.
Het veranderen van het narratief. Niet ‘we moeten iets vervangen’, maar ‘we moeten anders leren denken over eten’.
Terug naar de basis. Minder focus op kant-en-klare producten en meer aandacht voor onbewerkte, voedzame ingrediënten die altijd al beschikbaar waren.
De toekomst van voeding ligt niet in het kopiëren van het verleden, maar in het herontdekken van wat we al lang hadden.
6. Een Gecoördineerde Aanval Vanaf Alle Fronten
Na alles wat ik heb geschreven, is één ding duidelijk: op alle fronten zijn er al sterke bondgenoten actief. Alles is er. Het enige wat er ontbreekt…is coördinatie.
De alles bepalende slag
Als het een oorlog is waar we ons in bevinden en we zijn op alle fronten al actief, maar we komen alleen maar moeizaam door de frontlinies heen...moeten we dan onze strategie niet veranderen? Geen aanvallen vanuit de flanken, maar een gecoördineerde aanval op alle fronten..een totaal overrompelende actie waar niemand onderuit kan:
Stel je voor: een undercoveractivist filmt schokkende beelden in een varkensstal. Ze legt vast hoe biggen zonder verdoving worden gecastreerd, hoe moederdieren opgesloten zitten in krappe kooien, hoe zieke dieren stervend op betonnen vloeren liggen. Ze verspreidt deze beelden via social media. De beelden gaan viraal. Mensen delen ze massaal. De verontwaardiging groeit.
Ondertussen pakt een onderzoeksjournalist de zaak op en publiceert een diepgravend artikel over de misstanden in de varkensindustrie. Follow the Money doet een financiële analyse en onthult hoeveel overheidssubsidie er eigenlijk naar deze bedrijven gaat. Dier & Recht start een juridische procedure tegen de verantwoordelijke bedrijven. De Vakbond voor Dieren dringt aan op structurele veranderingen in de wetgeving. In een podcast zoals Studio Plantaardig bespreken experts hoe deze industrie in stand wordt gehouden door politieke en economische belangen.
De publieke druk groeit en de kwestie belandt in de Tweede Kamer. De Partij voor de Dieren stelt Kamervragen en dwingt andere partijen om positie in te nemen. De media kunnen er niet meer omheen. De beelden uit de stal worden getoond op het journaal, in kranten verschijnen opiniestukken, en talkshows nodigen zowel voor- als tegenstanders uit om te debatteren. Supermarkten worden geconfronteerd met de vraag: waarom verkopen jullie nog producten uit deze industrie?
Supermarkten voelen de bui hangen en willen imagoschade voorkomen. Ze besluiten, onder druk van consumenten en dierenrechtenorganisaties zoals Varkens in Nood, om vlees uit de meest intensieve varkenshouderij uit hun assortiment te weren. Tegelijkertijd groeit het aanbod van plantaardige alternatieven. ProVeg speelt hierin een sleutelrol door bedrijven te helpen overstappen op diervrije producten en de eiwittransitie te versnellen.
Ondertussen groeit het aantal mensen dat door deze hele situatie besluit om minder of geen varkensvlees meer te eten. Een diëtist van Caring Doctors verschijnt op televisie en legt uit dat we varkensvlees helemaal niet nodig hebben voor onze gezondheid en zelfs schadelijk is. Een bekende influencer deelt een video waarin hij een plantaardige versie van een traditioneel varkensgerecht bereidt en zegt: “Waarom zouden we dit nog eten als het net zo lekker kan zonder dierenleed?” Plantbased Dennis maakt er content over en brengt het verhaal van de varkens op een manier die toegankelijk is voor een breed publiek.
Filosofen zoals Floris van den Berg laten in opiniestukken en lezingen zien waarom dierenrechten een logische morele stap vooruit zijn. En terwijl dit alles gebeurt, groeit de druk op de politiek om structurele veranderingen door te voeren. Overheidssubsidies verschuiven langzaam naar plantaardige productie, boeren die vasthouden aan het oude systeem gaan failliet of schakelen over naar alternatieve landbouw. En dat alles begon bij één activist met een camera.
En dit is geen fictief scenario. Dit gebeurt al…maar nog niet op de schaal die nodig is om echt fundamenteel iets te veranderen. De radertjes draaien, maar nog niet synchroon. Wat als we deze frontale aanval zouden coördineren? Wat als alle mensen en organisaties die op hun eigen manier bijdragen aan deze beweging, strategisch samen zouden werken? De kracht is er. De kennis is er. De invloed is er.
Maar wie verbindt deze losse krachten? Wie zorgt ervoor dat informatie en strategieën op elkaar aansluiten? Waar is onze Project 2025?
Als we écht impact willen hebben, moet iedereen die actief meevecht op het front samenwerken. Alle middelen, mensen en organisaties die we hebben, moeten samenkomen in een strategie die systematisch en structureel verandering afdwingt. De vraag is dus niet alleen: wat werkt het beste? Maar vooral: hoe zorgen we ervoor dat alle methodes samenwerken voor maximale impact?
Misschien is dát de manier om van "wat heeft het allemaal voor zin?" naar "kijk eens wat we samen kunnen bereiken."
Maar voordat ik mezelf verlies in mijn eigen conclusie, wil ik ook van jou horen. Heb ik het mis? Bestaat er wél al zo’n educatief platform dat ik over het hoofd zie? Is er al een Project 2025 voor veganisten? Is er een organisatie die alle losse krachten met elkaar verbindt? Of ben ik zó diep in mijn eigen bubbel gezonken, dat ik niet zie wat er al gaande is?
Misschien werkt kritiek uiten juist averechts. Misschien mis ik iets essentieels. Misschien is dit hele stuk ruk omdat het enkel vanuit mijn perspectief geschreven is. Wat denk jij? Heb ik het mis? Of juist raak? Laat het me weten…want als er iets is dat we nodig hebben, dan is het een échte dialoog.
En? Heeft het allemaal wel zin wat ik doe?
Misschien wel, misschien niet. Het merendeel van mijn publiek leeft samen met mij in de vegan bubbel. Dit stuk gaat er juist over dat we uit die bubbel moeten breken. Hoe ironisch is het dan dat dit hele stuk zich richt op diezelfde bubbel? Ja, we hebben elkaar nodig. Het is belangrijk om met elkaar te praten, elkaar te steunen, en ik zou niet zonder willen. Maar laten we eerlijk zijn, dat is niet genoeg. We voelen ons daardoor goed, minder alleen, maar we blijven in onze eigen kleine wereld. En daar zit ‘m de crux. We moeten naar buiten treden.
Want zelfs ikzelf stel mezelf af en toe de vraag: is dit alles wat ik doe genoeg? Ik ben niet zo naïef te denken dat ik met elke post of video de wereld verander. Misschien bereik ik af en toe een vleeseter die per ongeluk mijn video ziet door het Meta-algoritme. Misschien irriteer ik zelfs mensen met een half-bekende boze blik op hun gezicht. Maar zelfs als mijn boodschap maar één iemand bereikt die ineens anders naar de wereld kijkt, dan heeft dat al zin. En zelfs als dat niet zo is, heeft het voor mij zin. Dit is voor mij een oefening in commitment, in discipline. Het geeft me een doel, iets wat ik de rest van mijn leven heb gemist. Maar is het genoeg?
Wat is het probleem met The Vegan Thinker?
Ook ik zit vast in mijn eigen bubbel. Een bubbel, in een bubbel, in een bubbel. De meeste mensen die mijn werk volgen, zijn al vegans of staan op het punt om het te worden. Dat klinkt als een goed begin, maar hoe maak je dan echt impact buiten die bubbel? Dat is mijn grote probleem: ik probeer wel de mensen aan te spreken die ‘de verkeerde keuzes maken’, maar ik blijf vooral vastzitten in mijn eigen gelijk. Ik ben te druk met het beuken op de systemen die de bio-industrie in stand houden en leg te weinig focus op de mensen die helemaal niet in die bubbel zitten. We kunnen niet blijven schreeuwen naar elkaar over hoe goed we bezig zijn en dan denken dat we daarmee de wereld verbeteren. We moeten die bubbel doorbreken, naar buiten treden en die mensen aanspreken die er niet van overtuigd zijn. En dat is waar ik een stapje verder moet gaan.
Als ik niet kritisch blijf naar mijn eigen werk en de bubbel waar ik in zit, blijf ik gewoon een beetje in een cirkel ronddraaien, lekker veilig, zonder echt vooruitgang te boeken. Het is een beetje als een band die zichzelf blijft spelen in de muziek die al lang zijn hoogtepunt heeft bereikt. Of het nu om de vleesindustrie gaat, of over mijn eigen werk, als ik niet durf te reflecteren, blijf ik vastzitten. En dat is een probleem. Misschien is het tijd om dieper te kijken, meer te groeien, en mezelf als het ware de spiegel voor te houden. Want als ik niet doe wat nodig is om te groeien, wie dan wel?
Hoe meer impact te maken?
Hoe maak ik het beter? Het is simpel: ik moet mijn focus verleggen naar hoe ik die bubbel doorbreek. En ik moet leren hoe ik de mensen aanspreek die nog niet overtuigd zijn. Het is tijd om mijn stijl aan te passen, niet door mijn boodschap te veranderen, maar door de manier waarop ik die breng. Scherper, directer, en bovenal eerlijker. Nee, we moeten niet met een vinger wijzen, we moeten met een open hand uitnodigen. En ik weet dat dat niet altijd makkelijk is, want ik ben de eerste die soms weer terugvalt in mijn veilige hoekje. Maar als we echt willen dat dingen veranderen, moeten we de strijd niet alleen aangaan met de systemen die we af willen breken, maar ook met de mensen die er deel van uitmaken.
Dus, wat ga jij doen? Ga jij blijven hangen in jouw eigen veilige wereld of kies je ervoor om de confrontatie aan te gaan? Durf jij jouw overtuigingen te heroverwegen, niet voor de wereld, maar voor jezelf? Durf jij de bubbel te doorbreken en jezelf en anderen te blijven uitdagen? Want dat is hoe we echte verandering kunnen bewerkstelligen. Het gaat niet alleen om wat we zeggen of doen, het gaat om hoe we onszelf blijven ontwikkelen. Het gaat om de vraag: ben ik klaar om de wereld, en mezelf, anders te zien?
Laten we niet alleen praten, maar ook handelen. Laten we het niet alleen roepen, maar echt doen. Want uiteindelijk draait alles om één ding: alles in onze macht doen om die donkere geschiedenis die we als mensheid schrijven te stoppen. En dat, dat kan alleen als we echt buiten onze bubbel durven treden.