Tot Hier en Morgen Niet Verder
In mijn vorige stuk, De Toon die Niemand Raakt, schreef ik over iets wat me al langer bezighoudt: de manier waarop we als veganisten onze boodschap brengen. Want hoewel ik er rotsvast in geloof dat die boodschap inhoudelijk klopt… dat het systeem waarin dieren worden gebruikt, uitgebuit en gedood fundamenteel onrechtvaardig is…vraag ik me steeds vaker af of de toon waarin we die boodschap gieten en de manier waarop we dat doen, wel echt helpt. Of we mensen raken. Of we ze in beweging krijgen. We hebben het gelijk aan onze kant…maar gelijk hebben is niet genoeg…dat is inmiddels wel duidelijk. Ik vind daarom dat wij ook kritisch moeten kijken naar onszelf of de manier waarop “de strijd” aangaan de juiste is.
Geen idee hoe het met jou zit, maar ik wil niet decennia afwachten tot het kwartje misschien ooit valt. Tot mensen het zelf gaan zien. Tot de politiek durft. Tot kinderen van nu opgroeien met betere normen. Nee. Ik wil dat het stopt. Morgen nog. Voor de dieren die nú nog lijden. Niet alleen voor hun soortgenoten in een toekomst die wij zelf misschien nooit zullen meemaken.
Tegelijkertijd ben ik realistisch genoeg om te beseffen dat de wereld van morgen nog geen veganistische zal zijn. Daarvoor zitten zowel het systeem als de mens voorlopig nog te veel in de weg. En ik denk dat de meeste mensen en organisaties die zich inzetten voor een veganistische wereld dat ook weten. Iedere veganist weet dat de wereld mogen geen veganistische is. We weten dat niet alleen…maar accepteren het ook. Waar we nu staan…met de 1% van de wereldbevolking die vegan is…is het makkelijker om het gegeven te omarmen: dat we pas over honderd jaar met walging, verdriet en spijt zullen terugkijken op wat wij mensen de dieren hebben aangedaan, dan om écht te geloven in een wereld die morgen al vegan is.
Misschien is het zelfs makkelijker om je dag door te komen als je die hoop loslaat. Als je accepteert dat je morgen op de snelweg weer een vrachtwagen vol varkens zult tegenkomen, dan is de klap minder hard wanneer je hem daadwerkelijk ziet…dan had je er tenminste al rekening mee gehouden. En…dat snap ik. Voor je eigen mentale gezondheid is het misschien beter om je vast te houden aan die logische redenering. Maar toch ben ik mij gaan afvragen of juist dat accepteren niet in de weg staat van de wereld die we zeggen te willen? Is het niet precies dát wat maakt dat we ons steeds meer gaan schikken in een pad van geleidelijkheid, van compromis, van “een beetje minder erg”? Dat we onszelf verliezen in het systeem waar we eigenlijk uit willen stappen?
In Door de Bubbel, tot de Wereld zich Wendt schreef ik al over de verschillende fronten waarop hard wordt gewerkt om de wereld plantaardiger en diervriendelijker te maken. En wat daarin opvalt, is hoe vaak er netjes binnen de lijntjes van bestaande systemen wordt gekleurd. Er wordt gewerkt ín het systeem, en meegewerkt aan datzelfde systeem. Met uitzondering van activisten die hun eigen vrijheid op het spel zetten…door dieren te bevrijden of beelden naar buiten te brengen die het systeem in zijn naakte realiteit tonen… lijkt de meerderheid vooral te opereren op manieren die het bestaande niet echt verstoren. En hoe zou het ook anders kunnen? Het alternatief is je afkeren van regels en zekerheden, en een revolutie ontketenen. Maar om een revolutie te beginnen, hebben we wel iets meer troepen nodig.
En begrijp me niet verkeerd: ik zeg niet dat allemaal voor niets is…dat het zinloos is. Integendeel. Dankzij al die initiatieven staat het woord ‘vegan’ inmiddels op bijna elk supermarktlabel. Heeft ieder restaurant een veganistische een optie. Het heeft impact. Het is nodig. Essentieel zelfs. Maar het is wél de weg van de lange adem. En als je onderdeel bent van het systeem, moet je verdomd scherp blijven. Want voor je het weet, word je niet alleen genegeerd door dat systeem… maar ook gebruikt.
Hartjes op je melk, bloed aan je handen
Laatst zag ik een reclame voor een relatief nieuw melkmerk: Kalverliefde. Die naam alleen al laat mijn bloed koken. “Wij doen het anders,” zeggen ze. De kalfjes mogen langer bij hun moeder blijven na de bevalling: tweeënhalve maand voor de meisjes, één maand voor de jongens (goh, waarom zouden de jongens eerder weg moeten?). Kijk je op hun website, dan word je bedolven onder hartjes, zachtroze kleuren en woorden als “liefde,” “respect,” en “natuur”. Alles om te suggereren dat hier iets goeds gebeurt. Iets moois. Iets liefs. Textbook welfare washing, als je het mij vraagt.
Maar iets verderop op de site viel me iets op dat me echt verbaasde. In de nieuwsrubriek stond tot mijn verbazing letterlijk als kop: “Wakker Dier staat ook achter Kalverliefde.” Is dit echt iets waar Wakker Dier de naam aan verbind?! What the fuck. Hoe sluit een merk als Kalverliefde in hemelsnaam aan bij de waarden die Wakker Dier zegt te verdedigen?
Nergens lees je dat de mannelijke kalfjes na die dertig dagen alsnog naar het slachthuis worden gebracht. Nergens lees je dat de vrouwelijke kalfjes eenzelfde lot wacht als hun moeders: jarenlang vastgezet in een systeem van dracht, scheiding, uitputting en uiteindelijk… de dood. Wat je wél leest, zijn warme teksten, feelgoodbeelden en een verhaal dat je als consument geruststelt: zie je wel, het kan ook anders. Het kan ook goed. Je hoeft je nergens schuldig over te voelen. Drink maar lekker…toe maar…
In plaats van consumenten aan te moedigen om de stap naar plantaardig te zetten, halen dit soort bedrijven… met een duwtje in de rug van organisaties als Wakker Dier…de urgentie uit het verhaal. Ze geven twijfelaars precies wat ze nodig hebben om te blijven doen wat ze altijd al deden. Maar dan met een iets beter gevoel. Gewoon een beetje vriendelijker. Hoe fijn is dat: de supermarkt uitlopen zonder schuldgevoel, met drie sterren op je karbonade en hartjes op je pak melk. Hoe versnelt dit de zaak? Hoe zorgt dit ervoor dat een veganistische wereld dichterbij komt?
Wakker Dier werkt in dit geval… bewust dan wel onbewust… niet mee aan de afbraak van het systeem, maar juist aan de instandhouding ervan. En dat vind ik problematisch. Laat me duidelijk zijn: ik draag Wakker Dier een warm hart toe. Ik steun het merendeel van hun acties en waardeer hun inzet enorm. Ze maken veel los, en zonder hen zou het dierenwelzijnsdebat in Nederland er anders uitzien. Maar precies daarom is het zo belangrijk dat ze hun geloofwaardigheid bewaken. Het complimenteren van “A-merk” kazen of initiatieven als Kalverliefde ondermijnt die geloofwaardigheid. Want zolang we dit soort “halve” stappen blijven vieren als vooruitgang, blijft het echte doel…een einde aan het gebruik van dieren…onzichtbaar op de horizon..
Minder leed is…um…ja…nog steeds leed..toch?
Het is een pragmatische benadering: het stopt niet? Oké… dan maar iets minder leed, iets betere zorg voor de dieren. We sluiten een compromis. Deze aanpak vertrekt vanuit het geloof dat de wereld voorlopig nog niet veganistisch zal zijn… in ieder geval niet morgen. Het is de route van de lange adem. Stapje voor stapje, beetje bij beetje, het systeem hier en daar wat bijschaven… tot het op een dag misschien anders is. Misschien. Bij gebrek aan een concreet alternatief wordt het steeds meer een doel op zich: optimaliseren wat eigenlijk onhoudbaar is. En ja… dat klinkt logisch. Strategisch. Verstandig zelfs.
Maar het betekent óók iets anders. Het betekent dat we, door in te zetten op geleidelijke verandering, stilzwijgend accepteren dat de dieren die vandaag nog steeds de wereld in worden gefokt… ook vandaag nog steeds worden uitgebuit. Worden gebruikt. Worden gedood.
En meewerken aan dat systeem…hoe pragmatisch ook… is in essentie een moreel mijnenveld. Want we hebben het hier niet over het uitfaseren van iets triviaals, zoals plastic rietjes of benzineauto’s. We hebben het over het uitfaseren van leed. Van gevangenschap. Van individuen met gevoel, bewustzijn, karakter.
De strijd die nu gevoerd wordt, lijkt niet gevoerd te worden voor de dieren die nu leven. Maar voor een abstract toekomstbeeld, waarin toekomstige dieren hopelijk niet meer worden geboren in dit systeem. En daar heb ik toch wel wat moeite mee. Want dat is niet waarvoor ik wil strijden. Ik wil dat het nu stopt. Voor de dieren die vandaag lijden. Niet straks. Niet ooit. Dat zijn wij klotemensen ze moreel verplicht.
Ik herhaal het nog maar eens: als het je écht om het dier te doen is, dan kun je niet leven met een strategie die hun lijden nog decennia laat voortduren. Dan móét je zoeken naar een manier waarop we niet alleen stoppen met schade aanrichten, maar ook beginnen met goed doen voor de dieren die het slachthuis nog niet hebben bereikt. Maar ja…hoe doen we dat? Wanneer ik die vrachtwagen met varkens… die we blijven tegenkomen op de snelweg…zou proberen te stoppen, de truck zou hijacken en de varkens mee zou nemen… naar huis, of weet ik veel waarheen… dan beland ik in de bak en verleng ik waarschijnlijk alleen maar hun lijdensweg. Ik heb het antwoord dus niet hoe we de boel kunnen versnellen, maar ik wil het wél proberen te vinden.
Om een antwoord te vinden op die vraag, ga ik nog even door met analyseren wat we nu eigenlijk fout doen. En dan blijf ik toch nog even hangen bij die route van de lange adem… want wat is eigenlijk het eindstation van die route? Dat alle dieren die we het leven in hebben gefokt langzaam uitsterven? Dat we uiteindelijk terechtkomen in een wereld zonder koeien, zonder varkens, zonder kippen, zonder paarden… zonder de dieren die we, hoe je het ook wendt of keert, ooit zélf aan ons hebben verbonden? Tot er op een dag alleen nog mensen over zijn? Wat een treurig vooruitzicht.
Veganisme is het begin, niet het eindpunt
Wat maakt dat ik het niet alleen belangrijk vind om zélf veganistisch te leven, maar ook hoop dat steeds meer mensen die keuze maken? Er zijn genoeg redenen om over te stappen op een veganistische levensstijl. Maar voor mij begon het bij de dieren die lijden onder ons handelen. Onschuldige wezens die zóveel beter verdienen dan hoe wij ze behandelen. Ze zijn kwetsbaar, zuiver, onafhankelijk… en toch volledig overgeleverd aan onze keuzes. Ze vragen niet om compassie… ze dwingen het af. En precies daarom besloot ik: ik doe niet meer mee. Maar het duurde wel even voordat ik besloot niet meer mee te doen…
Dieren zijn altijd een deel van mijn leven geweest. Met dank aan mijn ouders, die me leerden om respect te hebben voor dieren… niet in woorden, maar in daden. Mijn vader nam gewonde duiven mee naar huis om ze in het schuurtje te laten herstellen, en liet ze daarna weer los bij de kinderboerderij waar we dan nog even gingen kijken bij de bokjes. Als er een muis in huis zat, werd er geen gif gestrooid. Dan probeerde je hem te vangen, en als dat niet lukte, dan maar gewoon beter je broodkruimels opruimen. Geen morele les uit een boek. Je deed gewoon geen dieren pijn. Punt.
En misschien was het daardoor dat ik me zo makkelijk kon verbinden aan dieren… niet als soort, maar als individu. Niet als “de hond” of “de kat”, maar als wie ze zélf waren. Elk dier dat mijn pad kruiste had een eigen blik, een eigen stem, een eigen aanwezigheid. En hoe ouder ik werd, hoe meer ik me realiseerde hoe vanzelfsprekend die verbondenheid voor mij was… en hoe zeldzaam dat voor anderen leek te zijn. Ik heb mijn leven gedeeld met honden en katten die me stuk voor stuk iets leerden over karakter, vertrouwen, liefde en autonomie.
Rakker was koppig en wantrouwig naar onbekenden, sliep op mijn bed als ik niet thuis was, was zelfverzekerd, elegant en lief. Joey liet zich in elke plas water vallen, sprong in iedere sloot, wilde het liefst de hele dag knuffelen en klom bij onweer bovenop me. Flippo (’90s kid, hè) kon urenlang op je buik liggen, zijn kop in je nek, speeksel uit zijn mondhoek druipend over je schouder van pure ontspanning. Elke avond tikte ik met een lepel tegen een blikje kattenvoer om hem naar binnen te lokken… in de angst dat hij anders de hele nacht zou verdwalen in de wijk. Tessa was zacht en voorzichtig, trok vooral naar mij toe, was graag op zichzelf. Ze lag tegen me aan met haar hoofdje op mijn onderarm. Niet schaamteloos bovenop me zoals Flippo, maar altijd op zoek naar nabijheid.
Ze hadden elk hun eigen karakter. Een eigen blik. Een eigen manier van zijn. En juist die eigenheid maakte het voor mij onmogelijk om dieren nog als ‘iets’ te zien, in plaats van als ‘iemand’. Die verbondenheid… die herkenning van wie ze zijn… maakte het des te pijnlijker om het leed te aanschouwen van dieren die verder van mij af stonden. Waarom heeft het dan toch zo lang geduurd voordat ik volledig stopte met meewerken aan de exploitatie van dieren?
De stap naar veganisme is geen gemakkelijke. De hele maatschappij is immers ingericht op precies het tegenovergestelde… probeer daar maar eens tegenin te gaan. Zelf heb ik me nooit helemaal thuis gevoeld in deze wereld. Ik kon goed meedoen, en het leek vaak alsof ik er prima tussen paste. Maar vanbinnen? Ging ik kapot. Het was een voortdurende worsteling tussen meelopen met de massa en het instinct om daar juist tegenin te gaan. Toen ik uiteindelijk de stap naar veganisme zette, vielen er plotseling allerlei puzzelstukjes op hun plek. Alsof ik eindelijk een manier had gevonden om in de wereld te staan die klopte met wie ik vanbinnen altijd al was. Maar dat heeft dus wel (te) lang geduurd.
Want als zelfs ík… iemand die van jongs af aan een sterke band voelde met dieren, walging voelde bij boter, kaas en eieren, nog nooit een Big Mac heeft aangeraakt omdat ik rundvlees een raar idee vond, boos werd van stierenvechten en wist wat zich afspeelt in de bio-industrie… pas na het lezen van een boek definitief die stap zette… hoe moeilijk is het dan voor iemand die wél goed mee kan draaien in het systeem? Die niet wringt, niet twijfelt, niet uit de pas loopt? Het begint dan wel bij veganisme, maar hoe kom je daar in hemelsnaam sneller? Geen idee…laat ik voor nu nog even bij mijn eigen reis blijven…ik noem veganisme een beginpunt…wat komt daarna dan precies?
Veganisme is voor mij een vertrekpunt om écht anders te leven. Om niet alleen de uitbuiting van dieren af te wijzen, maar me ook te verzetten tegen al het andere waar ik nooit deel van wilde zijn. Om niet alleen in mijn keuzes, maar in mijn hele manier van leven afstand te nemen van wat als normaal wordt gezien. Daardoor ben ik mij ook steeds meer gaan beseffen dat veganisme alleen dus niet genoeg is.
Voor nu blijf ik nog even bij de dieren…ik heb meer met dieren dan de meeste mensen. En daarom wringt het idee van ‘uitfaseren’ zo hard. De gedachte dat alle dieren die we nu massaal onderdrukken, door moeten lijden en langzaam moeten verdwijnen… tot we uiteindelijk een wereld hebben waarin dieren alleen nog bestaan in het wild, of in geschiedenisboeken… die gedachte stuit me tegen de borst. Niet omdat ik vast wil houden aan bestaande systemen… integendeel… ik wil er juist van af. Wij mensen moeten leren dat “progressie” niet heilig is. De antwoorden op de vraag hoe we als mens een gelukkig leven kunnen leiden, zijn allang bekend: eenvoudiger leven, verbondenheid met anderen, veel buiten zijn, zingeving vinden, gezond eten, en in harmonie samenleven met onze omgeving…mens én dier. In harmonie leven met de dieren waarmee we samenleven, betekent niet dat we ze langzaam moeten laten verdwijnen… maar dat we verantwoordelijkheid nemen. De dieren die wij het bestaan in hebben gefokt, hebben daar niet om gevraagd. Dus is het aan ons om voor hen te zorgen. Niet naast dieren. Niet zonder dieren. Maar mét dieren.
En als het argument is dat we dat ecologisch niet aan kunnen…okay…waarom faseren we dan geen mensen uit? Wij hebben de boel verneukt toch? Een stuk minder mensen lost meer op dan een stuk minder dieren….
Stoppen met…en beginnen met
Is minder of geen dier… automatisch minder of geen leed? En is dat eigenlijk wel het juiste doel? Of zouden we ons niet veel beter moeten richten op een radicaal andere vraag: hoe kunnen we morgen al sámenleven met de dieren die er zijn?
Ik was zelf al een eind op weg met die gedachte. Ik zat te broeden op ideeën, nieuwe regels, een andere manier van denken. Want ergens voelde ik al: het kan anders. Het móét anders. Maar toen ontdekte ik dat dat werk eigenlijk allang gedaan was. In 2011 schreven de Canadese politicologen Sue Donaldson en Will Kymlicka een boek dat precies daarover gaat: Zoopolis.
In Zoopolis stellen ze dat we niet alleen moeten stoppen met het gebruiken van dieren, maar dat we hen actief moeten erkennen als politieke wezens. Als leden van onze samenleving. Ze maken onderscheid tussen drie groepen: huisdieren zien ze als medeburgers, wilde dieren als soevereine naties, en gedomesticeerde dieren als bewoners met verblijfsrechten. Geen uitsterven dus, maar sámen leven. Met rechten, ruimte en respect.
Ze hebben precies opgeschreven wat ik in mijn eentje zat te bedenken, op mijn zolderkamer… maar dan verder, dieper, scherper, filosofisch én praktisch onderbouwd. En dat maakt hoopvol. Want het alternatief is er dus wél. Het wordt alleen nog veel te weinig gehoord. Te weinig besproken.
Ik ben ervan overtuigd dat het anders kan. Dat het niet hoeft te stoppen bij stoppen. Dat het verhaal tussen mens en dier niet hoeft te eindigen in afstand, in afscheiding, in uitsterving… maar opnieuw geschreven kan worden. Vanuit verbondenheid. Vanuit nabijheid.
En hoe dat er dan uit zou kunnen zien? Hoe dat samenleven er in mijn hoofd uitziet? Daarover… in deel 2.