De Stilte Voor De Zwerm

Sinds kort mogen bakkers in de EU officieel insecten verwerken in brood en gebak. Nee, geen hele kakkerlakken tussen je boterham, maar fijngemalen insectenmeel. Bijvoorbeeld tot 4 gram meelwormpoeder per 100 gram brood en 3,5 gram in gebak. Dat insecten aan tal van bestaande producten mogen worden toegevoegd, is niet nieuw. Zo kregen krekels in 2023 al groen licht voor gebruik in onder andere pasta en soepen. Maar het is niet iets waar we ons als samenleving écht bewust van zijn, laat staan actief mee bezig zijn. Althans, laat ik voor mezelf spreken… het is niet iets waar ik vaak bij stilsta.

Dat insecten vanaf dit jaar verwerkt mogen worden in brood weet ik dan ook alleen dankzij iemand die onder één van mijn laatste posts een comment plaatste met die nieuwsfeitje en: dat er in de vegan gemeenschap te weinig aandacht wordt besteed aan de insectenindustrie. En dat triggerde direct iets bij mij. Zelf weet ik heus wel dat er een insectenindustrie is. Dat er krekelboerderijen en larvenfabrieken bestaan. Dat insecten door sommigen als dé oplossing worden gezien om het voedselprobleem van de mensheid en de ecologische crisis aan te pakken. Maar het is niet perse een onderwerp waar ik vaak over nadenk. Of waar ik veel over hoor. Het is er gewoon. En toen vroeg ik mij af… even los van de vegan gemeenschap…is dit een blinde vlek van mij?

Hier langer over nadenkend, besefte ik dat ik misschien onevenredig veel tijd besteed aan varkens en koeien…mijn mede-zoogdieren…minder tijd aan vogels en vissen en al helemaal geen tijd aan insecten. Heb ik mijzelf hier betrapt op een vorm van speciësistisch denken? Hecht ik onbewust meer waarde aan de ene groep dieren dan de andere?

In mijn denken stel ik alle levende wezens gelijk. Mijn standpunt over het eten van insecten is glashelder: nee, dat is niet oké. Maar in mijn doen uit zich dat niet altijd op dezelfde manier. Zo heb ik in mijn leven meer muggen doodgeslagen dan ik zou willen toegeven. Zonder nadenken heb ik ze met een krant tegen de muur of het plafond geplet. Iets wat ik met andere “indringers” van mijn woning nooit zou doen. Een muis zou ik nooit proberen te doden…maar ja... muizen laat mij met rust, die eten alleen de noten uit mijn voorraadkast op. Ze houden me niet midden in de nacht wakker met dat dreunende gezoem! Ze bezorgen me geen jeuk op de meest onhandige plekken! Oioioi die muggen! Ze halen echt het bloed onder mijn nagels vandaan...of nou ja, meestal uit andere plekken, maar je snapt wat ik bedoel!

Ik maak dus wel degelijk onderscheid tussen diersoorten. Dit beseffende heb ik mijzelf dan ook voorgenomen muggen voortaan proberen te vangen of in ieder geval buiten de slaapkamer te houden. Maar als ik heel eerlijk ben, is mijn empathie toch sterker voor dieren die dichter bij me staan…denk ik…

Betekent dat dan dat insecten minder belangrijk zijn? Ga ik pas meer betrokkenheid voelen als ik een filmpje zie van miljoenen krekels die in overvolle bakken worden gegooid en als vee worden verwerkt? Het leek me de moeite waard om hier eens verder in te duiken. Om te beginnen bij de vraag wat dit voor industrie precies is.

Nederland…dierenexploitatie? Sign me up!

Nederland… het land waar we de exploitatie van dieren dan wel niet hebben uitgevonden, maar wél tot een kunstvorm hebben verheven. We zijn de wereldleider in efficiëntie als het aankomt op het reduceren van levende wezens tot productiemachines. Dus toen iemand ergens op een kantoor bedacht dat insecten de ‘eiwitbron van de toekomst’ zijn, waren we er als de kippen… of nee, als de krekels… bij. Ik had geen idee voordat ik aan dit stuk begon, maar Nederland telt inmiddels meer dan veertig insectenkwekerijen. Daarmee lopen wij Nederlanders aan kop in deze nieuwe tak van exploitatie. Van meelwormen tot krekels. Wij kweken ze, huizen ze , doden ze en verkopen ze. Niet alleen hebben we de hoogste veedichtheid ter wereld, tegenwoordig hebben wij ook de twee grootste insectenkwekerijen ter wereld. In Bergen op Zoom, tussen de industriële hallen en de geur van logistiek en productie, staat Protixde grootste insectenkwekerij ter wereld…een bedrijf dat zichzelf presenteert als pionier in duurzaamheid en circulaire voedselproductie.

Dit gebouw huist en doodt naar schatting 14 miljard insecten per jaar

Volgens hun eigen website draait alles bij Protix om “het voeden van de toekomst.” Met veel groene tinten, een vleugje innovatie-jargon en marketing die rept over ‘natuurlijke kringlopen’ en ‘de kracht van de natuur’ zou je bijna denken dat dit de toekomst is waar we op zaten te wachten. Een volledig circulair systeem waarin voedselresten worden omgezet in hoogwaardige eiwitten, zonder verspilling, zonder schade. Wauw! Wat een prachtig verhaal!

Of deze nieuwe industrie nou echt de oplossing is voor het voeden van de toekomst betwijfel ik, maar de Nederlandse overheid denkt in ieder geval van wel. Onze leiders zien in insecten een gouden kans en investeren massaal in deze sector. Miljoenen euro’s aan subsidies en investeringen zijn de afgelopen jaren in de insectenindustrie gepompt, niet alleen via directe steun aan bedrijven als Protix, maar ook via onderzoeksprojecten en samenwerkingen met universiteiten. Innovatie, verduurzaming, circulaire landbouw…allemaal termen die het makkelijker maken om insecten als de belofte van de toekomst te zien. Ze zouden namelijk meerdere ‘problemen’ tegelijk op lossen. De beweringen die men doet als het om deze industrie gaat:

  • Duurzaam alternatief voor dierlijke eiwittenInsecten groeien snel, zetten voer efficiënt om in eiwit en hebben minder water en land nodig dan koeien, varkens of kippen. In theorie zou dit betekenen dat we de ecologische impact van veeteelt kunnen verkleinen.

    Bullshit check: Verkleinen van de impact…niet het verkleinen van deze industrie of het vervangen van de veeteelt…maar een nieuwe industrie die er dus naast staat.

  • Oplossing voor voedselverspilling – Insecten kunnen worden gevoerd met reststromen uit de landbouw en voedingsindustrie, waardoor minder voedsel ‘verloren’ gaat.

    Bullshit check: Mooi idee…maar in de praktijk is het nog maar de vraag of alle kwekers op reststromen werken, voor sprinkhanen worden namelijk ook gewoon gewassen geteeld.

  • Circulaire landbouw – Door insecten te kweken op organisch afval, worden ze gepresenteerd als een essentieel onderdeel van een gesloten voedselsysteem waarin niets wordt verspild.

    Bullshit check: Naast reststromen doelt men met organisch afval op mest. Het zou één van de oplossing kunnen zijn om het mestoverschot aan te pakken. De larven van de zwarte soldaatvlieg hebben het in zich om mestoverschotten te verminderen, door hun vermogen om organisch materiaal om te zetten in waardevolle eiwitten.

  • Nieuwe economische kansenVoor veehouders en landbouwbedrijven die onder druk staan, biedt de insectenindustrie een nieuwe markt om in te stappen.

    Bullshit check: Hier ligt een mooie uitweg voor sectoren die onder druk staan. Denk aan nertsenfokkers die hun praktijken moesten staken na het verbod, of varkensboeren die steeds meer in de knel komen door strengere regelgeving en dalende maatschappelijke acceptatie. Voor hen biedt de insectensector een nieuw verdienmodel zonder volledig afscheid te nemen van het concept van grootschalige dierlijke productie.

Bullshit…I call bullshit…of ben ik te cynisch en wantrouwend richting de bestuurders van dit land? Is dit daadwerkelijk dé oplossing voor allerlei problemen? Misschien…maar wie wordt er eigenlijk gevoed met deze ‘voeding van de toekomst’?

Wat een boer niet kent, eet hij niet… maar buit het wel graag uit…

We blijven not even bij Protix. Aangezien zij claimen de voeding van de toekomst te produceren leek het me goed eens te kijken wie er zoal van hun producten snacken. De larven van de zwarte soldatenvlieg, het voornaamste “product” van Protix, eindigen als voer voor zalmkwekerijen, kippenhouderijen en in honden- en kattenvoer. Die hoogwaardige eiwitten die Protix produceert, worden dus niet gebruikt voor menselijke consumptie, maar belanden vooral in de vee-industrie en de dierenvoedingssector. In plaats van de intensieve veehouderij te verminderen, leveren ze simpelweg een ‘alternatief’ eiwit om het huidige systeem in stand te houden. Geen vervanging van de agro-industrie, maar een aanvulling.

Maar goed…dat is één bedrijf…hoe zit het met de rest van deze sector in Nederland? Op dit moment gaat ongeveer 50% van de insectenproductie naar huisdierenvoer, en naar schatting 40% naar de vee-industrie. Dat betekent dat er ergens tussen de 5 en 10% overblijft voor menselijke consumptie. Voedsel van de toekomst? Ja, maar dus niet voor ons.

Nou is het niet zo dat er dus geen insecten in Nederland worden geconsumeerd, maar we hebben het hier wel echt over een niche markt. De producten zijn er, maar de vraag is nihil. Hoewel insecten al eeuwenlang in delen van Afrika, Azië en Latijns-Amerika worden geconsumeerd, is de Europese markt een heel ander verhaal. De gemiddelde Nederlander haalt voorlopig geen zakje gedroogde krekels bij de borrelnootjes, en ondanks de goedkeuring van de EU blijven producten met insecten zeer beperkt.

Uit onderzoeken blijkt dat de afkeer tegen insecten eten diepgeworteld is in de Westerse eetcultuur. Mensen ervaren het als ‘onhygiënisch’ en hebben simpelweg geen enkele culinaire associatie met insecten. Een onderzoek van de Wageningen Universiteit liet zien dat slechts 10 tot 20% van de Nederlanders openstaat voor het eten van insecten. Dit percentage stijgt iets wanneer insecten onzichtbaar zijn verwerkt in producten zoals brood of pasta, maar de drempel blijft hoog. De meeste consumenten haken af vanwege de ‘viezigheidsfactor’ en de onbekendheid met het product. Uit een ander onderzoek blijkt dat de afkeer voor het eten van insecten (neofobie) een significante barrière vormt voor de opschaling van voor deze markt in Nederland. Factoren zoals geslacht, opleiding en de angst om nieuwe dingen te proberen zijn significante voorspellers voor de bereidheid om insecten te eten. Wellicht draagt het overigens niet bij dat we ieder jaar worden geconfronteerd met de eetproeven in Expeditie Robinson, waarin insecten voor een debiel spel, bedoeld om BN’ers in de spotlight te zetten, op gruwelijke en volstrekt onnodige wijze worden gedood.

De insecten als hét duurzame alternatief voor dierlijke eiwitten in de markt zetten is dan ook alles behalve eerlijk. Het is een nieuwe tak van sport voor de agro-industrie, een aanvulling en verdere verrijking van veevoederbedrijven…niets meer dan dat. Steeds meer veehouders overwegen de overstap naar deze sector. Hoewel specifieke namen van bedrijven die deze transitie hebben gemaakt niet altijd openbaar worden gedeeld, is de trend duidelijk zichtbaar. Volgens een artikel op Scientias.nl zijn de eerste veeboeren zich al aan het omscholen tot insectenkwekers. De interesse is er vooral onder ondernemers uit de varkens- en pelsdierensector. Mijn neusje voor bullshit zit er wellicht toch niet zo heel erg naast…of is dit juist goed nieuws. Een varkenshouder die zijn stallen inruilt voor een insectenkwekerij… dat kan toch alleen maar een verbetering zijn?

Varkens zijn immers intelligente en sociale dieren, met een cognitief vermogen dat wordt vergeleken met dat van honden. Ze herkennen zichzelf in een spiegel, kunnen emoties van soortgenoten lezen en ontwikkelen hechte banden met hun familie. De bio-industrie reduceert ze tot vleesproductie-eenheden, opgesloten in stallen zonder daglicht, met als enige doel zo snel mogelijk te groeien tot slachtrijp gewicht.

Als diezelfde ondernemer besluit om in plaats van varkens, sprinkhanen te kweken… is dat dan niet een stap in de juiste richting? Een insect is tenslotte geen varken. Geen complexe sociale structuren, geen rijke emotionele beleving…tenminste, dat is wat we aannemen.

Insecten voelen niets…toch?

Sinds vorig jaar woon ik in de polder. Rust en ruimte, een kas en een moestuin. Alles wat mijn vriendin en ik graag wilden. Die moestuin is overdekt met een net, zodat er geen vogels in kunnen komen (ik weet het, niet erg diervriendelijk). Vogels komen door het net niet terecht in de moestuin, maar zo nu en dan glipte er wel een libelle tussendoor.

Bijna dagelijks vond ik er wel eentje vast in het net. Een machteloos wezen dat paniekerig op zoek ging naar een uitweg. Steeds opnieuw vloog hij tegen het gaas, met een harde tik die me deed inzien dat dit pijnlijk moest zijn. Hij probeerde telkens een andere opening, klampte zich vast met zijn tengere pootjes aan het net en worstelde om los te komen. Zodra ik in de buurt kwam, schoot hij een andere kant op. Zijn grote facetogen leken constant te scannen waar het gevaar zat, en telkens als ik hem voorzichtig probeerde te benaderen, vloog hij net ver genoeg weg om buiten mijn bereik te blijven. Een wezen dat vocht voor zijn overleving.

De eerste keren pakte ik er een emmer bij om hem te vangen, maar naarmate de tijd vorderde werd ik er handiger in. Mijn hand, langzaam uitgestrekt, kalm bewegend, tot het moment kwam dat hij uit vermoeidheid of overgave eindelijk stil bleef zitten. En dan gebeurde er iets bijzonders.

De eerste libelle die ik met de hand(schoen) uit mijn moestuin heb gehaald

Zodra de libelle zich met zijn pootjes om mijn vinger klemde, voelde ik de trilling van zijn lijf en vleugels. Ik kon hem van dichtbij bestuderen, pas écht goed zien. De enorme, bolle ogen die vanuit iedere hoek de omgeving leken te observeren. De felle kleuren, glanzend in het zonlicht. De fragiele pootjes, met kleine haakjes om zich vast te grijpen. En die vleugels… transparant, bijna buitenaards in hun precisie. Zo teer en tegelijkertijd zo ingenieus. Een ingenieus stukje natuur, volledig gebouwd op snelheid, precisie en overleving.

Soms bleef hij minutenlang bij me zitten voordat hij eindelijk opvloog. Alsof hij even moest bekomen van de stress. Of misschien…en ik weet dat dit projectie is…alsof hij begreep dat ik hem had geholpen.

Dit moment… een libelle, trillend op mijn vinger… is voor mij genoeg bewijs dat insecten méér zijn dan we vaak denken. Ze ervaren stress, angst, willen overleven. En toch, wanneer we spreken over de insectenindustrie, over de miljoenen die jaarlijks worden gekweekt en gedood, wordt deze hele discussie vaak teruggebracht tot één simpele vraag: voelen insecten pijn?

Van een beetje bevriezing is nooit iemand doodgegaan

Voordat we de vraag proberen te beantwoorden of insecten pijn kunnen ervaren, lijkt het me goed om eerst in kaart te brengen hoe de verschillende insecten die we in Nederland "kweken" precies worden behandeld.

  • Sprinkhanen en krekels worden gekweekt in industriële containers waar temperatuur, luchtvochtigheid en licht zorgvuldig worden gereguleerd. Geen ruimte om vrij te springen, geen grasvelden om doorheen te bewegen…alleen afgesloten kleine ruimtes met een gecontroleerde ventilatie. Ze worden gevoed met gras, groenten en fruit. Net zolang tot ze groot genoeg zijn en dan begint het ‘oogstproces’. Eerst laat men ze een dag vasten, zodat hun maag en darmen leeg raken…net als bij varkens overigens…daarna volgt de dood, meestal door invriezen, soms door vergassing of simpelweg koken, afhankelijk van de efficiëntie en het beoogde eindproduct. Maar daar stopt het niet. De volgende stap is het strippen van hun lichaam: de harde chitineuze vleugels en de scherpe achterpoten worden verwijderd, omdat die bij consumptie onprettig zouden zijn.

  • Meelwormen en buffalowormen worden massaal gekweekt in grote, gestapelde plastic bakken gevuld met tarwezemelen of haver. Deze bakken staan in klimaatgestuurde hallen waar temperatuur, luchtvochtigheid en licht zorgvuldig worden gereguleerd om hun groei te optimaliseren. De larven krijgen plantaardig afval, zoals oud brood of groenteresten, te eten en groeien snel uit tot een geschikte ‘oogstgrootte’. Wanneer het tijd is, laat men ze enkele dagen vasten om hun darmen te legen, voordat ze collectief worden ingevroren of verhit. Hierna worden ze vaak gedroogd en verwerkt tot meelwormpoeder.

  • De larven van de zwarte soldatenvlieg worden gekweekt op een compleet ander type voedsel: organisch afval. Voedselresten uit de industrie, restaurantafval, en soms zelfs dierlijke bijproducten worden omgezet in larvenmassa. De larven groeien snel en zetten afval om in bruikbaar eiwit, waardoor ze worden gepresenteerd als de ultieme kringloopoplossing. Wanneer ze volgroeid zijn, worden ze verzameld, gewassen en vervolgens gedood…meestal door invriezen of verbranding. Daarna worden ze verwerkt tot diermeel voor vee, viskwekerijen en huisdierenvoer.

  • Huisvliegenlarven worden op grote schaal gekweekt als dierlijk eiwit voor vee, vissen en huisdieren. Ze worden vaak gevoed met organisch afval en groeien razendsnel. Het doden gebeurt meestal door verhitting of chemische behandeling, waarna ze verwerkt worden tot diervoeder of meststof.

Jajajaja…maar doet het pijn?!

Lange tijd werd aangenomen dat insecten geen pijn voelen zoals wij dat doen. Geen complexe hersenen, geen emoties, geen bewuste ervaringen. Maar de wetenschap begint daar steeds meer aan te twijfelen.

Onderzoek laat zien dat insecten negatieve prikkels waarnemen en erop reageren. Krekels leren bijvoorbeeld geuren te associëren met elektrische schokken. Sprinkhanen vermijden situaties waarin ze eerder stress ervoeren. Bijen vertonen zelfs depressie-achtig gedrag na negatieve ervaringen. Ze reageren trager, zijn minder actief, en verliezen hun interesse in beloningen. Dit suggereert niet alleen een vorm van pijnervaring, maar ook dat ze die ervaring onthouden en ernaar handelen. Angst, stress, vermijdingsgedrag…we zouden dit bij elk ander dier als bewijs van een innerlijk leven zien.

Zelfs fruitvliegjes, de kleine diertjes die we vooral kennen van een vergeten banaan op het aanrecht, tonen opmerkelijke reacties op negatieve prikkels. Uit experimenten blijkt dat ze stress vertonen na een traumatische ervaring, zoals een plotselinge dreiging of een pijnlijke stimulus. Ze vertonen vermijdingsgedrag en kunnen zelfs langdurig verhoogde alertheid tonen…een fenomeen dat in de neurologie bekendstaat als “pijngeheugen”.

Ook de larven van vliegen, zoals de veelgekweekte zwarte soldatenvlieg, zijn niet zomaar simpele, gevoelloze beestjes. Studies tonen aan dat deze larven sensorische receptoren hebben die reageren op schadelijke prikkels, en dat ze actief proberen te ontsnappen aan ongunstige omstandigheden, zoals extreme hitte of uitdroging. Dit roept een fundamentele vraag op: als zelfs de meest “primitieve” insecten tekenen vertonen van bewust waarnemen en reageren op negatieve ervaringen, hoe zeker kunnen we dan zijn dat ze geen pijn ervaren?

Maar laat die vraag even voor wat het is. Stel dat we op een dag onomstotelijk wetenschappelijk bewijs krijgen dat insecten géén pijn ervaren zoals wij dat doen. Dat hun reacties op negatieve prikkels puur mechanisch zijn, instinctief, zonder enig ‘bewust’ lijden. Is dát dan de maatstaf? Maakt het werkelijk uit of ze pijn kunnen voelen? Stellen we eigenlijk wel de juiste vraag? Misschien zou de vraag niet moeten zijn of ze pijn ervaren, maar of wij überhaupt het recht hebben hun vrijheid te beperken en hun levens kunstmatig te reguleren.

Het leven van een insect is niet zinloos. Niet voor hen, niet voor het ecosysteem waarin ze functioneren. Insecten hebben complexe gedragingen, geavanceerde communicatiesystemen, en een ongelooflijk sterk overlevingsinstinct. Mieren werken samen in georganiseerde kolonies. Bijen dansen om elkaar de weg te wijzen naar voedsel. Termieten bouwen enorme structuren met ventilatiesystemen. Krekels en sprinkhanen reageren op gevaar, passen hun gedrag aan, en vechten om te overleven. Ze wíllen leven.

Bij die libelles die ik aantrof in de moestuin heb ik nou nooit gedacht…Hey! Die ga ik vangen om te eten! Want waarom zou ik als op diezelfde plek wortels en radijsjes uit de grond kan trekken?

De vegan paradox: Weet je hoeveel dieren er doodgaan voor dat radijsje?

Wanneer je als vegan begint over ethiek, dierenrechten of het morele failliet van de bio-industrie, komt het onvermijdelijke tegenargument: "Weet je eigenlijk wel hoeveel dieren er sterven voor jouw groenten?"

Laten we het daar dan maar nog eens over hebben… Het klopt, mijn moestuin is niet vrij van slachtoffers. Ik gebruik geen pesticiden, ik let goed op waar ik mijn voeten zet, en als ik oogst probeer ik zo min mogelijk verstoring te veroorzaken. Maar toch weet ik dat er insecten sterven. Kleine bladluizen, tripsen, spinnetjes die zich verscholen hielden tussen het blad. En wanneer ik de groenten onder stromend water was, spoelen ze weg, onzichtbaar en naamloos.

En ook ik koop mijn plantaardige producten in de supermarkt. Grootschalige landbouw betekent dat velden worden omgeploegd, gewassen bespoten, en oogstmachines alles meenemen wat zich tussen de bladeren bevindt. Insecten, knaagdieren, vogels, kleine zoogdieren…ze sneuvelen inderdaad bij bosjes, simpelweg omdat ze zich op de verkeerde plek bevonden. En ik zou het graag anders zien…het kan ook anders…maar geen enkele vorm van voedselproductie is volledig steriel of zonder impact.

Toch is er een groot verschil tussen dit soort onbedoelde sterfte en het bewust opsluiten, fokken en doden van dieren in een systeem dat puur en alleen draait om exploitatie. Een koe, een varken, een kip…zij worden geboren met maar één doel: zo snel en efficiënt mogelijk groeien tot het moment van slacht. Vrijheid wordt hen ontnomen, hun natuurlijke gedrag wordt onderdrukt, hun levensduur drastisch ingekort.

Veganisme draait niet om perfectie. Het draait om het minimaliseren van schade. Veganisme stelt de kritische vraag wat ons mensen het recht geeft om de vrijheid van een ander wezen te beperken. Dus nogmaals…de vraag zou dan ook niet moeten zijn of insecten pijn kunnen lijden, maar of wij het recht hebben hun vrijheid te beperken?

De dood hoort bij het leven. We rijden insecten dood met onze auto, we vinden verdroogde vliegen op de vensterbank, we zien een spin verdwijnen in de bek van een vogel. Maar er is een groot verschil tussen een insect dat zich doodvliegt tegen een autoruit en een insect dat wordt geboren, vetgemest en met miljoenen tegelijk levend wordt ingevroren in een fabriekshal.

Het verschil zit niet in het sterven. Het zit in de intentie.

De insectenindustrie is niet het toevallige resultaat van natuurlijke selectie of onvermijdelijke interacties tussen diersoorten. Het is een bewuste keuze. Een keuze om miljarden dieren te fokken en te doden, niet omdat we niet zonder kunnen, maar omdat we het kunnen. En daar zit het probleem. We hebben insecten helemaal niet nodig om te overleven. Er zijn al meer dan genoeg plantaardige alternatieven voor eiwitrijke voeding. Toch bouwen we een industrie die puur draait om exploitatie, zonder de zekerheid dat de dieren in kwestie geen lijden ervaren.

En als we het niet zeker weten, als er twijfel is, waarom zouden we dan niet gewoon het zekere voor het onzekere nemen? Als we al zonder deze industrie kunnen, waarom beginnen we er dan überhaupt aan?

Het argument dat insecten misschien geen pijn voelen, wordt vooral gebruikt om onszelf gerust te stellen. Om de morele vraag niet te hoeven stellen. Maar wat als de werkelijke vraag niet over hun pijn gaat, maar over ons ethisch kompas? Waarom blijven we keer op keer nieuwe dieren zoeken om te exploiteren, terwijl we allang weten dat we prima kunnen leven zonder?

Mijn blinde vlek

Zelfs als we de vraag of insecten pijn voelen buiten beschouwing laten, blijft de fundamentele kwestie: hoe kijken we naar deze dieren? Wie weleens in een dierenwinkel is geweest, kent het beeld wel: achterin, tussen de aquariums, staan schappen vol plastic bakjes met levende krekels en sprinkhanen. Bedoeld als voer voor reptielen. Er zitten wat gaatjes in de plastic bakken zodat ze zuurstof krijgen. Meestal zijn er al een aantal overleden waar de nog levenden individuen overheen bewegen. Dit is gewoon complete desinteresse in het welzijn van een levend wezen.

Dit mag in Nederland…een automaat met levende wezens…

Als een kind op straat de pootjes van een spin trekt, waarschuwen we de ouders dat ze wellicht een sociopaat op de wereld hebben gezet. Maar wanneer we dit op industriële schaal doen, heet het efficiëntie. Als we miljoenen insecten levend invriezen, praten we over duurzaamheid. Dit is toch gestoord?

Of het een blinde vlek is binnen de vegan gemeenschap weet ik niet. Ik hoor en lees er weinig over. Maar voor mijzelf? Ja, het is er zeker één.

Maar dan blijft de vraag: is het echt een gebrek aan empathie? Of is het iets anders?

Ik weet dat ik anders reageer op een insect dan op een koe. Niet omdat ik het ene dier belangrijker vind dan het andere, maar omdat mijn relatie ermee anders is. Maar minder empathie? Nee. Als dat zo was, waarom redde ik dan die bij uit een opblaasbadje tijdens een zomerse verjaardag? Waarom haalde ik afgelopen zomer bijna dagelijks libellen uit mijn moestuin, waar ze tegen het net vlogen en niet meer loskwamen? Waarom bracht ik een verdwaald lieveheersbeestje in mijn huis terug naar de schuur, waar ik wist dat er een groepje overwinterde?

En nee, ik ben geen heilige. Voor iedere libelle die ik uit mijn moestuin haalde, heb ik waarschijnlijk tien muggen doodgeslagen. Maar daar zit juist de paradox. De een red ik zonder aarzelen, de ander sla ik kapot zonder erbij na te denken. Terwijl ze in de kern allebei gewoon proberen te overleven. Net als ik.

Misschien is dat de werkelijke blinde vlek. Niet een gebrek aan empathie, maar een aangeleerde, instinctieve hiërarchie. Een soort ingebouwde neiging om sommige dieren direct als individu te zien en anderen als hinderlijke overlast. Maar als ik die neiging doorbreek bij koeien, varkens en vissen… waarom zou ik dat dan niet doen bij insecten?

Misschien wordt het tijd om mijn eigen denkwijze wat verder uit te dagen. Misschien wordt het tijd dat we allemaal wat bewuster nadenken over de levens die we achteloos over het hoofd zien. En misschien moeten wij ons wel wat drukker maken over deze opkomende industrie…want één ding is zeker. De insecten gaan de koeien niet vervangen, ze komen er naast te staan.

 





Vorige
Vorige

De Toon die Niemand Raakt

Volgende
Volgende

Varkens…hoe wij met ze omgaan deel 2 - De dood