Brave New Food
De plantaardige voedselrevolutie ligt onder vuur. Na het Brusselse voornemen om woorden als burger, filet en stick te reserveren voor wie dieren “laat” doden, volgde al snel onze eigen NVWA met haar nationale kruistocht om gehakt te maken van plantaardig gehakt. Maken mag nog wel… het zó noemen niet. Dat zou in strijd zijn met een wet uit de jaren negentig… een wet die ooit werd ingevoerd als reactie op de gekkekoeienziekte. Een ziekte, geboren uit menselijk hoogmoed…uit het waanidee dat je van een herbivoor een kannibaal kunt maken door koeien te voeren met… koeien. Met meel van vermalen karkassen, hersenen, merg en botten. Dieren die ooit rustig graasden, veranderden langzaam in schimachtige wezens. Ze wankelden op hun poten, draaiden met holle ogen, raakten in paniek bij het minste geluid. Hun spieren trilden, hun kaken verstrakten, hun hersenen veranderden letterlijk in een spons. Ze konden niet meer lopen, niet meer eten, niet meer begrijpen wat er met hen gebeurde. Een levende nachtmerrie, veroorzaakt door één simpele, maar fatale gedachte: dat winst belangrijker was dan natuur.
Deze mensgemaakte kannibalenkoorts verspreidde zich razendsnel… van stal naar bord, van rund naar mens. Een onzichtbaar eiwit…geen virus, geen bacterie, maar een ontspoord stukje materie dat zich langzaam door hersenen vrat, tot er niets dan gaten overbleven. Wereldwijd stierven ruim tweehonderd mensen aan deze ziekte… een stille plaag die de mens zijn eigen hoogmoed liet proeven.
Om herhaling te voorkomen werd in Nederland in de jaren negentig een wet in het leven geroepen, bedoeld om consumenten te beschermen tegen besmet vlees en frauduleuze vleesproducten. Een wet die de mens moest beschermen tegen zichzelf…tegen zijn eigen zucht naar efficiëntie.
Van “kwaadaardige plantaardige bestanddelen” was destijds geen sprake. Tofu was nog een curiositeit, tempeh een Indonesisch raadsel. Groenteburgers bestonden wel, maar vormden geen enkel gevaar voor een industrie die niet diep genoeg kon buigen om dieren te blijven exploiteren voor maximale winst.
Maar bijna dertig jaar later ziet de wereld er anders uit. De schappen liggen vol met plantaardige alternatieven van het “echte” product, en vandaag wordt diezelfde wet handig van stal gehaald om een heel andere dreiging te bezweren…geen ziekte, geen besmetting, maar iets wat nét iets te veel begint te lijken op hun eigen bloederige waar.
Het zijn opzichtige aanvallen van een industrie die geen concurrentie duldt…een sector die, nu de druk op de ketel toeneemt, de strijd niet langer enkel voert op inhoud, maar ook op taal. Niet om die te veroveren…die slag is allang gestreden…maar om haar bezit veilig te stellen. Want wie de taal bezit, hoeft de werkelijkheid niet te veranderen. En dus worden niet alleen dieren, maar ook begrippen in kooien gestopt. De vleesindustrie hoeft de wereld niet meer te domineren, ze beschrijft haar…en daarmee beheerst ze haar volledig.
Eerst roofden ze de aarde leeg, daarna de dieren, en nu bewaken ze, met dezelfde ijzeren logica, de woorden waarmee wij over beide proberen te spreken.
De exploitatie-industrie doet er alles aan om de plantaardige revolutie tot stilstand te brengen…of op z’n minst flink af te remmen. De vraag is alleen of de agro-industrie daar nog wel veel voor hoeft te doen. De vleesvervangersindustrie lijkt ook zónder de plaagstootjes van haar leedveroorzakende concurrent al moeite genoeg te hebben om overeind te blijven. De vaart is eruit, het momentum verdampt. De belofte van een nieuwe voedselorde, ooit springlevend en vol idealisme, wankelt nu op haar eigen benen van erwteneiwit en sojabonen.
Sinds 2023 zien we een duidelijke vertraging in de markt voor vleesvervangers. Waar de verkoop tussen 2020 en 2022 nog met dubbele cijfers groeide, is die opmars nu tot stilstand gekomen… hier en daar zelfs omgeslagen in daling. In Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk lopen de cijfers terug: vegaburgers, gehackt, vegan shoarma… het verkoopt allemaal wat minder gretig. Alleen plantaardige zuivel en kant-en-klaarmaaltijden weten nog een bescheiden groei vast te houden.
De oorzaken zijn voorspelbaar en pijnlijk. De prijs blijft te hoog vergeleken met “echt” vlees. De smaak overtuigt zelden. De supermarktschappen puilen uit van producten die elkaar kopiëren in plaats van verbeteren. En de innovatie… ooit het kloppend hart van de beweging… lijkt opgedroogd sinds de gloriedagen van Beyond Meat en Impossible Foods.
Zelf ben ik nooit een groot voorstander geweest van vleesvervangers. Iedere keer dat ik zo’n plantaardige imitatie op mijn bord heb liggen, vraag ik me na de laatste hap af waarom ik dit überhaupt eet. Meestal doe ik het uit gemak… of omdat ook in mij nog ergens dat oude stemmetje fluistert dat een burger op een broodje “eten” is. Een paar balletjes door de spaghetti, een snelle burger op de barbecue in de zomer… en ja, dan at ik weleens die burger van Beyond Meat.
Lekker vind ik het niet. Sterker nog: die Beyond Meat-burger laat me altijd achter met een nare smaak in mijn mond… letterlijk én figuurlijk. Ik voel me er niet verzadigd door, niet gevoed, niet sterker of energieker. Precies zoals het “origineel” dat vroeger ook nooit bij me deed. Het is in mijn ogen simpelweg bewerkt spul in een nieuw jasje. Troep, maar dan plantaardig verpakt.
Niet alleen in mijn ogen is het troep. South Park legde het jaren geleden al genadeloos bloot in de aflevering Let Them Eat Goo. Tijdens de schoollunch krijgt Cartman ineens vis en wat groente voorgeschoteld in plaats van de vertrouwde sloppy joe’s. De leerlingen hadden namelijk geklaagd: ze wilden gezondere en duurzamere opties. Cartman raakt compleet over de rooie…zó erg zelfs dat hij een hartaanval krijgt. Het ironische is dat hij daarmee precies bevestigt waarom die gezondere opties nodig zijn.
Na een tweede hartaanval besluit de school tot een compromis: ze gaan in zee met een “goo man”, een briljante parodie op de oliemagnaat Daniel Plainview uit There Will Be Blood. Deze man produceert “goo”… duurzame, plantaardige, ultrabewerkte substantie waar je alles van kunt maken: burgers, worst, kipstukjes… noem maar op. Incredible Meats verschijnt vanaf dat moment op het schoolmenu. Cartman, die van niets weet, eet het zonder problemen op. Hij heeft niet door dat hij geen echt vlees krijgt.
Pas wanneer Butters gewetensbezwaren krijgt en hem de waarheid vertelt, komt Cartman verhaal halen. Maar op het einde van de aflevering gebeurt iets onverwachts: Cartman biedt zijn excuses aan. Niet omdat hij ineens de voordelen van plantaardig eten inziet… maar omdat hij gerustgesteld is. Hij dacht dat de school hem wilde dwingen gezond te eten, maar nu weet hij dat het gewoon dezelfde ultrabewerkte rotzooi is… “the same processed crap that comes in a box.” En dat is precies wat hij wil. Het maakt hem niets uit hoe zijn troep wordt gemaakt, zolang het maar troep blijft die hij kan blijven eten.
En dáár zit de pijn. Want ja…plantaardige vleesvervangers zijn gezonder dan de producten die ze vervangen. Maar gezónder betekent nog niet gezond. Troep blijft troep, ook als het moreel verantwoord is vormgegeven en in een groene verpakking zit.
En dus vraag ik me af hoe erg het eigenlijk is dat die namen straks verboden worden. Ik vraag me zelfs af of we niet nóg een stap verder moeten gaan. Misschien moeten we niet alleen de naam verbieden… maar het hele product.
Brave New Food
De vleesvervanger is essentie een technologisch antwoord op een moreel probleem. De vleesvervanger wil niet de mens veranderen, maar zijn geweten geruststellen. Het moet sissen als vlees, bloeden als vlees, ruiken als vlees, kauwen als vlees… maar dan zonder het dier. De morele schuld wordt uitbesteed aan de wetenschap: laat de machine het maar oplossen.
Een vleesvervanger is daarmee het ultieme compromis. De belofte dat we de wereld kunnen redden zonder iets te hoeven laten. Een plantaardige poging om, zoals de Engelsen zeggen, to have your cake and eat it too. Wij hoeven niets te veranderen…alleen maar de ingrediëntenlijst te herschrijven. Alsof de toekomst niet vraagt om andere keuzes, maar om een betere imitatie van wat we al kenden. De vleesvervanger is het product van een mens die weigert te veranderen, maar wel gezien wil worden als iemand die dat doet. Een technologische illusie, ontworpen voor wie zijn moraal wil behouden zonder de gevolgen te voelen. Wie de wereld wil redden zonder zijn gedrag aan te passen.
Het is Brave New Food: een wereld waarin ethiek wordt ingeruild voor efficiëntie, waarin we met volle mond roepen dat we “goed bezig” zijn. De vleesvervanger is niet het begin van een revolutie, maar het hoogtepunt van onze morele vermoeidheid. Want als de plantaardige voedselrevolutie écht afhankelijk is van vervangende producten die hetzelfde moeten smaken én heten, zijn we wat mij betreft bij voorbaat verloren. De vleesvervanger vervangt vlees niet; hij normaliseert vlees. We zeggen feitelijk: tuurlijk…“echt voedsel” bloedt, glimt van het vet, laat een ranzige nasmaak achter, heeft de vezelstructuur van weefsel dat ooit warm was en ademde, met kraakbeen dat meegeeft tussen je kiezen en sappen die je bord roze kleuren. En als je denkt dat ik overdrijf, lees dan even quote van de CEO van Beyond Meat, Ethan Brown, op je inwerken:
“The real test for us is to make each of our platforms… beef, pork and poultry… indistinguishable from animal protein. How do you make a raw chicken breast with the translucent skin, the color transition that occurs? Steak, given its distribution of fat and protein, and, of course, bacon? Those three things are the holy grail.”
Rauwe kipfilet namaken… dát is het doel, dát is de toekomst, dát is de zogenoemde plantaardige voedselrevolutie. We willen steak: rood van binnen, glanzend van het vet, met witte adertjes die bij het snijden openspatten. We willen bacon: krullend in de pan, spetterend vet dat je huid brandt, zilt, knapperig en doordrenkt van dezelfde walging die we ooit vooruitgang zijn gaan noemen. En als we dat niveau van perfectie bereiken…als we het vlees dat we ooit wilden overstijgen tot in de poriën kunnen reconstrueren… dan, zo beloven we, zijn we er.
Maar zijn we dat echt? Kan iemand alsjeblieft even afstand nemen en zich afvragen wat we hier precies aan het doen zijn? Is dít het narratief waar we onze toekomst aan willen ophangen…een toekomst waarin empathie is vervangen door efficiëntie, en morele vooruitgang wordt berekend in mondgevoel en marge? Is dit het verhaal dat dieren uit hun kooien gaat bevrijden… of bouwen we juist een nieuwe kooi, glanzend van staal en soja, waar de mens zichzelf in opsluit… tevreden, verzadigd, en moreel verdoofd?
Een vleesvervanger is het ultieme symbool van alles wat er mis is met de mens. We erkennen dat het anders moet… voor de dieren, voor het klimaat, voor onze gezondheid… maar we willen er niets voor inleveren. Het kan zo inderdaad niet langer met die bio-industrie! Ze verzinnen maar wat zodat het oplost! Maar tot die tijd…geef me nu die gehaktbal en bel me zodra er iets van soja is wat er op lijkt!
Iedereen die de weg van de vleesvervanger volgt, doet dat vanuit wantrouwen in de mens. Vanuit de overtuiging dat de massa te dom, te gemakzuchtig of te geconditioneerd is om ooit écht andere keuzes te maken. Dus laten we haar niet opvoeden, maar geruststellen. Niet veranderen, maar verleiden. In hun streven het vlees te overstijgen, hebben de makers van de vleesvervanger zich juist aan het vlees onderworpen. Ze hebben niet de mythe doorbroken, maar haar zorgvuldig nagebouwd… met vezels, vetlagen en bloed dat uit de pan sijpelt. Ze geloven de vleeseter te kunnen overtuigen door zijn taal te spreken, maar vergeten dat die taal zélf de ketting is. De vleesvervanger wil de mens bevrijden van het dier, maar houdt hem gevangen in het verhaal dat hij zonder vlees niet kan leven.
De Kip is een Plantvervanger
Er bestaat geen mythe die zo hardnekkig is als die van de mens als vleeseter. Alsof we geboren zijn met een mes in onze hand en een kip op ons bord. Alsof de natuur zelf ooit bepaald heeft dat ons geluk afhangt van dode dieren en hun bijproducten. Vlees voor kracht, melk voor sterke botten, eieren voor gezondheid…het zijn de sprookjes waarmee we onszelf wijs hebben gemaakt dat uitbuiting een vorm van zelfbehoud is. En wie weigert daarin mee te gaan, wie weigert te eten wat ‘natuurlijk’ zou zijn, wordt gezien als de afwijking, de zonderling, de veganist die tegen de natuur in leeft.
Maar wie even afstand neemt, ziet hoe absurd dat beeld werkelijk is. We lijken in niets op de roofdieren waarmee we ons graag verwant verklaren. We hebben geen klauwen om te verscheuren, geen tanden om te scheuren, geen reukvermogen dat opbloeit bij de geur van bloed. Zet een mens voor een karkas, en hij walgt; zet hem voor een boom vol fruit, en hij eet. Om dieren te kunnen eten hadden we technologie nodig…speren, messen, vuur. Zonder vuur geen vleeseter, zonder werktuig geen jager. We hebben de natuur niet gevolgd, we hebben haar omzeild.
Vlees eten is niet iets wat wij zijn, het is iets wat we zijn gaan doen. En dat deden we niet uit overvloed, maar uit nood. Toen droogte en kou onze voorouders verhinderden planten te vinden, aten ze wat overbleef: dieren. Dood, rauw, taai… maar vol calorieën. Vlees was ooit een toevlucht, geen traditie. Een overlevingsstrategie die we zijn gaan verwarren met identiteit. De mens is geen jager, maar een rechtoplopende herbivoor die met techniek en gewoonte zijn natuur heeft verdoofd. Een kat jaagt instinctief op muizen, een hond op hazen… maar de mens moest eerst vuur, gereedschap en verbeelding uitvinden om te kunnen eten wat zijn lichaam van nature helemaal niet eens bedoeld is te verwerken.
En dat geldt niet alleen voor vlees, ook zuivel volgt hetzelfde patroon van vervreemding. Melk drinken van een ander zoogdier is niet natuurlijk, het is cultureel aangeleerd opportunisme. In tijden van mislukte oogsten dronken we melk om te overleven. De meeste mensen kunnen het niet eens verteren: buikpijn, diarree, krampen. Alleen in Europa ontstond door een genetische fout een groep mensen die wél lactose kon verwerken… en dat toeval is sindsdien verheven tot traditie, industrie, identiteit.
Eieren kwamen erbij als extra overlevingsstrategie. Toen kippen werden gedomesticeerd, werden hun eieren gezien als nuttige bijvangst…vet en eiwit in tijden van schaarste. Maar wat ooit noodzaak was is uiteindelijk de norm geworden. Een norm die niet normaal is.
De mens is niets meer dan een handige herbivoor. Een opportunist die zijn natuur opzijzette om te overleven. Maar schaarste is voorbij. We kunnen de hele wereld voeden met planten…voedzamer, eerlijker, schoner. En dus is het misschien tijd om te erkennen wat vlees werkelijk is: een plantvervanger.
Plantenvervangers zijn inefficiënte bronnen van voedingsstoffen die altijd al in planten zelf zaten. Neem kipfilet… het schoolvoorbeeld van wat wij een ‘mager stuk vlees’ noemen. Een plak spierweefsel vol eiwitten, wat vet, en de schijn van gezondheid. Maar wat is die kipfilet eigenlijk? Een dier dat maandenlang is vetgemest met soja, maïs en graan…allemaal planten. Diezelfde planten die wij ook hadden kunnen eten, maar eerst door een kip laten halen. De kip eet dus plantaardige eiwitten, zet die om in dierlijk eiwit, en wij eten vervolgens de kip. Dat is alsof je water via een omweg door zand laat sijpelen, om daarna het modderrestant op te drinken. De kip is dus niets meer dan een inefficiënte vertaler van plantaardig voedsel naar dierlijk vlees.
En die omweg komt ons duur te staan. Kippenvlees bevat wel eiwitten, maar draagt tegelijkertijd een pakket risico’s met zich mee dat we steevast negeren: verzadigd vet dat de bloedvaten vernauwt, cholesterol dat zich ophoopt in onze slagaders, en een voedingsprofiel dat allesbehalve beschermt tegen de ziekten die onze samenleving teisteren. Waar wij denken een “mager” stuk gezondheid te kopen, kopen we in werkelijkheid iets heel anders: een verhoogd risico op hartziekten, diabetes type 2 en chronische ontstekingen. Kippenvlees mist de vezels die onze darmen nodig hebben, bevat geen antioxidanten die ons beschermen, en levert geen enkel van de plantenstoffen waar ons lijf op gebouwd is… stoffen die de kip nota bene zélf binnenkrijgt door… planten te eten.
En dan hebben we het nog niet eens over het morele failliet achter dat stukje vlees. Miljoenen dieren die worden opgehokt, opgeblazen, vervormd door selectief fokken, uitgeput en uiteindelijk geslacht… alléén omdat wij weigeren te eten wat zij eten. Kip is geen voedsel. Kip is geen gezondheid. Kip is een inefficiënte omweg, een tragische tussenpersoon tussen mens en plant…een dier dat zelf leeft op de voeding die wij zélf zouden moeten eten.
Door vleesvervangers te maken, vertellen we een verhaal waarin de mens niet zonder vlees kan. We geven toe aan een mythe die we zélf hebben gecreëerd. Een vleesvervanger voor een product dat zélf ooit de vervanger was van precies datgene waar de vervanger van gemaakt is…dat is niet revolutionair, dat is krankzinnig.
Laten we de kans die de agro-industrie ons, onbedoeld, aanreikt niet onbenut laten… de kans om eindelijk het ware, eerlijke verhaal te vertellen. Het verhaal van aarde, water en zonlicht. Van een zaadje dat ontkiemt, een stengel die groeit, een plant die voedt. Meer heeft de mens nooit nodig gehad.
De Walnoot of de Plantvervanger
Onze buurman heeft een walnotenboom, waarvan een deel over onze moestuin helt. Aan het begin van de herfst lagen er honderden walnoten op de grond…een deel voor de vogels en muizen, en een deel voor ons. Nu ken ik de walnoot al mijn hele leven: dat je hem moet kraken om bij de schat te komen, dat hij goed is voor het hart en de hersenen… “hersenvoer”, omdat de noot zelf lijkt op wat hij voedt. Maar wat ik me nooit had gerealiseerd, is dat die bekende, harde dop óók nog eens een jasje draagt: een dikke, groene bolster, zacht van buiten maar taai en plakkerig van binnen.
Om de walnoot te kunnen eten, moest ik eerst leren wachten. Eerst drogen, dan pellen… en dat laatste is een langzaam en vingerzwart makend werkje. De buitenste schil bevat een donkere, bijna inktachtige substantie, die zich vastzet in je huid om je eraan te herrineren dat voedsel arbeid vraagt. De natuur beschermt wat waardevol is, en de walnoot is daar het toonbeeld van: twee lagen bescherming om één kern van leven. De bolster tegen de regen, de dop tegen de knagers, de bittere smaak tegen wie ongeduldig proeft.
Die gelaagde bescherming is geen verspilling…het is samenwerking. Terwijl de bolster afvalt en verteert, voedt ze de grond waarin nieuwe scheuten kunnen groeien. De eekhoorn verstopt de noten voor later, vergeet de helft, en plant zo onbewust een bos. De walnoot deelt zijn rijkdom, maar dwingt je er wel voor te werken. Alleen wie geduld heeft, krijgt toegang.
De afgelopen weken heb ik bijna dagelijks buiten gezeten, tussen de geur van natte aarde en gevallen bladeren, walnoten pelend tot er alleen nog de dop met de noot overbleef. Soms een half uur, soms langer. Het is een eenvoudig ritueel, maar een rijk gevoel…om met je handen te werken aan iets wat je voedt, om langzaam te zien hoe arbeid verandert in inzicht. Hoeveel bescherming één noot nodig heeft om te bestaan.
Walnoten zijn, zoals Dr. Michael Greger schrijft, de koningen onder de noten. Ze bevatten alfa-linoleenzuur…plantaardige omega-3… en verlagen het risico op hartziekten, diabetes en zelfs depressie. Slechts een handjevol per dag is al genoeg om het cholesterol te verbeteren en ontstekingen in het lichaam te verminderen.
Mijn walnoten koop ik doorgaans gedachteloos in een zak uit de supermarkt… glanzend, licht geroosterd, keurig verpakt in kleurig plastic. Ze lagen altijd klaar wanneer ik ze wilde, en dus waardeerde ik ze nooit echt. Wat geen moeite kost, beklijft niet. Nu, met zwartgeblakerde vingers en notendoppen om me heen, proef ik iets anders: niet alleen de noot, maar het verhaal eromheen.
De walnoten die ik nu ’s ochtends aan mijn havermout toevoeg…ook die uit de winkel… smaken anders. Want ik weet inmiddels wat eraan voorafgaat: de bloem, de windbestuiving, de vrucht die langzaam rijpt in de zon. Een walnotenboom heeft vijftien tot twintig jaar nodig voordat hij zijn eerste echte oogst geeft. Vijftien jaar zorg, weer en wind, om één handje noten voort te brengen. En die noten voeden mij nu…met vetzuren voor mijn hersenen, antioxidanten voor mijn hart, mineralen voor mijn cellen. Ik eet dus niet zomaar een walnoot. Ik eet jaren zonlicht, regen, aarde en tijd.
Misschien klinkt dit allemaal wat zweverig. Of misschien lees je dit en denk je: hoe kán iemand pas op zijn veertigste ontdekken dat een walnoot een bolster heeft? Maar waar het mij om gaat, is niet de walnoot zelf…het is wat ze blootlegt. Wij mensen weten niet meer wat voedsel is. Niet waar het vandaan komt, wat eraan voorafgaat, wat het doet… of wat het met ons dóet. We eten zonder te begrijpen. We vertrouwen verpakkingen, slogans, labels. En ondertussen weten we van alles een beetje, en van niets het geheel.
Ik durf wel te stellen dat het merendeel van de mensen denkt dat vis ‘gezond’ is vanwege de “goede vetten”. Omega-3, heet het dan…en dat is waar. Maar de vis is niet de bron. De vis is slechts een tussenstation. Die vetzuren komen niet uit de vis, maar uit de algen die de vis eet. Algen zitten vol met EPA en DHA… de bouwstenen van wat wij “visvetzuren” noemen. De vis eet de planten die ons lichaam nodig heeft…en wij eten de vis, in plaats van gewoon de planten te eten waar ons lijf werkelijk naar verlangt.
Vis is dus niets meer dan een plantvervanger. En een slechte vervanger…een inefficiënte, zwaar vervuilde vertaler tussen ons en de zee. Waarom zouden we niet rechtstreeks naar de bron gaan? Waarom zouden we de vis nog als tussenpersoon gebruiken, als we alles wat hij eet zelf kunnen eten… nori, chlorella, lijnzaad, chiazaad, walnoten. Allemaal plantaardige bronnen van omega-3…zonder de nadelen van de vis.
Dr. Michael Greger schrijft in How Not to Die dat vis voor het menselijk lichaam veel zwaarder is om te verwerken dan we ooit hebben willen erkennen. Niet omdat het “vetarm” of “licht verteerbaar” zou zijn, maar juist omdat het dat níét is. Visvlees is van nature rijk aan cholesterol, bevat geen vezels, en levert een pakket verzadigde vetten dat rechtstreeks bijdraagt aan het dichtslibben van onze bloedvaten. Het is voedsel dat ons lijf moet zien te wegwerken, niet iets waar het op gebouwd is.
Daar komt bij dat vissen levende filters zijn…dieren die hun bestaan doorbrengen met het opnemen, vasthouden en concentreren van alles wat in de oceaan drijft. En dan heb ik het nog niet eens over kwik, dioxines en andere zware metalen die zich opstapelen in hun weefsels… het soort gif waar wij pas last van krijgen als het al jaren in onze cellen ligt opgeslagen.
Vis is paradoxaal voedsel: het bevat een aantal stoffen die ons lichaam nodig heeft, maar diezelfde vis verpakt die stoffen in een product dat onze nieren zwaar belast. De nieren…die kleine, stille zuiveraars in ons lichaam…moeten keihard werken om het zout, de cholesterol en de biologische afvalstoffen uit vis te verwerken. Wie regelmatig vis eet, verhoogt daardoor zijn bloeddruk, veroudert zijn bloedvaten sneller en belast zijn nieren op een manier die op termijn schade achterlaat.
Kort samengevat: vis is niet gezond omdat het vis is, maar ondanks het feit dat het vis is. Wat waardevol is in de vis komt uit planten. Wat schadelijk is, komt uit het dier.
Maar wie weet dit nog? Niemand. Vraag een kind wat het leert over voeding, en het zal misschien zeggen dat het zijn bordje groente moet leegeten omdat het “goed voor je is”… niet omdat het begrijpt waarom. Het eet uit plicht, niet uit inzicht. En alleen met tegenzin, omdat er daarna ijs beloofd wordt. Vraag een collega waarom ze tijdens de lunch filet americain op haar brood smeert…rauw vlees, vol zout, verzadigd vet en bacteriën… en ze zal je aankijken alsof jíj gek bent. Een glazige, licht vijandige blik, alsof je iets heiligs hebt aangeraakt. Praat met iemand die al jaren probeert af te vallen, en niet begrijpt waarom het niet lukt, terwijl ze de dag begint met een “magere” yoghurt vol suiker, een energiereep “met extra proteïne” tussendoor, en ’s avonds een “gezonde” maaltijdsalade uit plastic…
We weten niet meer wat voeding is. We zijn het contact kwijtgeraakt met de oorsprong van wat ons in leven houdt. En terwijl we steeds harder zoeken naar gezondheid in poeders, diëten en beloftes, vergeten we het eenvoudigste: dat echte voeding groeit, niet gemaakt wordt. Dat het lichaam geen techniek vraagt, maar waarheid. En zolang we die waarheid niet meer herkennen, eten we niet om te leven…maar eten we onszelf langzaam kapot.
Het Lichaam als Slachthuis
Oké mensen…ik ben geen vegan meer. Mijn lichaam ging achteruit, ik was moe, futloos, mijn haar viel uit, mijn huid was grauw, en ik voelde me leeg van binnen. En daarom… daarom ben ik nu overgestapt op het carnivoor dieet! Alleen maar vlees, eieren en boter. Geen groenten, geen fruit, geen granen… puur, primitief, oervoeding.
Oké…ik geef toe…in het begin was het wel even wennen: wekenlang geen ontlasting…en als er eindelijk iets kwam, leek het alsof je een stuk verkoold leer uit je lijf perst. Je nieren werken overuren, je adem ruikt naar rotte kaas en ammoniak, je cholesterol schiet door het dak… maar hé, je voelt je zó levend!
Ongetwijfeld heb je bovenstaande in wat voor vorm dan ook weleens voorbij zien komen op de socials. Ex-vegans die een 180 maken en plots alleen nog maar rauw vlees eten. Het carnivoordieet is de nieuwste religie voor wie in het oude geloof teleurgesteld is. Maar het carnivoordieet is geen op zichzelf staand raadsel, maar slechts één hoofdstuk in het steeds grotesker wordende dieet-evangelie van onze tijd. We worden omringd door voedingssektes: de fruitariërs, die het lichaam aanbidden als een tempel van suiker. De keto-aanhangers, die geloven dat verzadigd vet een spirituele snelweg naar gezondheid is. De paleo-predikers, alsof je pas écht gezond bent als je leeft als een holbewoner met een iPhone en een koelkast vol grasgevoerd rund. En dan heb je nog het mediterraanse dieet, de zelfverklaarde “gulden middenweg”…een glas wijn, een stukje vis, wat olijfolie en vooral heel hard tegen jezelf zeggen dat je goed bezig bent.
Iedereen eet anders. En iedereen zoekt de oplossing steeds verder in het extreme en dat verbaast me niet. De mens is een zieke soort geworden. Te dik, te moe, te vol, te leeg. Ons eten maakt ons ziek, en onze zieke lichamen zoeken naar wondermiddelen. Naar antwoorden en oplossingen. En als we die niet vinden, dan kopen we ze…verpakt in een cursus, een potje, een plan. Influencers, artsen, diëtisten, supplementenmerken… ze staan in de rij om ons te “redden”. Iedereen heeft een waarheid te koop. Iedereen heeft een dieet dat nu écht werkt.
We zoeken niet naar gezondheid.We zoeken naar geruststelling. We willen niet genezen, we willen bevestiging.
En dus verschijnen ze, als voorspelbare plotwendingen in een verhaal dat we allang kennen: de ex-vegans. Mensen die ooit de dieren wilden redden, maar nu vooral zichzelf proberen te redden van hun eigen kortstondige discipline. Neem Miley Cyrus…de popster die ooit verkondigde “voor de planeet en de dieren” vegan te zijn, maar vervolgens de wereld in slingerde dat ze ermee stopte omdat ze “haar hersenen voelde afsterven zonder vis”.
Een zin die alles zegt. Niet over veganisme, maar over het onvermogen van de mens om verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen “onwetendheid”. De activistische veganist zal dit nu lezen en roepen: “Juist! Daarom moeten we het níét over voeding hebben, maar over dieren! Veganisme gaat niet over gezondheid, het gaat over ethiek!” En ja… veganisme gaat over dieren. Maar het raakt óók direct aan wat we eten. En laat dát nu precies het krachtigste wapen zijn dat we hebben: laten zien dat je geen enkel dier nodig hebt om te floreren.
Miley, ooit vegan “voor de dieren”, werd ex-vegan “voor haar gezondheid”. Waarom? Omdat ze dacht dat ze een tekort had aan omega-3… en daarom vis móést eten. Wat een bullshit. Miley Cyrus is niet gestopt met veganisme omdat ze omega-3 tekortkwam. Miley Cyrus is gestopt omdat ze vis wilde eten. Punt. Je gaat mij niet vertellen dat niemand in haar entourage…een team van personal chefs, artsen, trainers, voedingsdeskundigen, supplementadviseurs en Hollywood-wellness-guru’s…haar had kunnen wijzen op algenolie, lijnzaad, chiazaad, walnoten, hennepzaad, of eender welke plantaardige bron van omega-3. Dit is geen onwetendheid. Dit is gemakzucht. Dit is egoïsme verpakt als medische noodzaak.
Ze gebruikte “tekort aan omega-3” simpelweg als lulsmoes om terug te vallen in gedrag dat ze nooit echt had losgelaten. Het morele jasje ging uit zodra het even kneep. Miley werd geen ex-vegan omdat veganisme haar ziek maakte, maar omdat ze geen verantwoordelijkheid wilde nemen voor wat ze zelf niet begreep wílde begrijpen. En dat zegt niet alleen iets over haar, maar over een samenleving die haar dat excuus zonder blikken of blozen laat wegkomen.
Niemand vraagt: “Waar heeft ze het in godsnaam over? Omega-3 komt niet uit vis… maar uit planten, verdomme!”
Als we echt iets willen veranderen, moeten we niet alleen uitleggen waarom het moreel verkeerd is om dieren te eten… maar ook waarom het lichamelijk, evolutionair en biologisch volstrekt krankzinnig is. We moeten het over beide hebben: dier én plant. We moeten laten zien dat de ethiek en de biologie aan dezelfde kant staan.
Kijk naar de cijfers. Eén op de twee mensen krijgt kanker. Eén op de drie krijgt diabetes type 2. Zestig procent van de volwassenen is te zwaar. Hartziekten blijven doodsoorzaak nummer één. En we nemen dit maar als een waarheid…ach ja…we worden allemaal wat ouder en dan hoort het erbij dat kanker ook toeneemt…terwijl…we sterven niet aan pech of erfelijkheid…maar aan wat we op ons bord leggen!
En terwijl de mensheid steeds dikker, zieker en uitgeputter wordt, blijven we geloven dat het antwoord in medicijnen ligt. Pillen tegen bloeddruk, poeders tegen vermoeidheid, injecties tegen obesitas. We behandelen symptomen, maar weigeren het systeem te veranderen.
En dat systeem is gebouwd op vlees, zuivel en eieren… de drie pijlers van onze collectieve aftakeling. We eten het vet van angst, het vlees van pijn, de melk van uitputting. We eten de angst van dieren, en noemen het kracht. We eten hun lichamen, en noemen het traditie. Maar wij, plantaardige eters, weten beter! Wij hebben het antwoord in handen. Geen pil, geen poeder, geen hype, maar planten. Planten zijn het antwoord!
In How Not to Die laat Dr. Michael Greger zien…aan de hand van duizenden studies, niet met slogans… dat het lichaam floreert op planten. Dat elke ziekte die ons bedreigt, afneemt of verdwijnt wanneer we terugkeren naar wat de natuur ons altijd al bood. Groenten, fruit, peulvruchten, volle granen, zaden, noten. Geen geheim, geen uitvinding, geen supplement. Gewoon planten.
De mens wordt ziek van wat we de dieren aandoen, en gezond van wat we de mens hadden kunnen laten eten. Waar de carnivoor zweert bij bloed, heeft de veganist het leven zelf op zijn bord. En toch… in plaats van die waarheid te verspreiden, houden we met onze vleesvervangers precies het verhaal in stand dat ons ziek maakt.
De vleesvervanger is niet de oplossing. Het is het symptoom van een mens die weigert te veranderen. We hebben een kans om een ander verhaal te vertellen… niet dat van het dier dat lijdt, of van de mens die ziek is, maar van de plant die ons beiden kan redden.
Geen vleesvervanger, maar verhaalvervanger
Heb je weleens écht boerenkool gezien? Niet de gehakte, verpakte snippers uit de supermarkt… maar de plant zelf, in al haar trots en grootsheid. Boerenkool, zoals ze bedoeld is: een levende sculptuur, geworteld in aarde.
Ze staat daar, fier en onverzettelijk, met haar dikke stengel als een stam, en haar bladeren als uitwaaierende handen die het licht vangen. Elke bladnerf tekent zich af als een rivier van leven; de randen krullen als golven van marmergroen. In de ochtenddauw glanzen haar bladeren alsof ze van fluweel zijn, en in de winter, als de kou haar kust, verdiept haar kleur tot bijna blauw.
Er zit iets majesteitelijks in boerenkool. Ze is geen slanke schoonheid zoals spinazie of sla; ze is een ruwe koningin, een oermoeder van voeding. Waar andere planten sterven bij de eerste nachtvorst, bloeit zij op. Hoe kouder het wordt, hoe zoeter haar smaak. Ze staat daar, tegen de wind in, onverstoorbaar… alsof ze zegt: kom maar, winter, ik ben niet bang.
Er is niets verfijnds aan haar, en dat is juist haar grootsheid. Boerenkool is aarde in bladvorm, de kracht van zonlicht vertaald in vezel en chlorofyl. Een plant die niet vraagt om luxe, maar enkel om ruimte en tijd. Ze groeit langzaam, traag en standvastig…net als alles wat de moeite waard is.
Wie haar ooit in volle glorie heeft gezien, begrijpt dat dit geen “groente” is, maar een levensvorm met karakter. Een plant die zich niet laat dwingen tot haast of gemak. Ze eist aandacht. Ze herinnert ons eraan dat voeding niet uit plastic komt, maar uit geduld…uit het ritme van regen, licht en kou.
Wanneer je haar dan, maanden later, oogst…dat eerste mes door het blad laat glijden… ruik je de aarde zelf. Rauw, kruidig, eerlijk. Boerenkool heeft iets oers. Geen plant vertelt zó veel over wie we ooit waren, en wat we onderweg zijn vergeten.
Het is niet voor niets dat boerenkool de afgelopen jaren tot “superfood” is verheven… een modieus woord voor iets wat al eeuwen gewoon uit de grond komt. Boerenkool zit vol vitamine K, A en C, rijk aan ijzer, calcium, antioxidanten en vezels. Ze versterkt het immuunsysteem, helpt bij de ontgifting van het lichaam en verlaagt de kans op hart- en vaatziekten. Met andere woorden: boerenkool geneest wat ons moderne leven ziek maakt.
Wij Nederlanders zijn boerenkooleters…daar zijn we letterlijk groot mee geworden. Maar de boerenkool zoals wij die eten, is er eentje met twee gezichten. Aan de ene kant de voedzame, zuivere kracht van de plant… en aan de andere kant de verstikkende rookworst die er standaard naast ligt. Rookworst: samengeperst dierenvlees, doordrenkt met zout, verzadigd vet, conserveermiddelen en rookaroma’s… een symbool van traditie dat in werkelijkheid niets anders is dan gecultiveerd bederf. Voor de mens betekent het een verhoogd risico op hartfalen, diabetes en darmkanker; voor het dier betekent het simpelweg leed.
En wat doen we om dat op te lossen? We ontwerpen een plantaardige worst die er precies zo uitziet, smaakt en ruikt. Alsof de verlossing te vinden is in de illusie. Terwijl we ook iets anders zouden kunnen doen: leren koken. Leren begrijpen wat voedsel werkelijk is. Leren wat je nog meer aan je stamppot kunt toevoegen behalve spek en worst. Tempeh, bijvoorbeeld… een oud Indonesisch gerecht van gefermenteerde sojabonen. Geen imitatie, geen masker, geen rookaroma dat een leegte moet verbergen. Tempeh voedt. Door de fermentatie zit het vol probiotica, bevat het beter opneembare eiwitten, veel B-vitamines, ijzer, calcium en magnesium, én werkt het ontstekingsremmend. Een van de weinige plantaardige producten met een compleet aminozuurprofiel, en juist daarom een krachtpatser die je lichaam begrijpt. Kruiden, bakken, marineren… en je hebt iets dat niet op vlees lijkt, maar beter smaakt dan wat het “vervangt”. Tempeh is eerlijk. Het doet niet alsof. En dat is precies het verhaal dat we zouden moeten vertellen. Ik eet geen vlees omdat het niets met voeding te maken heeft, maar alles met ellende. Waarom zou ik dat willen vervangen?
De afgelopen maanden had ik, eerlijk is eerlijk, weer wat vaker vleesvervangers op mijn bord. En hoewel mijn geweten er niet onder leed, merkte ik dat mijn lichaam er niet beter van werd. Vermoeid, zwaar, futloos. Tot ik mij opnieuw verdiepte in het werk van Dr. Michael Greger… en het gevoel terugkeerde dat ik had toen ik zijn boek How Not to Die voor het eerst las: het besef dat gezondheid geen mysterie is, maar een keuze.
Ik begon opnieuw met de Daily Dozen… Greger’s eenvoudige, briljante systeem van twaalf dagelijkse voedingsgroepen: bessen, bonen, bladgroenten, zaden, noten, volkoren granen, kruisbloemigen, specerijen, en beweging. Geen dieet, maar een richtingaanwijzer naar vitaliteit. Na een paar dagen voelde ik het verschil alweer. Geen vettige nasmaak meer in mijn mond, geen trage spijsvertering, geen loom hoofd. Maar een schoon, helder, fris gevoel.
Wij horen ons niet slecht te voelen. De natuur zorgt ervoor dat dat niet nodig is. Alles wat we nodig hebben groeit al om ons heen. Dus waarom… waarom blijven we vasthouden aan het verhaal dat ons ziek maakt? Waarom vertellen we niet het ware verhaal… het verhaal van de plant?