De Toon die Niemand Raakt
Er moet een einde komen aan het vergassen van haantjes omdat ze geen eieren leggen. Aan het scheiden van moeder en kind in de melkveehouderij. Aan het afsnijden van staarten, snavels en testikels zonder verdoving. Aan het martelen van dieren in laboratoria, opgesloten in kille kooien voor ‘wetenschappelijk’ onderzoek dat zelden iets oplevert…behalve angst en pijn.
Er moet een einde komen aan het fokken van bulldogs die nauwelijks kunnen ademen, van katten zonder staart, van konijnen met hangoren die hun oren niet kunnen schoonmaken. Aan het trainen van dolfijnen om kunstjes te doen voor een handje vis. Aan het fokken van vissen…miljoenen tegelijk…om ze na een kort leven vol stress te slachten in tanks vol ijswater. Aan jacht als hobby. Aan circussen, races, shows en wedstrijden waarin dieren ons vermaak moeten zijn. Aan elke vorm van exploitatie, vernedering en opsluiting die wij zijn gaan zien als ‘normaal’.
Aan dit alles moet een einde komen…maar hoe…hoe komt hier zo spoedig mogelijk in hemelsnaam een einde aan!?
In mijn veel te lange stuk Door de Bubbel, Tot de Wereld Zich Wendt probeerde ik te laten zien op welke manieren…en op welke fronten…we strijden om een einde te maken aan de uitbuiting van dieren. Wat begon als een existentiële zoektocht naar de zin van wat ík doe, en of het überhaupt zin hééft om iets te doen, groeide uit tot een analyse van de vegan beweging als geheel. Een poging om bloot te leggen waar het beter kan, hoe we kunnen versnellen, en hoe we als vegan bubbel niet moeten blijven hangen in onze eigen gelijk.
Het was niet alleen een stuk voor anderen, maar ook een zoektocht naar antwoorden voor mezelf. Want ja… ik wil verandering. En ik wil het nu godverdomme! Peter Singer voorspelt dat er ooit een einde komt aan dierenuitbuiting, maar denkt dat het in zijn leven waarschijnlijk niet meer gebeurt. Man, wat een deprimerende gedachte. Hij heeft waarschijnlijk gelijk, en daar heb ik dus wél een beetje moeite mee.
Ik ben niet zo goed in geduld. Als Pearl Jam een nieuw album aankondigt…dan wil ik het nu…en niet drie maanden wachten tot het zover is. En ik heb zeker geen geduld als het gaat om het onnodige lijden van ontelbaar veel individuen. De gedachte dat we dit systeem van uitbuiting misschien pas over honderd jaar echt achter ons laten… nee. Onacceptabel. Geen ‘morgen’, geen ‘ooit’. Vandaag. Verandering. Godverdomme.
De mens als obstakel…en als sleutel
Er zijn talloze systemen, organisaties en lobbygroepen waar we ons op kunnen richten om verandering teweeg te brengen. Maar in dit stuk wil ik me…hoe paradoxaal het misschien klinkt…juist “beperken” tot het individu. De mens. De carnist. Degene die elke dag opnieuw besluit om deel te nemen aan een systeem waarin onschuldige, zachtaardige dieren worden uitgebuit, vernederd en vermoord.
Want hoewel het systeem ons vormen en sturen kan, bestaat datzelfde systeem bij de gratie van mensen die het in stand houden. Mensen die melk kopen, leer dragen, kip op de barbecue gooien. Vaak geen slechte mensen. Soms weten ze niet beter. Maar meestal is het gewoon: schouders ophalen en doorgaan. Omdat het zo hoort. Omdat iedereen het doet. Omdat verandering oncomfortabel is.
En precies daarin schuilt het echte probleem. Niet alleen in het systeem, maar in de mechanismen die het systeem zo succesvol maken: jarenlange indoctrinatie, misinformatie, cognitieve dissonantie, gemakzucht, groepsdruk, morele luiheid, culturele gewenning, verslaving aan comfort, economische belangen, afstand tot het dier, gebrek aan empathische educatie… en een collectieve blindheid die ons, eerlijk is eerlijk, bijzonder goed uitkomt.
Dat maakt de opgave waar de veganist voor staat extra complex. Ze vraagt geduld, doorzettingsvermogen… en bovenal: empathie.
En dan bedoel ik niet empathie voor dieren… ik ga er gemakshalve vanuit dat dat bij de gemiddelde veganist wel goed zit… maar empathie voor de mensen die (nog) niet veganistisch leven. Ja… lieve veganist… jij moet empathie opbrengen voor de carnist!
Zo dat is paradoxaal, of niet! Hoe kun je empathie voelen voor iemand die in veel gevallen willens en wetens meewerkt aan de systematische uitbuiting van dieren? Wij veganisten hebben toch het morele gelijk aan onze kant? Die ander moet gewoon veranderen! Ze moeten weten dat ze fout zitten. Geconfronteerd worden! Wij hebben het gelijk aan onze kant!
En… dat hebben we zeker. Gelijk. Alleen… weet je wat het is met mensen die gelijk hebben?
Die zijn echt teringvervelend.
Ja…okay…ik snap wat je zegt…maar...zucht…
Het Financieele Dagblad publiceerde onlangs een interview met Jaap Korteweg, de man achter De Vegetarische Slager. Daarin zei hij: als je écht van dieren houdt, moet je ze loslaten. Geen bezit meer. Geen gevangenschap. Geen huisdieren.
En ik dacht: ja Jaap… je hebt gelijk. Ik snap wat je wilt zeggen…ik snap dat je wilt uitdagen om anders te gaan denken…maar jezus, wel echt teringvervelend. Is het dan niet genoeg dat ik jouw vegan schnitzels koop? Zijn huisdieren nu óók al niet meer oké? Moet ik serieus mijn hond Odis ergens in een bos loslaten, hopend dat het hem een keer lukt om een haas te vangen omdat dat meer in lijn is met zijn natuur?
In diezelfde week kwam er op mijn feed een fragment voorbij uit een nieuw, rampzalig SBS6-nieuwsprogramma. Een dierentuindirecteur mocht daar in debat met Erwin Vermeulen van Animal Rights over de toekomst van dierentuinen. Althans… een debat werd het nooit echt. De directeur bleef hangen in een paar holle zinnen over educatie en traditie…alsof hij vooral probeerde vol te houden dat het nou eenmaal zo hoort. Terwijl Erwin juist helder, feitelijk en principieel uitlegde waarom we moeten stoppen met het fokken van dieren in gevangenschap, zodat dierentuinen binnen twintig jaar kunnen verdwijnen.
En ook daar dacht ik: ja… helemaal gelijk… maar jezus, ook wéér zo verdomd ongemakkelijk en confronterend. Niet omdat het onzin was. Maar omdat het zo haaks staat op wat mensen wíllen horen.
Ik kan me dan ook levendig voorstellen dat de verkoopcijfers van dierentuinen na die uitzending eerder stegen dan kelderden. Want wat ziet de gemiddelde SBS6-kijker? Een directeur die hun taal spreekt, die het gezellig houdt, die niets afpakt. En daarnaast een activist die in duidelijke bewoordingen zegt dat hun middagje Blijdorp eigenlijk niet deugt. Is dat wat je wilt horen, als je uitgeput op de bank zit met een bord eten na een lange kutdag op werk? Jij… met een dochter die dol is op die schattige pinguïns die jullie laatst in Amersfoort bezochten?
Veel mensen met een huisdier, of een abonnement op de dierentuin, zien zichzelf als dierenvriend. Ze kunnen dan wel dagelijks met een gehaktbal op schoot zitten, maar bij beelden van een mishandelde hond of een beer aan een ketting vloeien de tranen zonder schaamte. Ze doneren gul aan campagnes met zielige muziek en grote, smekende ogen. Ze voelen iets. En dat gevoel is oprecht.
Jaap wil huisdieren “loslaten”, Erwin wil geen dieren meer in dierentuinen. Maar wie lijkt er dan echt meer van dieren te houden? De man die zegt dat we huisdieren moeten loslaten en dieren niet in gevangenschap mogen houden? Of degene die een groot deel van zijn salaris uitgeeft aan hypoallergeen hondenvoer?
De toon maakt meer kapot dan je lief is
Hoe je iets vertelt, is minstens zo belangrijk als wát je vertelt. Mensen moeten je geloven, iets van je aan wíllen nemen. En dat is eigenlijk absurd, want het zou om de inhoud moeten draaien. Om argumenten, feiten, waarden. Maar nee, het draait om geloofwaardigheid, oprechtheid…of in elk geval de indruk daarvan.
Afgelopen week zagen we daar weer een fraai voorbeeld van tijdens het inmiddels beruchte ‘lintjesdebat’ (waar ik in mijn nieuwsbrief uitgebreider op inga). In de plenaire zaal ging het er heftig aan toe, niet over beleid of visie, maar over een minister die het had nagelaten om een aantal vrijwilligers te decoreren. Een debat vol gespeelde of oprechte emotie…wie zal het zeggen…terwijl in een achterzaaltje het gesprek over stikstof doordreutelde, over een onderwerp dat wél toekomstbepalend is. Het zegt veel over de hiërarchie van aandacht in politiek en media: beeld boven inhoud. Toon boven impact. En het erge is: het werkt. Zelfs bij mij.
Ik werd bijvoorbeeld onlangs geraakt door het optreden van Dion Graus tijdens het wolvendebat. Ja, het ging alle kanten op. Ja, hij riep dingen die kant noch wal raakten. Ja, hij maakte zulke bizarre bewegingen met zijn schouder dat het überhaupt moeilijk was te volgen wat hij nou stond te vertellen. Maar hij klonk oprecht. Zijn frustratie over de politiek waar hij zélf deel van uitmaakt, zijn uitgesproken liefde voor dieren…het raakte me. Meer dan het optreden van Ines Kostić van de Partij voor de Dieren, terwijl ik inhoudelijk natuurlijk veel dichter bij diens standpunten sta. Die bijdrage…degelijk en correct…miste de emotie van een Dion. En ook ik, de zelfverklaarde rationele idealist, ben blijkbaar niet immuun voor de macht van beeldvorming. En dat werkt twee kanten op.
Want net zo goed als ik me laat raken door oprechte emotie, ben ik allergisch voor het tegenovergestelde: de zelfverzekerde, belerende toon van mensen die denken het beter te weten. En het is menselijk om je daartegen te verzetten. Althans, dat is wat ik mezelf altijd vertel. Als iemand die zijn hele leven al een diep wantrouwen koestert jegens alles wat naar autoriteit ruikt, weet ik precies hoe het voelt om acuut de andere kant op te willen rennen zodra iemand met een opgeheven vinger staat te preken.
Mijn Ons ego houdt niet van correctie. Liever werpen we een rookgordijn van verontwaardiging op dan dat we toegeven dat die irritante betweter misschien een punt heeft. Koppigheid als zelfbescherming. Het is gewoon makkelijker om boos te worden op degene die je confronteert met je gedrag, dan om onder ogen te zien dat je jarenlang dingen hebt gedaan waar je eigenlijk niet trots op hoeft te zijn.
Bij mij werkt het precies zo: vertel me hoe ik moet denken, doe dat op een toon die me niet ligt… en ik duik linea recta de andere kant op. Daarom heb ik ook een diepgewortelde allergie ontwikkeld voor Deugneuzen66 en alles wat in beleidsdocumenten met zelfingenomen flair als ‘vooruitgang’ wordt verkocht.
Ik hoef daarbij alleen maar terug te denken aan dat moment in de inmiddels beruchte Kaag-documentaire, waar ze in een dienstauto verzucht: “Wie zíjn toch die mensen?” …terwijl ze letterlijk wordt rondgereden door iemand die waarschijnlijk zélf tot die mensen behoort. En dan snap ik ineens waarom mensen, uit pure frustratie, op Baudet stemmen. Of de BBB, of de PVV. Natuurlijk heeft Kaag gelijk in haar afkeer van partijen als FVD. Maar is de oplossing dan om vanuit je elitaire bubbel, omringd door privileges, met dedain te spreken over precies de mensen die zich juist dáárom tot zulke partijen wenden? Baudet heeft die avond vermoedelijk een fles champagne ontkurkt.
D66… wat een teringvervelende partij is dat toch. Maar waarom daar nu nog woorden aan vuil maken, denk je misschien? Omdat ik…jawel…onlangs weer een stuk voorbij zag komen met de kop: “Jetten stoft pleidooi D66 voor halveren veestapel af”
Het halveren van de veestapel
Ooit door Tjeerd de Groot het land in geslingerd om de boeren een flinke schrik aan te jagen: de veestapel moet gehalveerd worden. En aangezien het met D66 niet bepaald lekker loopt in de peilingen, lijkt het ze op het partijkantoor blijkbaar een goed moment om die zin weer eens af te stoffen. Hoppa! Nog wat olie op het steeds groter wordende vuur. Lekker daadkrachtig doen! We gaan eens flink snijden in… oh ja… levende wezens.
Want dat is waar die koelbloedig geformuleerde ‘veestapel’ uit bestaat: miljoenen gevoelige, bewuste individuen. En die ga je dan halveren? Gewoon: bam, weg ermee. Alsof het om een getal op een spreadsheet gaat.
Ook hier kun je je afvragen: wie lijkt er meer van dieren te houden? De gladgestreken partijpop die met droge ogen zegt dat “de veestapel moet worden gehalveerd”? Of de boer die in tranen beweert van zijn koeien te houden… ook al stuurt hij ze op een dag naar de slacht?
Laat ik één ding duidelijk maken: er zit een wereld van verschil tussen Jaap Korteweg, Erwin Vermeulen en Rob Jetten. De eerste twee hebben zichtbaar liefde voor dieren en zetten zich oprecht in om een eind te maken aan een ziek systeem. De derde? Die lijkt vooral thuis te oefenen op ingestudeerde zinnen voor de spiegel, om ze vervolgens zogenaamd bevlogen op te lepelen…zolang het maar past binnen het progressieve beleidsproza van zijn partij, en goed scoort bij NRC-lezers.
Wat ze echter wél gemeen hebben, is dat hun boodschap vaak knetterhard binnenkomt. Weg met huisdieren. Weg met dierentuindieren. Weg met veedieren. Het klinkt allemaal zo kil, afstandelijk en streng.
Waar is de liefde?
Gelijk hebben is geen superkracht
Ik weet het hoor. Al die kritiek. Al dat commentaar. Op anderen. Op partijen. Op activisten die te veel roepen. Op activisten die te weinig roepen. Op Rutger Bregman. Op Jaap Korteweg. Op vegetariërs. Op politici. En nu ook nog op mensen die opkomen voor de dieren. En dan verbaasd zijn dat niemand meer wil luisteren.
Ja… ik bén vervelend. Ik ben die gast die je een compliment geeft omdat je ‘een paar keer per week plantaardig eet’… om vijf minuten later te vragen: “Ja maar… wáárom dan niet altijd?” Ik ben die veganist die je aankijkt alsof je net een moord hebt gepleegd, omdat je een McPlant bestelt bij McDonald’s. “Je weet toch dat je daarmee nog steeds een bedrijf steunt dat miljarden verdient aan dierenleed?” Ik ben die principiële dwarsligger die zelfs bij vleesvervangers zijn wenkbrauwen optrekt. “Aha, ja… goed hoor… maár waarom eet je niet gewoon bonen? Zit vaak veel zout in die vleesvervangers.”
Ik wil alles. En ik wil het nu. Maar ik wil het ook goed. En op mijn manier. En ik wil dat jij het óók doet. Maar dan ook echt. Niet half. Niet een beetje. Helemaal. Meteen. Alles anders. Alles perfect. Ik ben echt teringvervelend.
Met mij omgaan kan behoorlijk vermoeiend zijn. Voor anderen. En voor mezelf. Want het vreet energie. Het jaagt mensen weg. En het leidt zelden tot het gesprek dat ik eigenlijk wil voeren. Ik ben teringvervelend.
Laatst probeerde ik het anders. Ik ging online in gesprek met een carnist die iets hatelijks had gezegd. Ik stelde vragen. Bleef beleefd. Empathisch, dacht ik. Maar zelfs dan glipt die belerende toon er zó weer in. Voor je het weet ben ik weer de betweter. Want ja… het ís gewoon zo. De feiten zijn wat ze zijn. En ik wil dat je het ziet.
Maar misschien… heel misschien… zit er meer kracht in een ander soort gelijk. In een gelijk dat niet per se wordt gewonnen met volume, maar met verbinding. Als ik echt verandering wil, moet ik misschien bij mezelf beginnen. Hoe zorg ik dat ik wél gehoord word, zonder meteen weerstand op te roepen? Hoe kan ik minder vervelend worden… zonder minder uitgesproken te zijn?
Misschien is dát wel de opdracht waar ik….waar we als vegans voor staan. Niet zachter worden in onze principes, maar warmer in onze benadering. Niet minder fel, maar wel uitnodigender. Want ik wil niet alleen gelijk hebben. Ik wil dat er iets verandert. En voor echte verandering is gelijk hebben simpelweg niet genoeg.
Tussen liefde en logica
Hoe kan het eigenlijk dat boeren zichzelf blijven zien…of worden neergezet…als mensen die van hun dieren houden? Hoe kan iemand met een parkiet in een te kleine kooi, een konijn in een kaal hok, een hond die nauwelijks buiten komt, of een kat die jaar in jaar uit met nierfalen op goedkoop supermarktvoer wordt gezet… vol overtuiging zeggen dat ze van dieren houden?
Waar is de verwondering bij iemand als Erwin over hoe magisch het is om een olifant van dichtbij te kunnen observeren? Waar is bij Jaap het besef dat er niets mooiers bestaat dan de band tussen mens en hond? En waar is bij politieke partijen het inzicht dat een 'veestapel' geen statistiek is, maar bestaat uit miljoenen voelende individuen? Dieren die niet om hun bestaan hebben gevraagd, maar die…nu ze er zijn…simpelweg willen leven.
Hoe we effectief in gesprek kunnen met de carnist… ik weet het nog niet. Wat ik wél weet, is dat de manier waarop ík dat gesprek aanga, niet altijd helpend is. In toon. In timing. In houding. En dus ook in effect.
In het vervolg op dit stuk…dat over twee weken verschijnt…doe ik een poging om radicaal anders te kijken. Naar de vraag: Wat als we morgen allemaal vegan zijn? Wat doen we dan met de dieren die er nog zijn? Hoe zorgen we voor hen? Hoe leven we mét hen? En hoe geven we liefde en zorg een grotere rol in onze benadering dan gelijk en confrontatie?
Want waar gelijkhebben vaak tekortschiet… kan warmte misschien wél het verschil maken.